Home Stelling: ‘De vrijheid van onderwijs is achterhaald’

Stelling: ‘De vrijheid van onderwijs is achterhaald’

  • Gepubliceerd op: 28 mei 2018
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 4 minuten leestijd
Stelling: ‘De vrijheid van onderwijs is achterhaald’

In de ‘stelling’ reageert een vast panel van historici op een actuele gebeurtenis.

Martin Sommer

‘De Pacificatie van 1917, waarbij het bijzonder onderwijs in financieel opzicht werd gelijkberechtigd met het openbaar onderwijs, kwam niet uit de lucht vallen. Johan Rudolf Thorbecke had al een halve eeuw eerder de grondslag gelegd voor een nationaal onderwijsstelsel waarbij het rijk de eindexameneisen vaststelde, en het verder aan de scholen overliet hoe ze het onderwijsprogramma invulden. Dat paste bij zijn klassiek-liberale overtuiging dat niet de staat, maar de ouders verantwoordelijk zijn voor het vormen van de kinderziel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De overheid garandeert burgers slechts, in Thorbeckes eigen woorden, “het publiekrechtelijk kader waarbinnen de samenleving kan bloeien”. Ik heb me altijd in een dergelijk vrijheid van onderwijs kunnen vinden, zowel uit principe als vanuit praktisch oogpunt. Kinderen voelen zich in het Nederlandse onderwijs duidelijk meer op hun gemak dan in een land als Frankrijk, waar de staat zich vanouds intensief met de ideologische vorming van kinderen bemoeit.

Maar ik kom daar langzaamaan van terug, omdat ik het onderwijs zie ontsporen. Enerzijds zijn er de islamitische scholen die niks ophebben met het “nationaal bindende kader” waar Thorbecke óók van sprak. Anderzijds worden scholen steeds meer als bedrijven geleid, waar bezuinigingen worden doorgevoerd onder het mom van noodzakelijke “zelfwerkzaamheid” en “zelfontplooiing” van de leerling. In beide gevallen lijkt de vrijheid van onderwijs me inderdaad achterhaald.’

Beatrice de Graaf

‘Laten we alsjeblieft niet, onder invloed van de huidige culture wars, nog eens een schoolstrijd gaan voeren. Het huidige Nederlandse schoolstelsel is uniek en waardevol omdat het maximale pedagogische diversiteit faciliteert binnen de bestaande democratische en rechtstatelijke kaders. Juist omdat de overheid ook het bijzonder onderwijs financiert, kan het namelijk de inspectie loslaten op te orthodoxe scholen en artikel 1 van de Grondwet in stelling brengen.

Laat je het bijzonder onderwijs los, dan zullen scholen zich aan dit toezicht proberen te onttrekken. Kijk naar de Verenigde Staten, waar particuliere scholen met zogeheten “vouchers” proberen hun kinderen tegen liberale invloeden te beschermen. Deze particuliere scholen houden er een soms wel heel curieus curriculum op na, waarin zelfs ruimte wordt geboden om de “positieve invloeden” van slavernij te benoemen.

Het Duitse model, waar onderwijs per deelstaat door de overheid wordt ingekleurd, is al even problematisch. Zie de discussie die nu in Beieren woedt omdat de overheid alle publieke inrichtingen wil verplichten kruizen op te hangen. We leven niet in een totalitaire democratie waarin één leider of wereldbeeld zalig wordt verklaard. Juist met het oog op de sociale pedagogiek van het opvoeden van een kind tot weerbare burger in een pluriforme samenleving is het goed om te blijven investeren in verantwoord openbaar én bijzonder onderwijs.’

Felix Klos

‘Artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs wordt geregeld, is inderdaad niet meer van deze tijd. Het had bij de grondwetherziening van 1983 al moeten worden aangepast. Het vormde een oplossing voor een probleem dat inmiddels niet meer bestaat, omdat de Nederlandse samenleving zo sterk is geseculariseerd. Het overgrote deel van de Nederlanders behoort niet meer tot een religieuze zuil, laat staan de bijbehorende onderwijsinstanties.

Hierdoor is een ander probleem, dat van schurende grondrechten, op de voorgrond getreden. Een bijzondere school mag net als iedereen in Nederland niet discrimineren. Maar die mag wel van leraren en leerlingen eisen dat ze een bepaalde godsdienst of levensovertuiging hebben. Men mag dus niet veroordelen, maar wel veroordelend handelen. Dat is onacceptabel en inconsequent. De invoering van een acceptatieplicht zou dit probleem oplossen, maar in dat geval strookt de norm gesteld in Artikel 23 niet meer met de onderwijspraktijk.

Op een fundamenteler niveau is religie lastig te rijmen met het moderne onderwijsideaal. Onderwijs dient de ontwikkeling van kinderen te helpen met feitelijke kennis; het is een stimulans voor wetenschappelijke verwondering. Religie is cultureel waardevolle fictie die een plek heeft in de private sfeer, maar niet in het publiek gefinancierde onderwijs. Zo bezien was de vrijheid van onderwijs van 1917 altijd al achterhaald.’