Home Slavenhandel winstgevender dan gedacht

Slavenhandel winstgevender dan gedacht

  • Gepubliceerd op: 28 maart 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 3 minuten leestijd

Als het goed is, treden historici het verleden onbevangen en met een grote nieuwsgierigheid tegemoet, en zetten zij onze voorouders niet meteen in de beklaagdenbank. Sommige onderwerpen zijn echter zo zwaar beladen dat het bijna onmogelijk lijkt om uitspraken over dat verleden te doen zonder een moreel oordeel te vellen. Naast de Shoah is ook de handel in Afrikaanse slaven zo’n onderwerp.

Een telkens weer oplaaiende vraag is hoe winstgevend die handel eigenlijk was en welke bijdrage zij heeft geleverd aan de economische bloei van West-Europa. Nadat er lange tijd uiterst overspannen ideeën hadden gecirculeerd over de onmetelijke rijkdommen die dit zou hebben opgeleverd, hebben sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw steeds meer historici verkondigd dat de slavenhandel economisch gezien niet zo heel belangrijk was – waarmee zij uiteraard geen uitspraak deden over de morele verwerpelijkheid. De bekendste Nederlandse slavernijhistoricus, Piet Emmer, is een belangrijke woordvoerder van deze nieuwe consensus.

De afgelopen jaren staat echter ook deze opvatting weer onder druk, nu een jonge generatie historici andere vragen stelt en andere onderzoeksmethoden hanteert. Zij willen de slavenhandel vooral bestuderen binnen het kader van het ‘Atlantisch systeem’: de goederen- en geldstromen tussen Europa, West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika.

In het eerste nummer van jaargang 2012 van het Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis (TSEG) publiceerden Karwan Fatah-Black en Matthias van Rossum het artikel ‘Wat is winst? De economische impact van de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel’, waarin zij stellen dat niet alleen naar de netto-opbrengst van de slavenhandel moet worden gekeken, maar ook naar de investeringen en werkgelegenheid die dit voor de rest van de economie opleverde. Volgens hen is de betekenis van de slavenhandel voor de Republiek groter dan Emmer en anderen beweren.

Het vierde nummer van jaargang 2012 van TSEG bevat een zeer polemische reactie van Emmer, die suggereert dat de auteurs meer door moralistische dan door wetenschappelijke motieven gedreven worden. Fatah-Black en Van Rossum zetten vervolgens rustig uiteen dat dit onzin is, en laten zien dat Emmer hun argumenten en werkwijze onjuist heeft weergegeven.

Ook het artikel ‘Amsterdam merchants in the slave trade and African commerce, 1580s-1670s’ van Catia Antunes en Filipo Ribeiro da Silva, eveneens in nummer 4, gaat over het geheel van de Atlantische handel. Na het minutieus bestuderen van de handelsactiviteiten van dertig belangrijke Amsterdamse kooplieden komen zij tot de conclusie dat Emmer en anderen het belang van de Atlantische handel – waarvan de slavenhandel een integraal onderdeel vormde – ten onrechte onderschatten.

En passant ruimen ze de mythe op dat de Zeeuwen een buitenproportioneel aandeel in de slavenhandel hadden, stellen ze vast dat wellicht meer dan de helft van deze handel buiten de West-Indische Compagnie om ging, en constateren ze dat Joodse kooplieden in Amsterdam bijna evenveel slaven vervoerden als hun christelijke collega’s.

Het lijkt weinig zinvol uit dit laatste gegeven allerlei moralistische conclusies te trekken. Het artikel is vóór alles een pleidooi om meer en gedetailleerder onderzoek te doen naar de buitengewoon ingewikkelde handels- en geldstromen tussen de kustgebieden langs de Atlantische Oceaan.

Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis
jaargang 2012, nrs. 1 en 4,
Amsterdam University Press, € 17,50

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.