Home Televisie. Beginjaren van een nieuw beroep door Leo Akkermans

Televisie. Beginjaren van een nieuw beroep door Leo Akkermans

  • Gepubliceerd op: 15 januari 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Ad van Liempt

Winstormen razen over het Media Park in Hilversum. De overheid eist van de publieke omroep vergaande bezuinigingen. Overal zitten zorgelijk ogende omroepmanagers in werkgroepverband sommetjes te maken. Piepjonge McKinsey-medewerkers klappen op hun Hilversumse flexplekken hun laptop open om nieuwe besparingen in te boeken. Er staan banen op de tocht en omroepmedewerkers vrezen de toekomst.



Wat een troostrijk gevoel geeft het dan om een paar uur in het verleden te vertoeven, in die overzichtelijke tijd dat de televisie zijn eerste stapjes zette: de jaren vijftig. Leo Akkermans brengt zijn lezers terug naar die periode, met zijn boek Televisie. Beginjaren van een nieuw beroep. Hij was zelf jarenlang regisseur en documentairemaker, en is zich blijven verbazen over de zeden en gewoonten van ons omroepbestel, dat niet zonder reden uniek is in de wereld. 
De ongerijmdheden begonnen lang voor Akkermans in 1958 bij de AVRO in dienst trad. Philips maakte sinds 1948 televisie in Eindhoven, in het kader van een door de overheid met argusogen gevolgd experiment, dat slechts voor een handjevol medewerkers en notabelen te volgen was. De overheid deed niet mee en zag allerlei bezwaren, vooral van financiële aard: een toestel kostte meer dan zevenhonderd gulden – een onverantwoorde uitgave. 
Maar ook de omroepen voelden er niks voor. Een KRO-directeur adviseerde zijn voorzitter slechts ‘in de allergeringste mate’ aan dat nieuwe medium mee te doen. Het zou, vandaag, in Hilversum tot bescheidenheid aanleiding moeten geven, maar die eigenschap is in ons bestel niet erg courant. 
Het kabinet had het er intussen maar druk mee. Vooral vanuit Eindhoven werd de pressie steeds zwaarder. Ik zat laatst de notulen van de ministerraad door te bladeren: er ging welhaast geen vergadering voorbij of het onderwerp stond weer op de agenda. Drees was tegen en hield lang stand. En als het dan niet tegen te houden viel, dan wilde hij om redenen van efficiency het liefst een ‘algemeen programma’ – een BBC-achtige organisatie dus. In geen enkel opzicht kreeg Drees zijn zin: toen Philips-directeur Otten de druk maximaal opvoerde en zelfs openlijk de ondergang van zijn bedrijf aankondigde als er op de thuismarkt geen televisies verkocht zouden worden, kwam, in 1951, de doorbraak. 
Drees moest eveneens toestaan dat de omroepen de programma’s zelf gingen maken. Ook de NCRV, waar men zich maar al te goed realiseerde dat de achterban daar helemaal geen mensen voor kon leveren. ‘Vakkundige, geschoolde krachten voor dit werk,’ zo schreef een directeur aan zijn bestuur, ‘zijn in eigen kring niet te vinden, omdat geen jongelui van orthodox-christelijke huize de toneelscholen bezoeken en er geen protestants-christelijke acteurs of regisseurs van enig niveau zijn in Nederland.’ De NCRV beet door deze zure appel heen; de waarschuwingen van premier Drees voor verspilling mochten niet baten. Vandaar dat die knulletjes van McKinsey vandaag het Media Park onveilig maken. 
In het boek van Akkermans gaat het niet alleen om omroeppolitiek, maar vooral ook om de ambachtelijke kant van het vak van programmamakers en technici. Daarmee heeft hij zichzelf een zware taak gesteld. Hij wil de vroege ontwikkeling van de televisie vervlechten met zijn eigen ervaringen in Hilversum – een razend moeilijke vorm, die in ons land eigenlijk alleen bij Geert Mak tot bijzondere resultaten leidt. Daarom moet Televisie het vooral van de anekdotes hebben. Zo wist ik niet dat de televisieprogrammering in 1953 een maand onderbroken is geweest, van 25 juli tot 23 augustus. Wegens vakantie. 
Er staat ook een prachtige brief in van de voorzitter van de KVP aan de voorzitter van de KRO. Een KRO-journalist heeft KVP-bestuurder Jan Mertens, de vakbondsman, een nieuwsmakend antwoord ontlokt, en dat had niet gemogen. Hij had zich eraan geërgerd, ‘en talloze kijkers en luisteraars met mij’. 
Het is dan oktober 1966, en in Nederland begint alles te veranderen. Behalve het omroepbestel. 

Ad van Liempt is eindredacteur van het televisieprogramma ‘Andere Tijden’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.