De Russische ambassadeur in Bosnië-Herzegovina is de toegang ontzegd tot de begraafplaats voor slachtoffers van de massamoord in Srebrenica. De reden: Rusland weigert de gebeurtenis genocide te noemen.
Ambassadeur Petr Ivancov zou op 27 juni jongstleden een ontmoeting hebben met plaatselijke autoriteiten in Srebrenica en wilde bij die gelegenheid de begraafplaats bezoeken. De burgemeester wees dit af, omdat de organisatie Moeders van Srebrenica bezwaar maakte. ‘Wie de genocide ontkent, komt er niet in,’ verklaarde de voorzitter, Munira Subasic. Hierop heeft Ivancov het volledige bezoek aan Srebrenica afgezegd.
Rusland, als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, sprak drie jaar geleden zijn veto uit over een resolutie waarin de moord op 8000 islamitische mannen en jongens door het Bosnisch-Servische leger in 1995 werd veroordeeld als genocide. De Russen noemden de resolutie politiek gemotiveerd en eenzijdig, want ook Serviërs en Kroaten hadden geleden tijdens de vele conflicten in het voormalige Joegoslavië. Door de gebeurtenissen in Srebrenica als genocide te bestempelen zouden etnische tegenstellingen in Bosnië-Herzegovina worden aangewakkerd. De regering in Moskou erkent wel dat de massamoord in Srebrenica ‘een zware misdaad’ was. Het Russische standpunt komt overeen met dat van Servië. De twee landen hebben een innige band. In november vorig jaar onthulden Bosnisch-Servische activisten in Sarajevo een gedenkteken voor Vitaly Churkin, de VN-gezant die in 2015 het veto uitsprak. In de plaquette staat gegrift: ‘Dank u voor het Russische nee.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees