Home Suriname vóór de slavernij

Suriname vóór de slavernij

  • Gepubliceerd op: 14 december 2009
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Costijn van der Ploeg
  • 2 minuten leestijd

Dat de Nederlandse slavenhandel op Suriname een zwarte bladzijde in de vaderlandse geschiedenis vormt, is algemeen bekend. Veel minder weten we over het vroege kolonialisme van Nederland in Zuid-Amerika. Lodewijk Hulsman brengt daar verandering in met een onderzoek naar de Nederlands-indiaanse handelsbetrekkingen tussen 1580 en 1680. Door het ontbreken van indiaanse bronnen baseert Hulsman zijn studie volledig op Europees materiaal.

Nadat de Spanjaarden en de Portugezen vanaf de vijftiende eeuw al grote delen van Latijns-Amerika hadden gekoloniseerd, arriveerden de eerste Nederlandse kolonisten rond 1600 in de Amazone-delta. Zij vestigden zich overwegend in het tussen de rivieren Orinoco en Amazone gelegen gebied langs de ‘Wilde Kust’. Daar stichtten de Nederlanders de koloniën Essequibo (1616) en Berbice (1627), genoemd naar plaatselijke rivieren. In 1688 stond Nederland Nieuw-Amsterdam af aan de Engelsen in ruil voor Suriname.

De handel met de indiaanse bevolking begon met het uitwisselen van bederfelijke goederen en etenswaren. Al snel stichtten de Nederlanders handelssteunpunten, die waren ingebed in de lokale indiaanse gemeenschappen waarvan zij afhankelijk waren. In ruil voor bijlen, messen en andere gereedschappen kregen de Nederlanders van de indianen hout, katoen, verfstoffen en tabak.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Nederlanders legden in Suriname plantages aan, maar tot 1680 bleven deze relatief gering van omvang en waren voedselleveranties door indianen cruciaal om te overleven. Na 1680 bleef de indiaanse inbreng in de economie van de kolonie belangrijk, maar veranderde de situatie door de import van grote groepen Afrikaanse slaven. Wapens, rum en slaven werden de belangrijkste handelsgoederen, terwijl de plantages op grote schaal tabak, katoen, hangmatten en cassave gingen produceren. Doordat de productie naar het binnenland werd verplaatst verloren de handelsposten langs de kust grotendeels hun functie.

Tegenwoordig is de uitvoer van de roodbruine kleurstof annatto vanuit Suriname een van de blijvende resultaten van de handelsbetrekkingen tussen Nederland en de indianen in de zeventiende eeuw.

L.A.H.C. Hulsman, Nederlands Amazonia. Handel met indianen tussen 1580 en 1680. 376 p. Uitgegeven in eigen beheer.