TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS
euro 15,-. Tel.: 020-668 58 66
Nu de ‘hoge’ en de ‘lage’ cultuur steeds meer vervlochten raken, is de volkskunde een serieuzer onderwerp van studie geworden. Volksfeesten en volksdansen worden bestudeerd alsof het leven ervan afhangt: elke uiting van de ‘gewone’ man wordt met sympathie in kaart gebracht. Maar ik kan de gedachte nooit van me af zetten dat het bij al die volksfeesten en al dat volksdansen lulligheid troef is.
Met verwondering lees ik dan ook in het Tijdschrift voor sociale geschiedenis (2003-2), in een overigens uitstekend artikel van Barbara Henkes over het volkskundig echtpaar Van der Ven-ten Bensel, hoe de vrouw van het duo zich stort op volksdansen. De Brits georiënteerde Elise van der Ven-ten Bensel raakte in de jaren twintig van de vorige eeuw in de ban van de volksdans. In 1933 schreef ze een boek onder de sprekende titel De Volksdans herleeft!.
Het boek verscheen op een moment dat in Nederland (en West-Europa) een discussie was ontstaan over de ‘dierlijke’ dans, die onder invloed van jazzmuziek zijn intrede had gedaan. De volksdans zou een ‘gezond’ tegenwicht bieden tegen deze zedenverwildering. Ten Bensel geloofde zelfs dat volksdansen de politieke tegenstellingen zou overwinnen. ‘Nazi’s, fascisten, communisten, sinnfeiners en aanhangers van verschillende politieke systemen zullen broederlijk te zamen dansen,’ schreef Ten Bensel in 1935.
D.J. van der Ven was meer op Duitsland gericht. In dat land nam het volksdansen onder de nazi’s een hoge vlucht. Enthousiast begroette het echtpaar het ‘Wereldcongres voor Ontspanning en den Vrijen Tijd’ dat in 1936 in Hamburg werd gehouden. Maar Van der Ven weigerde vooralsnog te aanvaarden dat de volksdans een uiting was van de superioriteit van het zogenoemde ‘Noordras’, zoals de nazi’s wilden doen geloven.
De van der Vens vreesden een Duitse inval, maar draaiden na mei 1940 als een blad aan de boom om. Ze werkten samen met de bezetter en hechtten nu wel belang aan het begrip ras. Kwam die ommezwaai voort uit louter opportunisme, uit argeloosheid of uit puur eigenbelang? Volgens Henkes was het echtpaar zo in beslag genomen door zijn strijd voor de herleving van de volkscultuur dat het zichzelf beschouwde ‘als culturele hogepriesters, onafhankelijk van ”de” politiek’.
Dit artikel is exclusief voor abonnees