Home Dossiers Slavernij Cynthia McLeod: ‘Slavernij was niet zwart-wit’

Cynthia McLeod: ‘Slavernij was niet zwart-wit’

  • Gepubliceerd op: 19 mei 2021
  • Laatste update 26 jul 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 13 minuten leestijd
Cynthia McLeod foto
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De Surinaamse schrijver Cynthia McLeod probeert al 35 jaar lang de publieke kennis over het slavernijverleden in Suriname en Nederland bij te spijkeren. Tevreden is ze nog niet, vertelt ze in een interview in 2021. ‘In Holland staat de een tegen de ander te schreeuwen. En allebei weten ze te weinig.’

Toen u in de jaren zeventig Nederlandse doceerde op het vwo in Paramaribo, wat wist de gemiddelde leerling toen over de slavernij?

‘Ze wisten niets. Want wie heeft vóór de onafhankelijkheid de hele geschiedenis van Suriname geschreven? Dat waren de Hollanders. En die besteedden heel weinig aandacht aan slavernij. Het ging over gouverneurs en jaartallen en wanneer Nederland weer in oorlog was met een of ander land, en wat dat voor invloed had in Suriname. De les over de marrons – gevluchte slaven die in het oerwoud gingen leven – besloeg maar een klein stukje in het schoolboek. En dat waren zogenaamd slechteriken die plantages overvielen en de boel in brand staken. Dat was het.

Ik behoorde tot de eerste groep docenten die in Suriname Nederlands hebben gestudeerd. Wij hadden voor de vierde klas een nieuw onderdeel geïntroduceerd: Surinaamse literatuurgeschiedenis. Daar stond nog geen letter over op papier. Als je wilde vertellen wat er ooit over literatuur geschreven was, dan moest je zelf onderzoek doen. Ik was zo’n leerkracht die dat deed. Ik ben gaan zoeken in kranten, tijdschriften, archieven. En dan vertelde ik de leerlingen hoe het vroeger was. Daar hadden ze geen flauw benul van, maar ze wilden het wel heel graag weten. Ze kwamen de klas binnen met de woorden: “Juffrouw, wat gaat u vandaag vertellen?” En dan zei ik altijd: “Als jullie eerst hard hebben gewerkt en klaar zijn, dan ga ik vertellen.” En dan vertelde ik. Al ging de bel, ze bleven gewoon zitten om nog meer te horen.’

Meer lezen over de slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Wanneer dacht u: ik moet het ook opschrijven?

‘De ervaring met mijn leerlingen heeft mij laten inzien wat een geweldige behoefte er was om te weten. Als jonge vrouw had ik Barbara Tuchmans proefschrift A Distant Mirror gelezen, en daarin stond de stelling: “Wanneer een volk geen toegang heeft tot de bronnen van zijn geschiedenis, dan krijgt dat volk een zelfbeeld gebaseerd op mythen en stereotypen.” Die vrouw had honderd procent gelijk. Dat is met ons gebeurd. Dus ik wilde de Surinaamse geschiedenis ontmythologiseren. Maar dan moet je wel precies weten wat de waarheid is. En daarom wilde ik verschrikkelijk graag de archieven in, bij de bron zelf komen. Dat is me gelukt omdat mijn man na de onafhankelijkheid ambassadeur werd in verschillende landen, en ik de kans kreeg om in het archief te gaan zoeken. Dat heb ik vele jaren gedaan.’

Hoe werd uw eerste boek Hoe duur was de suiker? in 1987 ontvangen?

‘Het was net alsof Surinaamse mensen er jaren op gewacht en naar verlangd hadden. Binnen vijf weken was de hele eerste oplage uitverkocht. Het was een gevoel van bevrijding: hè hè, er is eindelijk iemand die hierover schrijft.’

Kregen Surinamers van huis uit verhalen over de slavernij mee?

‘Soms wel. Maar in de doorsnee Surinaamse gezinnen werd er niet veel over gepraat. In Suriname hebben vanaf het allereerste begin witte mannen kinderen gekregen met zwarte vrouwen, en is er een kleurlingengroep ontstaan. Die nakomelingen gingen niet vertellen dat ze slavenvoorouders hadden. Dat was not done.

Ik ga u iets vertellen uit mijn eigen familie. Van mijn vier grootouders waren drie het kind van een Joodse vader en een gekleurde moeder. Een van mijn overgrootvaders heette Fernandes, een echte Joodse naam. Ik heb hem nog gekend: een witte man met een grote snor. Ik vond hem terug in het archief toen ik in de jaren tachtig onderzoek deed naar mensen die kort vóór de afschaffing van de slavernij vrij zijn gemaakt. Sommige kleurlingen waren officieel vrij geworden, maar veel ook niet. Als je licht genoeg was, kon je gewoon leven alsof je vrij was. Maar toen bekend werd dat in 1863 de slavernij zou worden afgeschaft, verspreidde zich het gerucht dat slaven nog wel op de plantages moesten blijven werken. Een heleboel kleurlingen gingen zich toen afvragen wie er eigenlijk nog slaaf waren. Stel dat een witte man een licht getinte vrouw had. Haar grootmoeder was ooit een slavin, maar was die ooit vrij geworden? Zo niet, dan was de moeder van die vrouw ook niet vrij en zijzelf ook niet – want het kind kreeg altijd de status van de moeder. Dat betekende dat de spierwitte kinderen van die vrouw en die man ook niet vrij waren! En toen hebben heel wat mensen zich gehaast om die families vrij te kopen. Dat is precies wat de vader van mijn overgrootvader Fernandes ook heeft gedaan: hij heeft zijn vrouw en kinderen officieel “gemanumitteerd”.

Ik ging met mijn ontdekking naar een tante en zei tegen haar: “Je grootvader, weet je dat hij eigenlijk geboren is als een slavenkind?” Mijn tante ontplofte bijna! “Wat zeg je? Je bent gek. Hij was wit!” Ik had kopieën uit het archief meegenomen, dus ik kon het bewijzen. Mijn tante was helemaal van streek. “O mijn hemel,” zei ze. “Dus we zijn van slaven afkomstig!” Ik zeg: “Maar dat wist je toch? Kijk in de spiegel.” Nou, ze vond het helemaal niet leuk. En toen ik wegging zei ze: “Vertel het niet aan iedereen.”’

Waarom schaamde uw tante zich?

‘Het was de mensen geleerd er niet over te praten. Want het was niet goed, het was niet mooi. Je moest alles wat met zwarte mensen te maken had totaal vergeten. We hebben de eerste onderwijswet gekregen in 1876. Alles was in het Nederlands. De inspecteur van onderwijs had strikte orders gegeven: dat Negerengels, het Sranantongo, moest verdwijnen, het gold als een verderfelijke taal. Leerlingen die dat spraken, kregen straf. Dat was niet beschaafd. “Hollands” werd het synoniem voor “fatsoenlijk”. Iedereen moest zich zo Hollands mogelijk gedragen.

Creoolse families die na de afschaffing van de plantages af kwamen, wilden dat hun kinderen nooit meer in de grond zouden werken, want dat was slavenarbeid. De kinderen moesten naar school en die ouders dwongen hen Hollands te spreken. Vandaar dat Suriname zo vernederlandst is.’

Is het onderwijs in Suriname veranderd sinds de tijd dat u docent was?

‘Nu is er natuurlijk veel meer aandacht voor het slavernijverleden. En op de bassischool leren kinderen over één bepaalde figuur uit elke bevolkingsgroep die naam heeft gemaakt. Want een Surinamer kan van alles zijn. Je hebt Hindostanen, Javanen, creolen, en er is natuurlijk een enorme vermenging. Het mooie is: ook jongeren die zelf geen slaven als voorouders hebben, zijn in die geschiedenis geïnteresseerd. Toen van Hoe duur was de suiker? een film gemaakt zou worden, werd ik opgebeld door een Hindostaans meisjes dat een rol wilde spelen. Ik zei haar dat er in de tijd waarin het verhaal zich afspeelt nog geen Hindostanen in Suriname waren. “O, maar dat geeft toch niet? Ik kan toch gewoon een rol spelen?” Toen dacht ik bij mezelf: dat is goed, als zij dat zo aanvoelt.’

Leven er in Suriname nog nazaten van slavenhouders, of zijn die allemaal naar Nederland teruggegaan?

‘Sommigen zijn teruggegaan, maar veel zijn in Suriname gebleven. Zeker als ze al vermengd waren. Want 45 procent van de eigenaren waren kleurlingen en negers.’

Is het ingewikkeld om zowel slaven als slavenhouders in je familie te hebben?

‘Nee hoor, wij weten niet beter. Bij ons is het vanzelfsprekend. Laatst zag ik een programma over een man in Holland die tot de ontdekking kwam dat zijn voorvader slaaf was geweest, en nadat hij vrij was geworden een heleboel slaven had gekocht. Die man was zo van streek dat zijn voorvader slaveneigenaar was! Toen dacht ik bij mezelf: zie je, dat komt ervan als je er niets vanaf weet. Want stel dat er in die tijd iemand vrij werd, laten we zeggen een mulattin. Haar moeder was nog slavin en ze had een witte vader, die haar vrijkocht. Daarna had ze zelf ook een witte man. Bij elk huishouden hoorden slaven, dus die kreeg zij ook. Wie nam zij dan als eersten? Natuurlijk haar moeder, haar tante, haar nichten en neven! Niet om ze te mishandelen, maar juist om ze een goed leven te garanderen. Ze kon haar familie niet vrijkopen, want dat was te duur. Zo moet je dat zien. Dus die man die zo van streek was, die hoeft dat helemaal niet te zijn.’

Volgt u het debat over het slavernijverleden in Nederland?

‘Ik volg het wel. Maar als er geen kennis is, dan staat iedereen op zijn standpunt tegen de ander te schreeuwen. Zo is het nu in Holland. Wie van beide partijen wint er? Allebei weten ze te weinig. Daarom vond ik het zo belangrijk dat ik zelf onderzoek ging doen in de archieven. Ik vond bijvoorbeeld brieven van de gouverneur waarin uitvoerig werd beschreven hoe slaven bestraft moesten worden. Dus als ik iemand hoor vertellen dat het helemaal niet waar is dat er zulke wrede straffen waren, dan heb ik documenten. Want de man die de straffen bedacht, heeft ze zelf opgeschreven. En ook nog wanneer ze werden uitgevoerd. Maar daardoor weet ik ook dat niet iedere slaaf 24 uur per dag mishandeld werd. Dus het is noch het een, noch het ander. Ik zeg altijd: de mensen hebben een verschrikkelijk zwart-wit beeld van die tijd. En er is enorm veel grijs. Ik wil juist een genuanceerd beeld geven.’

‘Niet iedere slaaf werd 24 uur per dag mishandeld’

Zoals in uw boeken over Elisabeth Samson?

‘Ja, haar leven is duidelijk een grijs verhaal. Ik denk dat ze de eerste honderd procent zwarte persoon was die vrij geboren is in Suriname. Haar moeder is omstreeks 1700 naar Suriname gekomen met slaveneigenaar Jan van Susteren, met wie ze twee kinderen had. Van Susteren is in 1712 overleden en had in zijn testament bepaald dat de moeder en de kinderen vrij moesten worden en zouden erven. En de moeder heeft twee jaar nadat ze vrij was nog een kind gekregen met een slaaf: Elisabeth.

Elisabeths oudere mulattinzuster is getrouwd met een Duitse kapitein in het leger. Deze man moet van Elisabeth gehouden hebben alsof het zijn eigen kind was. Hij heeft haar allerlei dingen geleerd, waardoor ze heel ontwikkeld is geworden. Elisabeths halfbroer, de andere mulat, is aannemer geworden met het geld dat hij geërfd had van zijn vader. Toen hij in 1727 overleed, liet hij geld na aan Elisabeth. En met dat geld heeft die Duitse zwager een kleine plantage voor haar gekocht. Dus met twaalf jaar was ze al plantagebezitter. Zo is haar kapitaal begonnen en dat heeft ze uitgebreid. En natuurlijk bezat Elisabeth slaven.’

Bent u blij met de tentoonstelling over slavernij die nu loopt in het Rijksmuseum?

‘Ik vind het goed dat die er is. Meneer Piet Emmer heeft natuurlijk weer gezegd dat er een verkeerd beeld wordt geschetst. En dat arbeiders en kinderen in Europa het ook verschrikkelijk zwaar hadden. Dat is allemaal waar wat hij zegt, maar het uitgangspunt van slavernij was totaal anders. Hoe akelig de situatie ook was voor arme mensen in Europa, zij waren nog steeds mensen. Dat is het grote verschil.

Cynthia McLeod

werd in 1936 geboren in Paramaribo. Van 1969 tot 1978 was ze lerares Nederlands aan het vwo. Haar vader Johan Ferrier werd in 1975 de eerste president van Suriname. Samen met haar echtgenoot Donald McLeod, die ambassadeur was, verbleef ze van 1978 tot 1986 achtereenvolgens in Venezuela, België en de Verenigde Staten. In 1987 beleefde ze haar schrijversdebuut met Hoe duur was de suiker?, een historische roman over de slavernij in de achttiende eeuw. Het boek maakte haar in één klap beroemd in Suriname en Nederland. Later volgden onder meer Tweemaal Mariënburg (1997) en De vrije negerin Elisabeth Samson (2000). Haar laatste roman is Zenobia, slavin op het paleis (2015). In 2013 draaide de verfilming van Hoe duur was de suiker? in de bioscoop.

De West-Europese volkeren die slaven gingen halen in Afrika, waren allemaal christenen. Maar het christendom zegt: “Heb uw naaste lief gelijk uzelf.” Daarvoor is een prachtige oplossing gevonden: de neger is je naaste niet, want de neger is geen mens. De menselijke eigenschappen werden van de neger afgenomen. Hij werd ontmenselijkt. Zijn intellectuele niveau was hoogstens dat van een kind van acht jaar, zeiden de Europeanen. Hij heeft geen hogere emoties of gevoelens van liefde en trouw. Hij voelt minder pijn dan anderen, daarom mag je hem gerust wreed behandelen. De slavernij is afgeschaft in 1863, maar in de hoofden van heel veel West-Europeanen is dit niet afgeschaft. Die denken nog steeds zo. En dát bedoelen getinte mensen wanneer ze zeggen: we voelen nog steeds de pijn van de slavernij. Want dat ervaren ze gewoon elke dag.’

Geldt dat ook voor mensen in Suriname?

‘In Suriname niet. We hebben geen racisme in Suriname. Hier zijn we allemáál minorities. Nee, deze dingen gaan pas spelen als je naar Europa gaat. Er is bij ons ook geen slavernijdebat zoals in Nederland. Als we dat zo horen, zeggen we weleens: “Ach, ach, die gekleurde mensen in Holland zijn nog steeds in slavernij. Wij zijn allang vrij.” In Suriname gaat men veel relaxter met alles om.’

Vindt u dat nakomelingen van slaveneigenaren compensatie moeten betalen, zoals historicus Karwan Fatah Black eerder in dit blad heeft bepleit?

‘Nee, absoluut niet. Niemand die nu leeft is aansprakelijk. En zoals ik zei: in Suriname hebben veel mensen zowel slavenhouders als slaven in hun voorgeslacht. Niemand in het Nederland van nu hoeft zich hier ook voor te schamen. Het was de tijdgeest. Kunt u zich voorstellen wat men over 200 jaar gaat zeggen over ons? “Meneer! Die mensen van de eenentwintigste eeuw waren verschrikkelijk! Ze deden die lieve lammetjes en kalveren in de pan!” In de Middeleeuwen dacht men dat je een dief zijn moest hand afkappen. En als arme mensen die in een landhuis in Engeland werkten twee zakdoeken stalen, werden ze op een boot naar Australië gezet. We moeten blij zijn dat mensen nu andere gedachten hebben. We zijn geëvolueerd.’

‘Niemand in het Nederland van nu hoeft zich te schamen’

Een argument voor compensatie is dat sommige mensen van de geschiedenis hebben geprofiteerd en anderen zijn benadeeld.

‘Een heleboel families hebben na de afschaffing van de slavernij grote hoogtes bereikt. En dat is prachtig, toch? Moet je die mensen dan geld geven? Maar er zijn ook nakomelingen van slaven in Suriname en de Antillen die nog steeds onder erbarmelijke omstandigheden leven. Dat zou je kunnen rechttrekken. Nederland zou kunnen helpen met woningbouwprojecten, zodat de allerarmsten ook in een fatsoenlijk huis kunnen leven. Wat denkt u daarvan?

Ik vind wel dat Willem-Alexander excuses zou kunnen maken. Niet in de eerste plaats voor Suriname, maar voor Nederland zelf zou het goed zijn. Het zou Nederland sieren. Maar het belangrijkste is dat we ervoor zorgen dat men in Holland meer kennis krijgt. Een paar mensen zeggen: “Het hoeft niet meer, want het is zo lang geleden.” Dat is wel zo, maar alle Nederlandse musea staan vol met dingen die van lang geleden zijn. En die worden prachtig geëxposeerd en geadoreerd. Nederland wil dat de hele wereld komt kijken naar zijn grote meesters. Nou, dan moet je dat andere aspect niet onder het kleed vegen. Dat moet ook te zien zijn. Als je kennis hebt, kun je begrip opbrengen voor de ander. En met begrip kun je helen en dan samen naar een bepaald niveau gaan en iets bereiken. Toch?’

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 – 2021