Soekarno en zijn medestanders, die in augustus 1945 de Republiek Indonesië hadden uitgeroepen, waren een stelletje bandieten. Dat vond tenminste Simon Spoor, van 1946 tot 1949 bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten daar. Spoor zag de republikeinen als onderdrukkers van de bevolking. Als zij waren weggevaagd, zou het volk uit zichzelf weer voor Nederland kiezen. Want Nederland had altijd orde, rust en welvaart gebracht.
‘Dat was helemaal fout gezien,’ zegt militair historicus Jaap de Moor, auteur van de biografie Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant. ‘Maar hij was zeker niet de enige die zo dacht. Vrijwel alle Nederlanders waren ervan overtuigd dat Nederland niet weg kon uit Indië. Dan zou het chaos worden.’ Nederland moest zijn Indische ‘kinderen’ als een ouder leiden naar volwassenheid en zelfstandigheid. ‘Ooit zouden die kinderen op eigen benen kunnen staan. Maar dat moment werd vaak wel ver in de toekomst geplaatst.’
Dat de gewone Indonesiërs wel degelijk onafhankelijk wilden zijn, zag Spoor niet, ook niet toen Den Haag de weg naar erkenning van de Republiek was ingeslagen. ‘Spoor dacht vanuit het diepst van zijn hart: Indië mag niet verloren gaan voor Nederland, want dan zijn we niets meer. Hij heeft daar met enorme inzet, onvermoeibaar, dag in dag uit, zonder zich te ontzien, aan gesleurd. En toen ging het allemaal in rook op.’
Het was de tragiek van een man die vroeg in zijn loopbaan indruk maakte met zijn enorme inzet voor het leger. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij in Australië voor de Netherlands Forces Intelligence Service, die inlichtingen verzamelde over bezet Indië. Zijn werklust werd in 1946 beloond met zijn benoeming tot bevelhebber.
Spoor kreeg zijn militaire vorming na de Eerste Wereldoorlog. Hij leerde hoe moderne oorlogvoering eruit moest zien: ‘Snel, verrassend en beslissend. Vooruitgeschoven punten bezetten van economisch, politiek en militair belang en daarmee de vijand een enorme klap geven. Vervolgens schakel je het losse overgebleven verzet uit.’
Maar Spoors strategie bleek niet te werken. ‘Hij wist tijdens de Tweede Politionele Actie heel Java en grote stukken van Sumatra te bezetten, maar het Indonesische leger was niet echt verslagen. Het koos met succes voor een guerrilla-aanpak. En toen bleek dat het leger van Spoor, dat daar al drie jaar zat, aan het einde van zijn krachten was. Er waren veel zieken en een groot deel van de soldaten was uitgeschakeld.’
Intussen wees Spoor voortdurend op het belang van correct optreden. ‘Hij vond dat je het de bevolking niet nog moeilijker moest maken dan ze het al had: wees niet onbeleefd, ga niet plunderen en niet moorden, want dat is onmilitair. Spoor was een militair pur sang. Hij vond dat het leger een voorbeeld moest zijn voor de maatschappij.’
Die strenge opvattingen staan in schril contrast met het heersende beeld van het Nederlandse gedrag tijdens de onafhankelijkheidsoorlog, dat wordt vaak teruggebracht tot één begrip: oorlogsmisdaden, stelt De Moor. Maar het is te simpel om een oorlog – waar we achteraf niet meer achter staan – in zijn geheel zo af te doen, vindt hij. ‘Ik zie niet zoveel in de heilige verontwaardiging over oorlogsmisdaden.’
Niet alle excessen waren oorlogsmisdaden. ‘Soms waren het incidenten die voortkwamen uit de strijdsituatie, en dat is iets anders. Zo was er een brigade die ’s nachts bij een dorp veel stemmen hoorde. Dat wekte wantrouwen. De luitenant beval niet te schieten, maar één persoon schoot toch. En toen begonnen ze allemaal. Het bleek om een bruiloftsbijeenkomst te gaan en er vielen tientallen doden.’ Een dramatische gebeurtenis, maar geen oorlogsmisdaad, benadrukt De Moor. ‘De context van de strijd is absoluut essentieel.’
Spoor liet misstanden nauwkeurig onderzoeken, zegt De Moor. ‘Of er nu een accu gestolen werd of iemand werd doodgeslagen, dat werd allemaal uitgezocht.’ Maar ook bij de ernstige gevallen kwam het nooit tot berechting. ‘Dan zei Spoor steeds: “Laten we dat nou maar niet doen.” Aan het belang van Nederland, zoals hij dat zag, hechtte hij nog meer waarde dan aan correct gedrag in oorlogstijd. Als Spoor zijn eigen woorden serieus had genomen, dan had hij het in een aantal sprekende gevallen tot een rechtszaak moeten laten komen.’
De Moor doelt onder meer op de Zuid-Celebes-affaire. Onder leiding van Raymond Westerling werden daar in 1946-1947 duizenden onschuldige Indonesiërs gedood. Het standrecht dat Westerling uitvoerde, heeft Spoor achteraf verboden. Maar net als de meeste Nederlanders geloofde hij dat hard ingrijpen nodig was. De overtuiging dat Nederland en Indië elkaar nodig hadden, zat nu eenmaal diep bij Spoor.
De Van Roijen-Roem-overeenkomst van 7 mei 1949 was dan ook een grote klap. Het was het begin van de erkenning van de Republiek Indonesië door Den Haag, waar Spoor zich met hand en tand tegen had verzet. Tweeënhalve week na het akkoord stierf hij aan een hartaanval, 47 jaar oud. Hij had zich dood gewerkt in een achterhoedegevecht.
J.A. De Moor
Generaal Spoor. Triomf en tragiek van een legercommandant
462 p. Boom, € 29,90
Afbeelding: Generaal Spoor (ca. 1946; foto DeKadt56)
Dit artikel is exclusief voor abonnees