Correspondentie rond de Engelse koning verraadt wie er in de zestiende eeuw spioneerde. En daarvoor hoeven de brieven niet gelezen te worden.
Zonder de inhoud te bekijken hebben historici 132.747 brieven onderzocht van en aan Engelse koningen van Hendrik VIII tot en met Elizabeth I, hun secretarissen en verdere netwerk. Ze waren op zoek naar complotbouwers en spionnen, waarvan het wemelde rond het zestiende-eeuwse Engelse hof. De onderzoekers noteerden afzenders en ontvangers van brieven – de ‘metadata’– en construeerden zo een correspondentienetwerk. De vorm van het netwerk verried (dubbel)spionnen en samenzweerders, zoals de katholieke John Cecil en Anthony Babington.
Spionnen en samenzweerders vielen op doordat hun aantal connecties in het netwerk beperkt was. Ze correspondeerden met een bescheiden groep mensen, terwijl ze tegelijkertijd een belangrijk doorgeefluik waren; veel informatie kon alleen via hen de rest van de correspondenten bereiken. Ze vormden een brug of doorgeefluik in het netwerk.
Veel van de doorgeefluiken waren al bekend bij historici, maar op deze manier kunnen ook onbekende shady personen worden opgespoord. Bovendien bewijst het onderzoek de kracht van metadata – het soort gegevens dat ook geheime diensten nu verzamelen en die dus erg veel verraden over de inhoud van mails, apps en andere communicatie.
Cruciaal doorgeefluik
John Cecil, opererend onder de naam Snowden (verwantschap met klokkenluider Edward Snowden is niet bekend), was een katholieke onderdaan van de protestantsgezinde koningin Elizabeth. Als priester reisde hij door Italië en Spanje, waar hij vijanden van Elizabeth leerde kennen, en vanaf 1591 spioneerde hij voor hen in Engeland. Toen hij daar werd gearresteerd, liep hij over. Voortaan spioneerde hij voor zijn koningin: hij verzamelde informatie over haar vijanden en stuurde die door. Daardoor kreeg hij in het correspondentienetwerk een typische spionnenpositie: hij had weinig connecties, maar was wel een cruciaal doorgeefluik naar belangrijke personen.
Uitgelekt plan
Koningin Elizabeth I moest dood, vond de katholiek Anthony Babington, om plaats te maken voor de katholieke Mary Stuart. Met een groep vrienden plande hij een aanslag op de koningin. Het was hun ernst, maar het plan lekte uit en Babington en medesamenzweerders werden op 20 september 1586 opgehangen en gevierendeeld.
Net als spionnen had Babington een opvallende brugpositie in het brievennetwerk: zijn connecties waren beperkt, maar hij schreef wel met de centrale figuur Mary Stuart, aan wie hij goedkeuring vroeg voor de aanslag op Elizabeth.
Bron:
Ruth Ahnert Sebastian E Ahnert, ‛Metadata, Surveillance and the Tudor State’, in: History Workshop Journal.
Dit artikel is exclusief voor abonnees