Home Sociaal-darwinisme niet altijd fout

Sociaal-darwinisme niet altijd fout

  • Gepubliceerd op: 10 februari 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Amanda Kluveld

‘Dit boek zal een immense mentale revolutie bewerkstelligen,’ voorspelde de Londense uitgever John Chapman in 1859 na het verschijnen van The Origin of Species van Charles Darwin. Kreeg hij gelijk? Ja, stelt Cor Hermans in zijn boeiende proefschrift De dwaaltocht van het sociaal-darwinisme. Darwin doorbrak met zijn theorie de krachtige negentiende-eeuwse natuurlijke theologie waarin twee ‘mentaliteiten’ centraal stonden. De ene, door Hermans aangeduid als ‘Providentia’, ging ervan uit dat de door God ontworpen wereld volmaakt en zelfsturend was, dankzij de door God geïnstalleerde natuurwetten. De mens was volgens deze denkrichting slechts een volgeling van Gods natuurplan. De andere, ‘Utopia’, draaide daarentegen om het vermogen van de mens om een blauwdruk voor de toekomst te ontwerpen en architect van zijn eigen lot te zijn.

 
In de tijd dat Darwin zijn theorie publiceerde, maakte de natuurlijke theologie juist een opleving door. Deze was tegelijkertijd natuurtheorie, sociale theorie en godleer, en dit maakte haar tot een belangrijke ideologische steunpilaar van het toenmalige maatschappelijk bouwwerk. De natuurlijke theologie bood een algemene levenshouding waar Darwin met zijn studie recht tegen inging. Zo ontketende zijn boek niet alleen een revolutie in de biologie en de natuurfilosofie, maar ook in de sociale filosofie en de ethiek.
Darwin doorbrak de oude eenheid van het sociale en het natuurlijke domein. Deze breuk ontstond volgens Hermans onbedoeld doordat het door Darwin beschreven principe van natuurlijke selectie niet van toepassing bleek op het cultureel bepaalde leven van de moderne mens. De gecultiveerde mens moest zelf manieren vinden om de fittest kunstmatig te selecteren en zodoende de unfit te elimineren. Volgens sommige geleerden schakelde de cultuur de natuurlijke selectie uit, zodat er correcties moesten worden aangebracht. Zij sloten met dit denken aan bij de natuurtheologische idee van Utopia en formuleerden de kernvragen van het sociaal-darwinisme.
Maar wat is sociaal-darwinisme? Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden, omdat er vele definities van de sociale interpretaties van Darwins theorie van natuurlijke selectie bestaan. In de pogingen om het sociaal-darwinisme te omschrijven, liggen bovendien evenveel politieke en morele oordelen besloten. Zo is het sociaal-darwinisme van de Engelse socioloog Herbert Spencer (1820-1903) wel afgeschilderd als een individualistische sociale filosofie die vooral goed paste bij de op harde concurrentie gebaseerde Amerikaanse industriële maatschappij. Andere historici rekenen het sociaal-darwinisme eerder tot de ideologische voorgeschiedenis van het nazisme. Hermans beschrijft hoe de aanblik van de uitgemergelde gevangenen bij de bevrijding van Buchenwald, op 11 april 1945, opeens een heel ander licht wierp op veelvuldig gebruikte begrippen als ‘eliminatie’, ‘selectie’ en ‘struggle for existence‘.
Hermans neemt afstand van dergelijke definities en duidingen. Zo is hij het er niet mee eens dat het sociaal-darwinisme als ideologie wordt gekenschetst. Zelf gebruikt hij het als algemene term voor alle pogingen om de sociologie, de sociale politiek en de sociale filosofie op een darwinistische manier te herdefiniëren. Hermans laat uitgebreid zien hoe denkers als Galton (de vader van de eugenetica), Spencer, Wallace, Heackel en Schäffle ieder op eigen wijze vormgaven aan dit streven, welke accenten zij legden en hoe die pasten in de nationale en sociaal-politieke context waarin zij verkeerden.
Maar Hermans doet nog meer. Hij laat zien dat de inzet van de sociaal-darwinisten niet per se ‘fout’ was, of, zoals in de historiografie wel is gesuggereerd, louter een vulgarisering of misleidende popularisering van Darwins theorie. Darwin zélf wilde zijn universele theorie laten doordringen in de menswetenschappen. En dat gebeurde, zowel door hemzelf als door de sociaal-darwinisten. Wat begon als een open, veelvormig internationaal vertoog over de sociale implicaties van Darwins theorie, eindigde in een eenzijdig en verengd socio-biologisch programma, dat volgens Hermans het best kan worden omschreven als een ‘cultus van selectie’.

Amanda Kluveld doceert cultuur- en maatschappijgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is columniste bij ‘NRC-Handelsblad’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.