Hoe geef je een tentoonstelling over liefde en de Tweede Wereldoorlog vorm? De makers van Liefde in oorlogstijd kozen voor roze. De wanden zijn oudroze. De ruimte is met canvas opgedeeld in halfronde kamertjes. Daarin staan diepe leunstoelen en bedden. Op een tafel ligt een tapijtje. Bij sommige onderwerpen, zoals het onderwerp liefde in concentratiekampen, is de aankleding sober. Daar is alleen een kist om op te zitten.
Op de achtergrond klinkt klaaglijke slowfox-muziek, waaronder ‘We’ll Meet Again’ van Vera Lynn, en soms vrolijkere liedjes uit de jaren dertig. De tentoonstelling is gebaseerd op het gelijknamige boek Liefde in oorlogstijd van Steffie van Oord. Hij werd gemaakt voor Kamp Vught en is nu te zien in het Verzetsmuseum.
Thema’s zijn onder andere ‘Bevrijders, halfgoden’ en ‘Met kameraden deelde je alles’, over soldaten onder elkaar. Bij het thema ‘Horizontale collaboratie’, over relaties tussen Nederlandse vrouwen en Duitsers, ligt een gehaakte witte sprei over een bed. Op de wand zie je een romantisch plaatje van een lachend meisje met een soldaat. Er zijn ook voorwerpen als een handtas, waarin de zoon van de eigenares na haar dood 1000 D-Mark en een foto van een jonge soldaat aantrof. Eindelijk wist hij hoe zijn vader eruit had gezien.
Kern van de expositie vormen verhalen die je kunt horen met een koptelefoon. De vormgeving mag nostalgisch zijn, ‘soft’ zijn de verhalen niet. Zo is er het relaas van Lammie Drenth, boerendochter uit het Groningse Stadskanaal. Met smart wachtte ze op de bevrijding. In haar boerderij verborgen haar ouders een tiental onderduikers. En ze had meer problemen. Omdat ze werkte op het NSB-kantoor – een prima dekmantel volgens haar vader –, trokken de buren hun conclusies. Enkele malen sloegen dorpsgenoten haar in elkaar. Toen Lammie ongehuwd zwanger werd, wisten de dorpsgenoten dan ook meteen hoe het zat. ‘Een moffenkind, dat zie je zo.’
Bevrijdingsdag kwam. Lammie ging naar het dorp om nieuws te vernemen. Joelend en schreeuwend kwam een woeste groep mensen haar achterna. Zij rende terug en arriveerde vóór haar belagers bij de boerderij. Daar durfden juist de onderduikers voor het eerst naar buiten. Onder hen was een Joodse jongeman, Bennie, vader van Lammies kind. Lammie: ‘Met open mond stonden ze te kijken.’ Niet lang daarna konden Lammie en Bennie eindelijk trouwen, de bruid op knalrode schoenen omdat ze niets anders kon krijgen. Sommige dorpsgenoten boden Lammie achteraf excuses aan. Te laat. ‘Ik heb niets meer van jullie nodig.’
Rustpunt tussen de verhalen zijn tekstborden in het Nederlands én het Duits. Hierop staan wetenswaardigheden, bijvoorbeeld dat er ongeveer 30.000 kinderen geboren werden uit relaties van Nederlandse meisjes met een Duitser, en ongeveer 8000 uit relaties met een bevrijder. Relatief veel homoseksuele mannen zaten in het verzet. Die waren gewend een dubbelleven te leiden. De twee Nederlandse homo-organisaties in Nederland verbrandden hun archieven.
Het verhaal van Lammie en Bennie loopt goed af. Ze werden bevrijd en ook na de oorlog ging het hun goed. Op de expositie zijn meer verhalen die het geloof in de liefde bevorderen, maar ook veel geschiedenissen lopen erg slecht af. De enkele bezoekers – het is strandweer – zijn daarom stil. Ze sluipen rond, of zitten met een koptelefoon en pinken een traantje weg.
Liefde en oorlog, een ijzersterk thema – en een mooie tentoonstelling.
Liefde in oorlogstijd
Tot 10 april 2011. Verzetsmuseum Amsterdam, Plantage Kerklaan 61, Amsterdam. Open: di-vr 10-17 uur, za-ma 11-17 uur. Info 020-62 02 535 of www.verzetsmuseum.org
Dit artikel is exclusief voor abonnees