Home The making of Aletta Jacobs

The making of Aletta Jacobs

  • Gepubliceerd op: 2 september 2009
  • Laatste update 06 feb 2024
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 14 minuten leestijd
The making of Aletta Jacobs

Aletta Jacobs doorbrak academische en politieke barrières: ze was de eerste vrouwelijke arts in Nederland en leider in de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Dat zij kon uitgroeien tot een icoon van het feminisme werd echter mede mogelijk gemaakt door een drietal progressief liberale mannen.

Op 27 september 1919 stond een kleine vrouwelijke gestalte op het podium van het Concertgebouw in Amsterdam. Van de statige trappen aan weerszijden daalde een stoet in het wit geklede kinderen naar haar af, ze legden bloemen aan haar voeten. De vrouw had even daarvoor de zaal toegesproken. Vreest niet de Vrouw der toekomst, Broeder!’ Het was de speech van een triomfator geweest, en nu ontving ze de bijbehorende huldiging.

In mei had de Tweede Kamer de Nederlandse vrouw met 64 stemmen tegen 10 het kiesrecht gegeven, in juli was de Eerste Kamer gevolgd. Daarmee was het doel van de zesentwintig jaar eerder opgerichte Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVVK) bereikt, en dat werd groots gevierd. Met als vanzelfsprekend middelpunt dr. Aletta H. Jacobs, het boegbeeld van de Nederlandse suffragettes.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een kleine negentig jaar later zou zij een van de weinige vrouwen in de vaderlandse geschiedeniscanon zijn. En inderdaad was ze een fenomeen. De eerste vrouw die officieel aan een Nederlandse universiteit werd toegelaten, de eerste vrouwelijke promovendus, de eerste vrouwelijke arts en, naar eigen bewering, de eerste dame op de schaats op de Amsterdamse grachten. Om nog maar te zwijgen over haar inspanningen om vrouwen van voorbehoedsmiddelen te voorzien en winkelmeisjes recht op een stoel te geven.

In mei had de Tweede Kamer de Nederlandse vrouw met 64 stemmen tegen 10 het kiesrecht gegeven, in juli was de Eerste Kamer gevolgd.

Zo kijkt men vanuit het heden het liefst naar haar: als een verzameling wapenfeiten, een icoon van de strijd voor de onafhankelijkheid van de vrouw. Het was iets wat er al van jongs af aan in zat. Het lag eenvoudigweg niet in Aletta’s karakter om zich te voegen naar de heersende beperkingen voor vrouwen. Toen ze zichzelf eens, een tiener nog, bij een mannelijke kennis had uitgenodigd – wat regelrecht tegen de mores inging –, schreef ze hem: ‘Ik hoor je nu reeds zeggen, Letje heeft altijd gotspes.’

Toch is dit niet het hele verhaal achter de gestalte op het podium. In haar toespraak richtte ze zich, over de hoofden van de aanwezige vrouwen heen, ook tot de man. ‘Vreest niet de Vrouw der toekomst, Broeder!’ Strategisch slim, maar het paste ook bij haar levenshouding en persoonlijke geschiedenis. Want Aletta Jacobs had veel, zo niet alles te danken aan een paar haar welgezinde mannen. Mannen die haar niet alleen hadden geïnspireerd en gestimuleerd, maar ook actief de weg voor haar hadden bereid en haar soms zelfs letterlijk in de gewenste richting geduwd.

Gezondheidsleer

Letje Jacobs werd geboren in 1854 en wist al heel vroeg wat ze wilde worden. Dat was meteen haar grootste ‘gotspe’. Het meisje nam geen voorbeeld aan haar moeder Anna, die met elf kinderen een druk huishouden bestierde, maar aan haar vader Abraham, plattelandsdokter in Sappemeer, en haar dertien jaar oudere broer Julius, die aan de medische faculteit in Groningen studeerde.

‘Uren achtereen kon ik doodstil zitten luisteren naar hunne gesprekken, die meestal liepen over interessante ziektegevallen in het Groninger hospitaal of over belangwekkende dingen uit vader’s praktijk. Natuurlijk begreep ik niet de helft van ’t geen door het tweetal werd behandeld. Toch boeide mij het onderhoud zoo, dat ik er mijn makkertjes, mijn speelgoed zelfs voor in de steek liet. Van mijn zesde jaar af heb ik steeds met de meest mogelijke beslistheid verklaard, dat ik, net als pa en Julius, dokter wou worden,’ schreef de zeventigjarige Aletta Jacobs in haar Herinneringen. Misschien een wat geromantiseerde versie, maar de dingen die volgden ontkennen de kern ervan niet.

Abraham Jacobs was een liberaal met een grote verering voor Thorbecke. Hij deed niets om het meisje te doordringen van de onmogelijkheid van haar wens. Integendeel, schreef ze later: ‘Vader liet mij kalm begaan en moedigde mijn denken in die richting zelfs aan. Had ik om de een of andere reden vrij van school, dan mocht ik hem vergezellen naar de afgelegen hofsteden, waar zijn patiënten wachtten.’

Aletta’s vader was een vooruitstrevend man, zowel op het gebied van de gezondheidsleer – zijn eigen kinderen moesten bijvoorbeeld dagelijks looptrainingen en gymnastiekoefeningen doen – als dat van de opvoeding. Onderscheid tussen zijn zoons en dochters werd door hem niet gemaakt.

Moeder Anna Jacobs was daar veel conventioneler in. Letje moest gewoon naar de jongedamesschool. Maar na twee weken had het kind er genoeg van om volgens de etiquette handen te leren geven en netjes te leren buigen. Het gevolg was dat haar dag voortaan over de twee invloedssferen in huize Jacobs verdeeld werd: overdag huishoudelijke training bij moeder, ’s avonds van vader les in vreemde talen. Het lijkt meer een huwelijkscompromis te zijn geweest dan een serieus opvoedkundig plan.

Stampvoetend dorpsmeisje

Het duurde dan ook niet lang of het ging mis. Het meisje werd somber en stil, en broedde stiekem plannen uit om als jongen verkleed aan te monsteren op een schip naar Amerika, waar ze koetsier zou worden. Moeder deed nog een concessie door haar dan maar bij een modiste in de leer te doen – het meiske kon immers zo aardig poppenkleertjes naaien. Maar ook daar verpieterde ze.

Het had een treurig verhaal kunnen worden, een waarvan wij nooit kennis hadden genomen als niet een man van meer gewicht dan haar vader het toneel had betreden. Het was een collega, Levy Ali Cohen, inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht in Groningen. Zijn bemoeienis culmineerde uiteindelijk in een avondlijke vergadering in huize Jacobs waarbij ook Samuel Rosenstein, hoofd van de medische faculteit van de Groningse universiteit, aanwezig was. Een vergadering die resulteerde in het besluit dat Letje haar zin zou krijgen en zou gaan studeren voor arts.

Ali Cohens bemoeienis met het dochtertje van zijn collega was begonnen toen hij getuige was van een van haar hysterische aanvallen. Letje had hem van haar vader wat schriftelijk taalwerk moeten laten zien en hij had haar hogelijk geprezen. Waarop het tot dan toe in haar ambities gefnuikte kind haar schriftje woedend in stukken scheurde.

Het is een episode die enige aandacht waard is. Want waarom bekommerden twee van zulke hoge heren zich om een stampvoetend dorpsmeisje met gotspes, zozeer zelfs dat ze verregaande besluiten namen over haar toekomst? Besluiten die regelrecht ingingen tegen de wet en de heersende moraal?

Levy Ali Cohen was een van de grote voormannen van de hygiënistische beweging, die de gezondheid van de samenleving als geheel als het ware doel van de medische wetenschap zag. ‘De geneeskunde zal sociaal zijn, of ze zal niet zijn,’ zei hij. Net als Abraham Jacobs was hij een progressief liberaal. Hij wilde af van oude maatschappelijke structuren, die de mensen maar ziek maakten. Alleen zo’n man zou, geconfronteerd met een intelligent meisje dat verstikt werd door de conventie en nu eens depressief, dan weer hysterisch was, de oplossing zoeken in het doorbreken van die conventie.

Zou Ali Cohen hierbij ook een hoger doel voor ogen hebben gehad? Feit is dat een vrouwelijke dokter uitstekend paste in zijn hygiënistische agenda – inderdaad zou het werk van de latere dokter Aletta H. Jacobs een grote leemte daarin opvullen: sociaal-medische zorg die zich richtte op de leefomstandigheden van de vrouw.
Nog diezelfde avond werd besloten dat Aletta Grieks en Latijn mocht gaan leren, terwijl haar nieuwe beschermheer haar vader zou helpen bij het uitstippelen van haar verdere toekomst. De latere beslissende vergadering met Rosenstein was daarin een strategische meesterzet. Het hoofd van de medische faculteit werd zo in een vroeg stadium medeplichtig aan hun project: het produceren van de eerste vrouwelijke arts in Nederland.

 

Radicale kringen

Op 20 april 1871 begon Aletta Jacobs als student aan Rosensteins faculteit, na de nodige voorbereidingen en een speciale dispensatie verleend door opperliberaal Thorbecke. Moeder Anna had de strijd definitief verloren. Zij had daar maar één voorwaarde uit kunnen slepen: dat haar dochter zich in de vakanties onder haar leiding zou plaatsen, om alsnog het huishouden te leren.

Dr. Aletta H. Jacobs vestigde zich in 1879, 25 jaar oud, als medicinae doctor in Amsterdam. Haar ouders gingen er ook wonen. Abraham Jacobs, die na een beroerte zijn praktijk had moeten opgeven, werd haar mentor. Elke avond ging het ‘lief best doctortje!’, zoals een collega haar noemde, naar het ouderlijk huis om een warme maaltijd te krijgen en met haar vader te discussiëren over haar praktijk, zoals zij het hem vroeger had zien doen met haar broer. Dat ze zich niets aantrok van het ongeschreven avondlijke straatverbod voor nette vrouwen sprak vanzelf.

Jacobs’ dokterschap verliep algauw over twee heel verschillende sporen. Haar kost verdiende ze met een praktijk voor de beter gesitueerde vrouwen en kinderen; daarnaast hield ze een gratis sociaal-medisch spreekuur voor behoeftige vrouwen, een revolutionaire activiteit in Nederland. Tijdens een reis naar Engeland had ze kennisgemaakt met Elisabeth Garrett Anderson, die precies zo’n armenpraktijk had gehad en nu een vrouwenkliniek leidde.

Letje Jacobs was dus geworden wat ze wilde. Toch ontwikkelde ze in de loop van de daaropvolgende jaren een nieuwe passie, die uiteindelijk die eerste zou verdringen. Een passie voor een betere wereld, die werd aangewakkerd en gevoed door een nieuwe man in haar leven. Deze man introduceerde haar, naar haar eigen zeggen ‘vóór ik eigenlijk wist of ik het wenschte of wilde’, in de meest radicale kringen van die tijd: vrijdenkers, neomalthusianen, feministen en voorvechters van het vrouwenkiesrecht.

Carel Gerritsen was een fraai besnorde, vermogende graanhandelerfgenaam, maar vooral radicaal-liberaal politicus en als fervent voorvechter van vrouwenrechten trots bezitter van een uitgebreide feministische bibliotheek. Hij had zich al jaren in de coulissen van Aletta Jacobs’ leven opgehouden, en soms zelfs van verre aan de touwtjes getrokken.

Toen ze promoveerde, stuurde hij haar een felicitatie. Toen ze eens zwaar ziek was, kwam hij dagelijks anoniem naar haar toestand informeren. En toen ze meteen na haar promotie naar Engeland reisde, zorgde hij ervoor dat ze geïntroduceerd werd bij prominente voorvechters van geboortebeperking en vrouwenkiesrecht. Gerritsen beminde in Aletta de zaak vóór hij de vrouw beminde, of zelfs maar persoonlijk kende. Of misschien waren die twee voor hem ononderscheiden.

 

Pessarium

In 1881 overleed Abraham Jacobs. Toen bestormde Gerritsen dan eindelijk echt het toneel, met de vraag of hij diens plaats als haar vriend en vertrouweling mocht overnemen. ‘Op medisch terrein, zeide hij, zou hij mij moeilijk kunnen volgen, maar op maatschappelijk gebied waren we immers dezelfde beginselen toegedaan en daar zouden we elkander kunnen helpen en steunen.’ Zo ontstond een span van ‘twee jonge radicale hervormers, [die] de roeping en den volle last gevoelden om de heele wereld te hervormen’.

Gerritsen werd in 1884 Aletta’s geliefde en in 1892 haar echtgenoot. Het schijnt echte liefde te zijn geweest, gebaseerd op volkomen gelijkwaardigheid. Voor minder zou Aletta het ook nooit hebben gedaan. Gerritsen leek maar één ding van haar te eisen: dat ze ‘haar tijd niet met handwerkjes verknoeide’.

‘Jacobs toonde zich een ware hygiëniste in het medicaliseren van de sociale kwestie, of omgekeerd, het politiseren van sociaal-medische problemen.’

Dat zat ook niet in haar aard. Een kennis maande haar: ‘Gij, die al zoo veel te veel hooi op uw vork hebt…’ Twee drukke dokterspraktijken, tochten door de armenbuurten, deelname aan medische congressen enzovoort: de bezigheden voortvloeiend uit de medische passie. Artikelen schrijven over vrouwenbelangen, zich verkiesbaar stellen voor de gemeenteraad (tevergeefs natuurlijk), helpen oprichten van de VVVK, deelname aan feministische congressen enzovoort: de bezigheden horend bij de hervormingspassie.

Natuurlijk waren er de nodige kruisbestuivingen. Sterker nog, zoals haar biografe Mineke Bosch opmerkt: ‘Jacobs toonde zich een ware hygiëniste in het medicaliseren van de sociale kwestie, of omgekeerd, het politiseren van sociaal-medische problemen.’

De twee passies vielen het meest opvallend samen in haar geruchtmakende promotie van geboortebeperking. Het eigenhandig door haar gedistribueerde pessarium moest niet alleen voor verbetering van de leefomstandigheden – en daarmee gezondheid – van vrouwen zorgen, maar ook voor hun grotere economische onafhankelijkheid.

 

Amerika

In 1904 maakten de echtgenoten een uitgebreide reis naar Amerika, waar ze onder anderen de prominente voorvechtster voor het vrouwenkiesrecht Susan B. Anthony ontmoetten en meemaakten hoe de vrouwen in Colorado al naar de stembus mochten. Aletta Jacobs merkte op hoe dat stemrecht maatschappelijk bewustzijn bij die vrouwen kweekte, wat volgens haar óók betere huismoeders van hen maakte.

Carel Gerritsen was toen al ernstig ziek, en niet lang na hun thuiskomst stierf hij. Misschien was dat het wat haar het laatste duwtje gaf, misschien waren het die recente inspirerende ontmoetingen in Amerika, of zat het er al aan te komen. Hoe dan ook, Gerritsen liet een vrouw achter die bereid was haar dokterspraktijk op te geven en zich volledig te wijden aan vooral die ene zaak: de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Ze was 51 jaar oud.

Het feministische duo Jacobs & Gerritsen oordeelde dat vrouwen twee vormen van onafhankelijkheid ontbeerden: economische en politieke. Pas als beide bereikt waren, was er in Jacobs’ woorden zicht op ‘een hoogere ontwikkelingsphase der maatschappij’. Woorden waaruit blijkt dat het haar uiteindelijk om een groter doel ging dan vrouwenrechten alleen.
Zelf had ze als twintiger de economische onafhankelijkheid al verworven, en als arts geboortebeperking gestimuleerd, mede om andere vrouwen een kans op hetzelfde te geven. Maar politieke onafhankelijkheid bezat zij net zomin als haar seksegenoten.

In 1913 schreef zij met F.S. van Balen-Klaar in het boekje Vrouwenkiesrecht: ‘Daar is de vrouwelijke arts. Jaren van ernstige studie heeft zij moeten doormaken, en vele menschenlevens worden aan hare bekwaamheid toevertrouwd. Doch als er bestuurders van stad en land moeten worden gekozen, dan geeft men haar koetsier, die het loon dat hem tot kiezer maakt, bij haar verdient, daartoe het recht, terwijl zij mag toezien.’

Haar co-auteur zal met deze woorden weinig van doen hebben gehad, zozeer ademen ze de geest van Letje Jacobs, het meisje dat nooit van haar moeder had willen aannemen dat er voor een vrouw geen plaats was in de mannenwereld. Onder haar leiding, en dankzij haar Engelse en Amerikaanse contacten, werd de VVVK slagvaardiger. En won uiteindelijk het pleit.

Daar stond dan op dat podium de inmiddels 65-jarige, met aan haar voeten een bloemenzee. ‘Vreest niet de Vrouw der toekomst, Broeder!’ Anders dan de nodige feministische bentgenoten had Aletta Jacobs ‘de’ man nooit als vijand gezien. En terecht.

Achter haar stonden, naast de schimmen van vrouwen als Elisabeth Garrett Anderson en Susan B. Anthony, prominent die van een aantal mannen, en dan vooral van die grote drie: Abraham Jacobs, Levy Ali Cohen en Carel Gerritsen. Mannen die de ‘vrouw van de toekomst’, dat wil zeggen de economisch en politiek onafhankelijke vrouw, niet hadden gevreesd – integendeel. Ze hadden maar al te graag geholpen om haar mogelijk te maken.

Meer informatie

Boeken
Wie meer over de persoon van Aletta Jacobs wil weten, kan niet heen om de grote biografie van Mineke Bosch,  Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs 1854-1929 uit 2005. Helaas verdwijnt de persoon hierin te vaak achter een muur van feiten en feitjes. Veel leesbaarder, zij het uit de aard der zaak minder objectief, is Herinneringen van Aletta Jacobs zelf. Deze autobiografie is in de jaren negentig voor het laatst uitgegeven, maar niet meer in druk. Het werk is wel verkrijgbaar in een Amerikaanse uitgave van Feminist Press: Memories. My Life As An International Leader In Health, Suffrage And Peace (1996).

Aletta Jacobs heeft veel geschreven. Haar ideeën over vrouwenkiesrecht zijn na te lezen in het nog steeds aardige Vrouwenkiesrecht, uitgegeven door de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur (1913). Aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek en in verschillende openbare bibliotheken.

Inge de Wilde schreef een boek over de academische ommekeer die met Aletta Jacobs begon: Nieuwe deelgenoten in de wetenschap. Vrouwelijke studenten en docenten aan de Rijksuniversiteit Groningen 1871-1919 (1992).

Een standaardwerk over het Nederlandse hygiënisme is er van de hand van medisch historicus E.S. Houwaart: De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid 1840-1890 uit (1991).

Film
Nouchka van Brakel maakte in de jaren negentig een documentaire over Aletta Jacobs: Het hoogste streven. De film is momenteel alleen nog op aanvraag te zien bij Aletta, instituut voor Vrouwengeschiedenis (het voormalige IIAV). Er is een begeleidend boekje met dezelfde titel, waarin interviews met mensen die Jacobs nog hebben gekend, samengesteld door Iekje Smit en Aaja Weert.

Website
De website www.alettajacobs.org geeft onder andere een uitgebreide literatuurlijst.