Een fototentoonstelling over de wederopbouwwijk, een boek over beroemde plaatsgenoten – in heel Nederland houden mensen, archieven en verenigingen zich bezig met de plaatselijke historie. Hun initiatieven komen hier aan bod. Deze maand: het album amicorum voor Anna Bosboom-Toussaint.
In de negentiende eeuw was ze veruit de belangrijkste Nederlandse schrijver van historische romans: Anna Louisa Geertruida (‘Truitje’ voor intimi) Bosboom-Toussaint (1812-1886). De geboren Alkmaarse van hugenootse herkomst gaf niet alleen haar karakters een redelijk geloofwaardig gevoelsleven mee, ook haar uitgebreide geschiedkundige vooronderzoek werd geprezen. Zo sprak de bekende historicus en Republiek-kenner Robert Fruin (1823-1899) vol lof over Bosbooms trilogie over de graaf van Leicester: ‘Niemand zal het ondernemen over den tijd van Leycester te schrijven zonder eerst hare romans gelezen en overdacht te hebben.’
Hoe belangrijk de positie was die de kleine, breekbaar ogende schrijfster binnen het nationale culturele pantheon bekleedde, blijkt uit het album amicorum dat zij in 1882 ontving ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag. Bijna de gehele toenmalige culturele elite was met een bijdrage vertegenwoordigd. Slechts de geringe belangstelling van prominenten uit antirevolutionaire kring vormde een smet. Bosboom-Toussaint was namelijk een aanhangster van het protestants reveil, en gaf daar in haar werk veelvuldig – en uitbundig – blijk van.
Zelf zocht ze de reden achter de antirevolutionaire desinteresse in de aanwezigheid van de in ARP-kringen omstreden letterkundige Jan ten Brink in de organisatiecommissie. ‘Eigenlijk toch klein en bekrompen,’ constateerde ze, ‘want het was niet voor J.t.B. maar voor mij dat zij het zouden doen. Het bewijst ten minste dat men mij niet voor een partijgangster houdt, wat ik gelukkig niet ben.’
Na de dood van Bosboom-Toussaint, vier jaar later in Den Haag, kwam het album in bruikleen bij de Koninklijke Bibliotheek. Maar toen Alkmaar in 1912 Bosbooms honderdste geboortedag uitbundig vierde, schonken de nabestaanden het album – en andere voormalige eigendommen van de schrijfster – aan het Alkmaars gemeentearchief. Dat archief, nu het Regionaal Archief, conserveerde onlangs met steun van het ministerie van OC&W de 684 losse bladen, en plaatste het resultaat in digitale versie op internet.
Nu is dus eindelijk voor het grote publiek na te gaan wat deze lang in de archieven verstofte Alkmaarse schat over de kaasstad te vertellen heeft. Niet veel, zo blijkt. Afgezien van een stadsplattegrond met Bosboom-Toussaints geboortehuis (Mient 6), een foto van het stadhuis en wat terloopse verwijzingen naar haar geboorteplaats in enkele gedichten, is Alkmaar in het album opvallend afwezig.
Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat ‘Truitje’ in Alkmaar niet al te gelukkig was. Op haar achtste jaar ontvluchtte ze al het ouderlijk huis – ze kon het niet met haar moeder vinden en ging bij haar grootmoeder in Harlingen wonen. In 1835 keerde ze evenwel terug naar Alkmaar, om zich te wijden aan het vertalen van Franse romans en het schrijven van haar eerste grote werken: De Graaf van Devonshire (1838) – sterk geïnspireerd op Walter Scott – en Het Huis Lauernesse (1840), een beschrijving van de Reformatie. Op het persoonlijk vlak was ze verwikkeld in een ongelukkige relatie met De Gids-redacteur Bakhuizen van den Brink, die haar uiteindelijk, in 1843, voor het buitenland zou verlaten. Ze stortte zich op het schrijven en verliet Alkmaar definitief in 1851 voor Den Haag, bij haar huwelijk met de schilder van kerkinterieurs Johannes Bosboom.
Het zou dus kunnen dat het feestvarken niet herinnerd wilde worden aan die ongelukkige jaren in Alkmaar. Toch ligt het meer voor de hand dat de heersende mode een rol speelde in de onderwerpkeuze van haar bewonderaars. Vóór alles geven de bijdragen een staalkaart van de obsessies van de vertegenwoordigers van de Nederlandse Romantiek. Stedelijke taferelen vielen zeker niet onder de gewaardeerde onderwerpen. Wel geïdealiseerde Hollandse landschappen: veel herders met schapen, vissers en duinlandschappen. En uiteraard verwijzingen naar het roemrijke verleden van de Republiek, al dan niet vermengd met klassieke motieven, zoals een lezende Vondel, gezeten onder een klassieke erepoort en met een werk van Vergilius aan zijn voeten.
Zie www.archiefalkmaar.nl/album.htm
Dit artikel is exclusief voor abonnees