Britse, Japanse en Chileense archeologen denken de exacte plek te hebben gevonden waar Alexander Selkirk, de Schotse schipbreukeling die model stond voor de romanfiguur Robinson Crusoe, driehonderd jaar geleden in alle eenzaamheid sliep, kookte en uitkeek naar schepen die hem konden redden.
door Bas de Vries/ Londen
De grote doorbraak in het onderzoek was de vondst van een stukje koper dat volgens archivaris David Caldwell van de National Museums of Scotland deel uitmaakte van een eeuwenoud navigatie-instrument. Het was al bekend dat de destijds 28-jarige Selkirk inderdaad als navigator werkte op het schip Cinque Ports. Zijn kapitein liet hem in 1704 achter op het onbewoonde eiland Mas a Tierra, 750 kilometer van Chili in de Grote Oceaan. Aanleiding was een hoog opgelopen conflict over de zeewaardigheid van de boot, die niet lang daarna inderdaad verging.
De Schot hield zichzelf vier jaar en vier maanden in leven met wilde vruchten en groenten. Daarnaast slaagde hij erin de geiten te temmen die Spanjaarden eerder op het eiland hadden achtergelaten. Toen hij uiteindelijk in 1709 werd gevonden door een Brits schip, was hij gehuld in geitenvellen en sprak hij bijna geen Engels meer. Hij stierf in 1721, op een moment dat het boek van Daniel Defoe over hem al een bestseller was geworden. Defoe had de locatie van zijn avontuur verplaatst naar de Caribische Zee en een extra personage bedacht: Vrijdag.
Overigens kwam Mas a Tierra – inmiddels bewoond door zeshonderd mensen en omgedoopt tot Isla Rubinson Crusoe – het voorbije najaar ook op een andere manier in het nieuws. Het Chileense bedrijf Wagner Technologies beweerde dat een robot het goud, de diamanten en de robijnen had gelokaliseerd die de Spaanse generaal Ubilla y Echevierra daar in 1715 zou hebben begraven. Waarde anno 2005: ruim 7,5 miljard euro. De schat is echter nog niet opgegraven en eilandbewoners die de eenvoudige robot hebben gezien, wantrouwen de claim van Wagner.
Dit artikel is exclusief voor abonnees