Persoonlijk vond ik het een aangrijpend beeld. In een reportage van Netwerk op woensdag 27 april, zagen we in het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid een kliko opengaan. Een hand haalde daar een filmblik uit. Totaal verroest, maar wat nog erger was: de film die erin zat was geheel verwoest. Zo’n shot blijft op je netvlies staan en mist zijn uitwerking niet. Ons nationale filmbezit is werkelijk in groot gevaar; die boodschap is wel overgekomen.
Het is de vraag of die boodschap ook de mensen bereikt die de mogelijkheid hebben er iets aan te doen. In het kort komt het probleem hierop neer. Twee organisaties zijn belast met het conserveren en restaureren van ons visuele archief. Het Filmmuseum heeft zo’n 50.000 uur film in huis, vooral speelfilms en documentaires. Het Instituut voor Beeld en Geluid heeft ongeveer evenveel, en daarnaast ook nog 600.000 uur aan video- en geluidsmateriaal. En al dat spul holt achteruit in kwaliteit. Het bijhouden lijkt sisyfusarbeid: terwijl je de ene film restaureert, valt de andere uit elkaar.
Het probleem is dat de subsidie van het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het restaureren en conserveren van de historische collecties door de laatste overheidsbezuinigingen sterk is teruggelopen. Er is sprake van ernstige geldnood; de restauratieprogramma’s staan op een laag pitje, en er vliegen allerlei bekwame vakmensen de deur uit omdat er geen geld meer is om hun salarissen te betalen.
Wel is er enige hoop. De Raad voor Cultuur, die eerder een specifieke subsidieaanvraag van de twee organisaties heeft afgewezen, lijkt nu enigszins geschrokken en heeft een onderzoek aangekondigd naar de staat van ons visuele archief, dat mogelijk uitmondt in een aanvullend advies aan OC&W. Na de zomer moet dat onderzoek afgerond zijn.
Acetaatfilm
Het gaat om veel geld. Beeld en Geluid heeft om de dringendste problemen op te lossen 35 miljoen euro nodig voor de conservering van film. En daarmee is er voor een goedkope en bepaald niet ideale oplossing gekozen: het overzetten van film op een digitale drager. Het conserveren van film naar film zou te verkiezen zijn, maar dat is helemaal niet meer te betalen-het zal nog slechts in een handjevol gevallen gebeuren. En passant heeft Beeld en Geluid aan de Raad van Cultuur meegedeeld dat er ook op het gebied van video- en geluidsopnames forse achterstanden zijn-samen ook een slordige 35 miljoen.
Nu is er in het verleden, onder minister Brinkman, ook al eens zo’n noodkreet uit het beeldarchief gekomen. Destijds heette dat nog NAA, Nationaal Audiovisueel Archief. Het leidde tot een storting van enige tientallen miljoenen uit de omroepreserves in de put die wel bodemloos lijkt. Want het bewaren van het materiaal op de modernste videoband van destijds, de digitale betacam, blijkt niet de zekerheid te geven die er destijds van werd verwacht. In Hilversum beginnen de eerste digibeta’s (zoals ze heten) alweer uit elkaar te vallen.
Toch is er volgens insiders licht aan het eind van de tunnel-en nu écht. Het digitaliseren van beeldmateriaal kan nu, menselijkerwijs gesproken, ‘voor de eeuwigheid’ gebeuren. Films en video’s kunnen zonder kwaliteitsverlies als computerfiles worden bewaard, die zichzelf tegen zeer lage kosten eindeloos kunnen kopiëren. Als dat waar is, kunnen de investeringen die nu gedaan worden werkelijk tot de definitieve redding van ons beeldarchief leiden.
Er is vandaag in elk geval een groot actueel probleem. Beeld en Geluid meldt dat er 216 uur nitraatfilm binnen drie jaar reddeloos verloren is als er geen geld voor restauratie komt. En ook het Filmmuseum heeft zulke zorgenkinderen: de nitraatcollectie beslaat er ongeveer 8000 uur. En dan hebben de beide archieven ook nog acetaatfilms, waarvan de kleuren in hoog tempo achteruitgaan. Dat beeld van die kliko met dat verroeste filmblik, kunnen we dus straks elke dag opnieuw te zien krijgen.
Het is eigenlijk een merkwaardige paradox. Opeens is geschiedenis terug in het maatschappelijke debat. We discussiëren over de canon, we betrekken er onze zoektocht naar een eigen Nederlandse identiteit bij. Prins Willem-Alexander zegt in zijn 5-mei-rede hoe belangrijk goed geschiedenisonderwijs is; hij wijdt er een belangrijk deel van zijn speech aan. Premier Balkenende prijst hem dezelfde dag nog om zijn wijze woorden. En tegelijkertijd vechten de twee grote nationale filmarchieven wanhopig tegen het verlies van onvervangbaar materiaal waarop een deel van onze geschiedenis is vastgelegd.
Bunker
Het lijkt wel of het onvoldoende wil doordringen: de geschiedenis van de twintigste eeuw is nu eenmaal niet uitsluitend neergeslagen in papier, zoals die van vrijwel alle eeuwen daarvoor. Die eeuw is ook in geluid en vooral ook op film vastgelegd. Er is een paar seconden beeld van Abraham Kuyper, er is ook een enkel shot (helaas veel te weinig) van Troelstra. We hebben een film waarop we prins Hendrik met zijn hondje zien spelen, gedachteloos en toch liefdevol een knoop in de oren van het beestje zien leggen. We zagen laatst een film uit 1899 van een hondenkar die over een Hollands slootje wordt getrokken. En er is nog onzegbaar veel meer. Alleen, als we dat nú niet redden, gaat het verloren en krijgen we het nooit meer terug.
Er is nog iets anders aan de hand. De bezuinigingen op de historische collecties van Beeld en Geluid treffen ook mensen, en daarmee vrijwel onvervangbare vakkennis. Er zijn al heel wat archivarissen de deur uit gegaan. Met name de collectie die vroeger door de RVD werd beheerd (en die voor een groot deel opgeslagen ligt in een bunker bij Scheveningen) ligt er tegenwoordig verlaten bij. Die films kwamen in 1996 onder beheer van het Instituut voor Beeld en Geluid, en sindsdien is vrijwel iedereen die daar verstand van had verdwenen. Insiders maken zich grote zorgen om het weglekken van kennis over herkomst, geschiedenis en contractuele verplichtingen rond die films. Diezelfde insiders vragen zich af of Beeld en Geluid zijn opdracht om de achterstanden weg te werken en het nationale filmarchief adequaat te beheren wel kan waarmaken.
Het aanvullend advies van de Raad van Cultuur zou straks het begin van een oplossing kunnen bieden. Maar zo’n advies alleen redt ons nationaal visueel erfgoed niet: het ministerie van OC&W zal er een groot bedrag voor moeten uittrekken, al dan niet onder druk van Tweede-Kamerleden die inzien dat op het gebied van archieffilm onze monumenten op instorten staan. Wat een vooruitzicht: straks hebben we ons geschiedenisonderwijs weer op orde, onder gezamenlijke impulsen van een koning-historicus en een premier-historicus, maar dan hebben de uiterst gemotiveerde geschiedenisstudenten geen films meer om te bestuderen.
Inderdaad, een krankzinnige nachtmerrie.
In ‘Het Hoge Woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van de actualiteit. Ad van Liempt is eindredacteur van het NPS/VPRO-geschiedenisprogramma ‘Andere Tijden’ en voorzitter van de vereniging Geschiedenis, Beeld en Geluid.
Dit artikel is exclusief voor abonnees