Home Stadskind. Kroniek van een naoorlogse jeugd door Wim Willems. 298 p. Bert Bakker, euro 16,95

Stadskind. Kroniek van een naoorlogse jeugd door Wim Willems. 298 p. Bert Bakker, euro 16,95

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Willem Melching

Natuurlijk is het riskant om als professioneel historicus een nostalgisch boek te schrijven, maar Wim Willems (Den Haag, 1951) heeft de valkuilen van de vertedering aardig weten te omzeilen. Stadskind. Kroniek van een naoorlogse jeugd bestaat uit zijn herinneringen aan opgroeien in de grote stad Den Haag. De auteur schetst een panorama van de fascinerende jaren van wederopbouw en beginnende welvaart. In Mijn Stad. Herinneringen van Hagenaars laat hij andere Hagenaars aan het woord over hun herinneringen.


      In Stadsjeugd komen de algemene karakteristieke en de ’typisch Haagse’ elementen van deze periode ruim aan bod. Algemeen in deze periode was in elk geval de zuinigheid, een universele emotie die losstond van het inkomen. Deze zuinigheid had zijn wortels in angst: angst voor de werkloosheid van de jaren dertig, voor de schaarste van de laatste oorlogswinter en voor onbestemde bedreigingen zoals de bom en de komst van de Russen. 
      De soberheid en krappe beurzen hadden hun weerslag op het leefpatroon. Met zorg werd gekozen uit het uiterst gevarieerde aanbod van talloze middenstanders. Bezuinigen ging bijna vanzelf met zelfgemaakt speelgoed, urenlang spelen op straat en de onophoudelijke kledingreparaties. Vooral het eindeloze spelen op straat verschilt fundamenteel met nu. Hoe zou je tegenwoordig moeten stoepranden tussen het bumper aan bumper geparkeerde blik? 
      Wat Willems ons laat zien is hoe in de jaren vijftig en zestig onder druk van de modernisering de laatste resten van de negentiende eeuw uit ons straatbeeld verdreven werden: paard en wagen, de gedienstige middenstanders, de rigide opvattingen over fatsoen, en natuurlijk het onophoudelijke en onbekommerde roken. Juist in de periode dat Willems opgroeide, brak de warme zon van de welvaartsstaat voorzichtig door. 
      Dat is dan ook een belangrijk motief in dit boek: de fietsen kregen concurrentie van brommers en een enkele auto. Zelfs voor kinderen kwam er meer luxe met de ijssalon, de snackbar en de televisie. De fantasiewereld raakte bevolkt met nieuwkomers van de beeldbuis zoals Tex Tucker, Ivanhoe en zijn in ruw leder gehulde knecht Gurth. Alleen al door de klank van deze namen zag ik het onder het lezen weer voor me: een overvolle kamer met minstens acht kinderen die met rode wangen naar een zwart-wittelevisie staren. Een enkeling is getooid met een houten of plastic zwaard. 

Beeldschone buurmeisjes
Wat was er zo typisch Haags aan een Haagse jeugd? Allereerst was Den Haag exotischer dan andere grote steden door de oude en nieuwe immigranten uit Indonesië. Gepensioneerde bestuursambtenaren en repatrianten drukten onmiskenbaar een stempel op de stad. De toko’s, oosterse restaurants, beeldschone buurmeisjes en Indo-rock gaven Den Haag nét een iets minder provinciaal karakter dan andere steden. 
      Een ander Haags trekje is de uiterst scherpe verdeling in rangen en standen. De auteur ziet vier categorieën: chique lui, witteboordendragers, arbeider en asocialen. Vooral deze laatste categorie was in deze jaren een bedreigende groep. Asocialen waren niet alleen armoedzaaiers, maar óók – en daarom waren ze zo bedreigend – verkwisters. Zo behoorden tot de asocialen de mensen die door de week ijs aten. Tenminste, dat zei mijn moeder altijd. 
      Rangen en standen waren in Den Haag heel precies verdeeld over de verschillende buurten en straten. Wanneer je iemands adres wist, kon je geloof, beroep en inkomen tamelijk nauwkeurig inschatten. Alleen het centrum was de centrale ontmoetingsplaats. Dat was ook het grote avontuur van opgroeien in Den Haag: de exploratie van de witte vlekken op de stadskaart. In dit opzicht is er in Den Haag weinig veranderd. Nergens wonen autochtonen en allochtonen zo volstrekt gescheiden als in onze residentie. 
      Aangezien ik ben geboren en opgegroeid in het Den Haag van de jaren vijftig en zestig, was veel uit dit boek voor mij een feest der herkenning: de Fahrenheitstraat met speelgoedmagazijn Droomland, restaurant De Halve Maan en Indische buren met flessen water op de wc of zelfs een geheimzinnig omhooggericht waterpijpje. Maar ook voor niet-Hagenaars worden hier de sfeer van een stadsjeugd en de geschiedenis van wederopbouw en de beginnende welvaartsstaat geschetst. Bij vlagen haalt de auteur literair niveau en wordt Den Haag een proustiaanse tijdmachine vol geuren, kleuren en bijzondere associaties. Een definitief verloren tijd, maar door Willems schitterend hervonden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.