Home SOEKARNO PRESIDENT. EN BIOGRAFIE 1950-1970 door Lambert Giebels

SOEKARNO PRESIDENT. EN BIOGRAFIE 1950-1970 door Lambert Giebels

  • Gepubliceerd op: 22 oktober 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Joop de Jong

565 p. Bert Bakker, ƒ 55,00


De Indonesische president Soekarno was voor een hele generatie Nederlanders jarenlang een boeman. Voor veel VVD’ers en aanhangers van de kleine christelijke partijen was hij het symbool voor het verlies van ‘ons Indië’, voor anderen representeerde hij de immense frustraties waarmee het dekolonisatieproces en de periode van ‘postkoloniale depressies’ gepaard gingen.
        Het is daarom een pikante keuze om, zoals oud-kamerlid Lambert Giebels doet, een uitvoerige biografie aan Soekarno te wijden. Giebels heeft zijn sporen als historicus wel verdiend. Hij schreef een knappe, zeer leesbare biografie over ‘de onderkoning van Nederland’, L.J.M. Beel, en publiceerde vorig jaar een eerste deel over Soekarno onder de wonderlijke, voor Indonesiërs nogal beledigende titel Soekarno. Nederlandsch onderdaan 1901-1950. Het werd door de pers nogal kritisch ontvangen.
        Het onlangs verschenen tweede deel, dat de periode 1950-1970 beslaat, kreeg een betere ontvangst, ondanks de nogal merkwaardige periodisering; Soekarno was immers al vanaf 1945 president van de Republiek die al in 1947 door Nederland de facto werd erkend. Toch bleven gemengde gevoelens bestaan: critici meenden dat het boek maar voor een deel over Soekarno gaat, dat er weinig nieuws in staat, dat Giebels Soekarno’s autoritair presidentiële systeem van ‘Geleide Democratie’ ten onrechte met het Nederlandse zuilenstelsel vergelijkt, dat hij een te Nederlandse bril opzet en Soekarno teveel als een westerling beschouwt.
        Ik was dan ook op alles voorbereid toen ik met het boek begon. Op één punt hadden de critici al meteen gelijk. De term ‘biografie’ is voor dit tweede deel slechts beperkt van toepassing. Giebels gebruikt Soekarno in feite als de centrale as voor een uitputtende schets van Indonesië in de eerste vijftien jaar van zijn bestaan.
        Maar het is mij bij het lezen wonderlijk gegaan. Inderdaad bevat het boek voor een deskundige niet veel echt nieuwe zaken. Maar voor een breed Nederlandstalig lezerspubliek? In het algemeen is de kennis hier te lande over Indonesië gering – bekommernis over mensenrechten, de Molukken, het vertrek van Wahid en de komst van Megawati ten spijt. Niet alleen bij het publiek, maar ook in de media. De grote Engelstalige standaardwerken over Indonesië die vanaf de jaren vijftig zijn verschenen zijn zo goed als onbekend.
        Dit is nimmer gecompenseerd door Nederlandse equivalenten. Die bestaan namelijk vrijwel niet. Ook nu nog grossieren de in Nederland zo bloeiende Indonesische studiën in historische, cultureel-antropologische en linguïstische meesterwerken, maar schetsen van de politieke – laat staan economische – ontwikkelingen in modern Indonesië ho maar! Giebels’ boek vult daarom een gat in de markt. Het is een deskundige samenvatting van de internationale en Indonesische literatuur en vormt daarmee een voor een breed publiek toegankelijke introductie op de eerste vijftien jaar van de Indonesische geschiedenis.

Amoureuze escapades
Dat dit boek helemáál niets nieuws brengt is ook niet waar. Nieuw zijn in ieder geval de uitgebreide schetsen van Soekarno’s reizen, inclusief zijn amoureuze escapades. Het materiaal hiervoor werd grotendeels geplukt uit de verslagen van aan Den Haag rapporterende Nederlandse ambassadeurs. Het zijn weliswaar sappige, maar nogal Story-achtige verhalen met een betrekkelijke waarde. Wat echter wel waardevol is, is het grote aantal interviews dat de auteur tijdens zijn jarenlange verblijf in en bezoeken aan Indonesië heeft gehouden met een indrukwekkende reeks Indonesische prominenten. De gesprekken verschaffen bij allerlei intrigerende ontwikkelingen heel verrassende doorkijkjes, bijvoorbeeld over de vroege jaren vijftig met hun nogal duistere driehoeksrelatie tussen de opeenvolgende kabinetten, de president en het leger.
        Vooral cruciale gebeurtenissen die minder ver weg staan in de tijd, zoals de coup en contracoup van 1965, de machtsstrijd tussen de Soekarno- en Soeharto-factie die erop volgde en de laatste jaren van Soekarno, zijn mede hierdoor de beste stukken in het boek geworden. Giebels gaat de ingewikkelde achtergronden niet uit de weg en komt met plausibele verklaringen. Bij de mislukte staatsgreep van 1965 denkt hij niet zozeer aan één groot centraal geleid complot, maar eerder aan een nogal stuntelig uitgevoerd initiatief van een groep links georiënteerde militairen om een vermeende staatsgreep van topgeneraals te voorkomen. Soekarno, die ook in deze ‘raad van generaals’ geloofde, schaarde zich achter de coupplegers; een deel van de PKI-top deed mee om de boot niet te missen. De passages zitten vol details, anekdotes en drama zonder dat – en dat is knap – overzicht en grote lijn verloren gaan.
        De kritiek van een ‘te sterk Nederlandse blik’, die een aantal recensenten elkaar na-apend en waarschijnlijk zonder veel achtergrondkennis spuiden, deel ik niet. Het verwijt dat Giebels Soekarno te veel als een westerling ziet, terwijl hij in de Amerikaanse en Australische literatuur vooral als een Aziaat figureert, is een denkbeeldige tegenstelling. Mijn eigen hypothese is een heel andere.
        Soekarno maakte deel uit van beide culturen. Hij was de typische representant van de Indische ––gemengd Nederlands-Indonesische – cultuur. Die was lange tijd kenmerkend voor een deel van de koloniale bovenlaag en werd door de jonge Indonesische nationalisten overgenomen. Deze gemengde cultuur domineert tot de dag van vandaag in een groot deel van het moderne Indonesië. Soekarno’s liefde voor de pronkstukken ervan, die zich manifesteerde in architectuur, schilderkunst en de krontjong-muziek, kwam niet uit de lucht vallen!

Meesterspion
Uiteraard heb ook ik punten van kritiek. Juist de Nederlands-Indonesische relaties worden weinig scherp belicht: stroperig en te weinig azijn. Dat geldt met name voor de slotfase van het Nieuw-Guinea-drama, waarbij Nederland dit gebied via een VN-interim-bestuur aan Indonesië afstond. Dat Indonesië Nederland onder sterke militaire druk zette, belicht Giebels correct. Maar de zware Amerikaanse pressie wordt wel erg summier behandeld.
        De Nederlandse onderhandelaar, Van Roijen, zwichtte in 1962 niet ‘zomaar’. De Amerikaanse interventie had uiteraard alles te maken met het overweldigende politiek-strategische belang van de Verenigde Staten bij Indonesië. De kwestie-Nieuw-Guinea dreigde in Indonesië een radicaliseringsproces op gang te zetten ten koste van constructieve krachten als het leger. De Verenigde Staten wilden dat voorkomen. Giebels veronderstelling dat Washingtons voornaamste motief om ‘iets’ aan de Nieuw-Guinea-zaak te doen, een dreigende confrontatie was tussen NAVO-bondgenoot Nederland en aan Indonesische zijde vechtende Russen, is dan ook rijkelijk absurd!
        Daar staan allerlei leuke vondsten en bespiegelingen tegenover. Zo rekent Giebels op overtuigende wijze af met de auteurs van Villa Maarheeze, die in een van de topfiguren van de Republiek, Roeslan Abdoelgani, een meesterspion zien die onder de naam ‘Virgil’ voor de Inlichtingen Dienst Buitenland werkte. Het boek levert ook buitengewoon aardig vergelijkingsmateriaal. Wie meer wil weten over vraagstukken die op het moment actueel zijn, zoals de ondeugden van de corrupte Soeharto – Soekarno was even corrupt –, de relatie tussen president en Volkscongres, de wijze waarop Soekarno werd afgezet en de manier waarop dit met Wahid gebeurde, de rol van het leger en de nimmer goed in de verf gezette constructie waarop het huidige Indonesië drijft: de grondwet van 1945, vindt in het boek allerlei handige aanknopingspunten.

Ondanks onvolkomenheden als spellingfouten en kleine inhoudelijke missers is Soekarno president een leuk boek, dat als introductie op het moderne Indonesië en als popularisering van de bestaande internationale literatuur in een grote behoefte voorziet. Dat het werk niet honderd procent biografie is, vind ik geen doodzonde. Het boek is ook bijzonder goed getimed, omdat het verschijnt in het jaar dat Soekarno’s overlijden dertig jaar geleden wordt herdacht en zijn naam via de benoeming van zijn dochter weer volop in de belangstelling staat. Het zou me niet verbazen als ook dit deel in het Indonesisch wordt vertaald. Wat mij betreft mag Giebels ook een boek over Soeharto schrijven.

Joop de Jong is verbonden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en promoveerde op ‘Diplomatie of strijd over de Nederlandse kolonisatiepolitiek’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.