Home TENTOONSTELLING: Gevelstenen en chocoladeletters

TENTOONSTELLING: Gevelstenen en chocoladeletters

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Machiel Bosman

Een kaart van Afrika, een wand met tekeningen uit een negentiende-eeuws dagboek, en een vitrine met pijpen en andere tabaksgerelateerde zaken. Direct bij binnenkomst geeft het Amsterdamse Geelvinck-huis het karakter prijs van de lopende tentoonstelling Swart op de gracht, over Amsterdam en de slavenhandel: los zand. Er is geen lijn in te ontdekken.


De tentoonstelling begint met een tekst over de Groningse hoogleraar Petrus Camper, die in 1763 de slavernij scherp veroordeelde. Context ontbreekt. Vervolgens een tafel met koloniale waar. Maar wat doen die potjes Buisman daar – de smaakversterker voor koffie? De begeleidende tekst legt uit dat Buisman zeer gewaardeerd werd in Nederland en Suriname. En dat de huidige eigenaar van het Geelvinck-huis, Jurn Buisman, een verre achterneef is van de oprichter van het bedrijf.

Bij een stoel met koloniaal textiel zwerft een tekst over de naamgever van het huis. Albert Geelvinck was een van de eerste directeuren van de West-Indische Compagnie, die zich bezighield met de slavenhandel. Er zou een contract bij moeten liggen van een transactie, maar dat ontbreekt.

Op dan naar de tweede zaal. Via de tuin naar het deel van het museum aan de Herengracht, dan de trap af naar de kelder, maar dat moet je weten, want bewegwijzering ontbreekt.

Eenmaal daar gaan we voort op de ingeslagen weg: na de tabak is het nu tijd voor koffie en cacao. Ik zie dat er molens zijn waarmee je koffiebonen kunt malen, en dat er heel handige kannen bestaan waar je niet alleen koffie in kunt zetten, maar ook uit kunt schenken.

Ik leer dat de firma Droste zowel blikken als flikken maakt, en dat het woord ‘flik’ afkomstig is van Caspar Flick, die in de achttiende eeuw een chocoladefabriekje op de Nes runde. Ik zie met eigen ogen dat Albert Heijn de kunst verstaat om letters van chocola te maken – of althans de W van Willem, die hier ligt uitgestald.

Maar er is meer. Er blijken ook boeken te zijn geschreven over slaven en slavernij. Boeken met curieuze titels als Tien kleine negertjes en met van die typische negerkoppen erop die je tegenwoordig niet meer tegenkomt – boeken die wij nu misschien wel discriminerend zouden vinden. Ze liggen plompverloren in een vitrine, zonder tekst en uitleg. En hier, in deze zaal, bevindt zich zowaar het contract dat in de eerste zaal ontbrak, met precies dezelfde tekst erbij.

Deze tweede zaal vormt de kern van de tentoonstelling. Hier wordt ook het idee erachter uitgelegd: Amsterdam heeft zich indertijd ingelaten met de slavenhandel, en dat heeft zijn sporen nagelaten in de stad. Bijvoorbeeld: Amsterdam is nog altijd een van de grootste cacaohavens ter wereld. En op de grachten kun je gevelstenen vinden die verwijzen naar het slavernijverleden.

Maar omdat een mens nu eenmaal niet alles kan doen, heeft men dat eerste thema verder maar achterwege gelaten. Het tweede vormt het onderwerp van de derde en laatste zaal, waar foto’s zijn te zien van gevelstenen met negerhoofden, tabaksbladeren en koffiebonen erop.

Het hoogtepunt van deze tentoonstelling is feitelijk de poster erbij: een schilderij uit 1668 van een vrouw en een zwart jongetje door Johannes Mijtens. Maar daarvoor hoef je niet in het Geelvinck-huis te zijn. Het hangt in het Rijks Museum.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.