De Duitse historicus Joachim Fest (1926-2006) worstelde een leven lang met vragen rond schuld, schaamte en vertrouwen. Als biograaf van Hitler en vooral van Albert Speer trachtte hij het wezen van het kwaad aan te wijzen. Speer was het moeilijkste geval, want met hetzelfde gemak waarmee Speer Hitlers lieveling en bewapeningsminister kon worden, wentelde hij zich na de oorlog in schuldbesef en schaamte. Speer was een fatsoenlijke burgerman die zich dienstbaar maakte aan elke grote politieke kracht die voorbijkwam. Geen opportunist, maar een man die groots en meeslepend de aandacht op zichzelf wilde vestigen, of het nu op de Rijkskanselarij of in de Spandau-gevangenis was.
Het tegenbeeld van Speer was Johannes Fest, de vader die centraal staat in de nu in het Nederlands vertaalde memoires van Joachim. De katholieke, Pruisische schooldirecteur weigerde sinds 1933 concessies te doen om zich aan de nieuwe orde aan te passen. Ook al kostte het hem zijn baan, zijn inkomen, een van zijn zonen (de in 1944 omgekomen Wolfgang) en zijn aanzien. Het simpele ‘nee, ik niet’ bracht het gezin Fest ontberingen en vernederingen die tot aan de bevrijding in mei 1945 zouden voortduren. Niet uit een hang naar heldendom, maar gewoon omdat vader en moeder Fest fatsoenlijke democraten ‘met rigoureuze principes’ waren.
De jonge Joachim leerde in die tijd wat standvastigheid betekende. Sindsdien koesterde hij een diep wantrouwen tegen ‘al die clowns’ die beloven de mensheid te redden, maar vooral tegen de meelopers, mooipraters en zelfbeklagers, die met een beschuldigende vinger wijzen naar ieder die hun moraal niet accepteert.
Figuren als Jürgen Habermas en Günther Grass, die zich wentelden in de schaamte van het Duitse volk, maar dat vooral deden om de aandacht op hun eigen voortreffelijkheid te vestigen. En de aandacht voor hun eigen opportunisme in de Hitler-tijd weg te moffelen. Zo stond in de Duitse editie van Ich nicht nog dat de – niet bij naam genoemde, maar wel herkenbare – Habermas ooit een omstreden brief over zijn Hitler Jugend-tijd heeft ‘opgegeten’. In de Nederlandse editie ontbreekt deze passage, omdat Habermas via de rechter een verbod erop heeft afgedwongen.
Huub Wijfjes is mediahistoricus in Groningen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees