Home Russische duikboten voor Nieuw-Guinea

Russische duikboten voor Nieuw-Guinea

  • Gepubliceerd op: 30 oktober 2013
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Martin Bossenbroek
  • 14 minuten leestijd
Russische duikboten voor Nieuw-Guinea

In augustus 1962 lagen Russische onderzeeërs voor de kust van Nieuw-Guinea – klaar om een Nederlands fregat aan te vallen. In het conflict over de dekolonisatie van het eiland speelde de Sovjet-Unie een cruciale rol.
 

Duikbootofficieren krijgen nooit veel uitleg. Een koers, een tijdschema, een doelwit – dat is het wel. De Russische Gennadi Melkov was het niet anders gewend. De diepte in, onpeilbaar blijven, daar ging het om. Op het aangegeven tijdstip moest hij met de S-235 een baai binnenvaren en twee torpedo’s afvuren, één op de brandstoftanks op de kade en één op het oorlogsschip dat daar voor anker lag. Dan weer maken dat hij wegkwam.

De instructies waren duidelijk genoeg. Het was een waagstuk, maar dat was niet wat Melkov onzeker maakte. Het was de poppenkast eromheen. Hij voer in een Russische onderzeeër, maar de bemanning droeg Indonesische uniformen. Hijzelf ook. En het doelwit was een Nederlands fregat – Melkov had geen idee hoe het heette. Hij wist wel de naam van de baai: Manokwari, op schiereiland de Vogelkop van Nieuw-Guinea.

In wat voor schimmenspel was hij terechtgekomen? Hij keek nog eens op zijn horloge. Het was drie uur precies, donderdagochtend 16 augustus 1962. Over twee uur moest het gebeuren.

Bovenstaande lijkt een fragment uit Tranen over Hollandia, de factionthriller die Tomas Ross in 2001 schreef over het Nieuw-Guinea-conflict tussen Nederland en Indonesië. Maar aan de S-235 is niets verzonnen. Het was een van de zes Russische onderzeeërs die deel uitmaakten van een Indonesische invasiemacht met bestemming Nieuw-Guinea. Operasi Djajawidjaja was een stoutmoedig plan, in drie stappen: eerst de Nederlandse lucht- en zeemacht onschadelijk maken, dan 30.000 man landingstroepen een geconcentreerde aanval laten uitvoeren op het eiland Biak, ten noorden van Nieuw-Guinea, en vervolgens doorstoten naar de hoofdplaats Hollandia. De Russische onderzeeërs waren onontbeerlijk voor de eerste fase en lagen al in positie.

Terwijl de S-235 op Manokwari af voer, naderden in New York onderhandelingen over Nederlands-Nieuw-Guinea hun afronding. Onder grote druk overlegde Nederland daar met Indonesië over de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea.

De Koninklijke Marine merkte de S-235 en de andere onderzeeërs niet op en ook in de geschiedschrijving zijn de schepen lang onzichtbaar gebleven. In 2012 verscheen het standaardwerk Pugno Pro Patria. De Koninklijke Marine tijdens de Koude Oorlog van marinehistoricus D.C.L. Schoonoord, en daarin is het vergeefs zoeken naar de zes Russische onderzeeërs die zich in augustus 1962 opmaakten voor een verrassingsaanval op NAVO-lid Nederland.

Voor de ‘definitieve’ studie over het Nieuw-Guinea-conflict, geschreven in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, geldt hetzelfde. In Een daad van vrije keuze. De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht (2005) rept P.J. Drooglever met geen woord over de actieve Russische inbreng in de Indonesische invasieplannen.

Dat wekt verbazing. Het verhaal doet al decennialang de ronde. Op 6 januari 1971 opende Het Vrije Volk met de kop ‘Russen ingezet bij N.-Guinea’. Groot nieuws! Maar het artikel bevatte ook al meteen het commentaar van Buitenlandse Zaken. Had Den Haag destijds geweten van de meevechtende Russen? Het laconieke antwoord luidde: ‘Misschien wel, misschien niet. Het is allemaal al zo lang geleden.’ Het bleek voldoende om de scoop te degraderen tot een canard.

In 1977 dook het verhaal opnieuw op, dit keer veel steviger gedocumenteerd. Voor zijn boek Morgen, bij het aanbreken van de dag. Nederland driemaal aan de vooravond van oorlog voerde oud-ambassadeur J.G. de Beus gesprekken met diverse hoge Indonesische militairen die betrokken waren bij Operasi Djajawidjaja. Allen bevestigden de concrete inzet van de zes Russische onderzeeërs – met achter de hand ook nog Toepolev-bommenwerpers met Russische bemanningen. Een reactie van officiële zijde bleef dit keer helemaal uit.

Tweeëntwintig jaar later was dat geen optie. Daarvoor bevatte de voorpagina van de Volkskrant van 10 februari 1999 te veel spectaculaire onthullingen. Ze waren afkomstig van drie voormalige officieren van de Russische marine die zelf hadden deelgenomen aan Operasi Djajawidjaja. Onder hen Gennadi Melkov. Aan de Moskouse correspondent van de krant, Bart Rijs, onthulden zij saillante bijzonderheden, waaronder de voorgenomen torpedo-aanval op Manokwari.

Daar moest wel een reactie op volgen. Die kwam een dag later, van de directeur van het Instituut voor Maritieme Historie. ‘Er was op 15 augustus beslist geen Nederlands fregat aanwezig bij het marinesteunpunt Manokwari,’ verklaarde hij. Daarom kon het verhaal volgens hem niet kloppen.

Het leek een geslaagde operatie doofpot. De Russische onderzeeërs verdwenen weer voor jaren onder de oppervlakte. Toen Lambert Giebels er in 2001 in het tweede deel van zijn Soekarno-biografie zelfs maar op zinspeelde, kreeg hij in deze kolommen (Historisch Nieuwsblad, 2001/8) de wind van voren van Joop de Jong, Azië-deskundige van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Giebels’ veronderstelling dat de Amerikanen zich zorgen hadden gemaakt over ‘een dreigende confrontatie […] tussen NAVO-bondgenoot Nederland en aan Indonesische zijde vechtende Russen’ kwalificeerde De Jong als ‘rijkelijk absurd!’.

Sinds vorig jaar valt er echter weinig meer te ontkennen. In zijn UvA-masterscriptie ‘Het Nieuw-Guinea-conflict in nieuw perspectief’ maakte luitenant ter zee Tweede Klasse Matthijs Ooms in één klap een einde aan alle twijfel over de ‘duikbootverhalen’. Ze bleken allemaal waar. In de baai van Manokwari lag wel degelijk een Nederlands fregat, de Hr.Ms. Evertsen. De Amerikanen waren maar al te goed op de hoogte van – en bezorgd over – de Russische deelname aan Operasi Djajawidjaja.

Ook de Nederlandse Marine Inlichtingendienst wist van het bestaan van de zes Russische onderzeeërs – maar dus niet van hun precieze positie op het moment suprême. Datzelfde gold voor de marinetop in Den Haag. Opmerkelijk genoeg stokte dáár de informatiestroom. In de officiële inlichtingenrapporten voor de Nederlandse regering bleef het bij een algemeen dreigingsbeeld. Russische onderzeeërs of bommenwerpers kwamen in de ministerraad niet ter sprake.

Wat daar precies achter stak, moet nog maar eens worden uitgezocht. In dit artikel gaat het om iets anders, namelijk om de Russische duikboten als symbool. Zij staan voor dé blinde vlek in het Nederlandse Nieuw-Guinea-beleid, en in de vaderlandse geschiedschrijving: de cruciale rol van de Sovjet-Unie in de beslissende fase van het conflict tussen Nederland en Indonesië.

In de gangbare verklaring hebben de eigen bondgenoten – de Verenigde Staten met in hun kielzog Groot-Brittannië en Australië – de voor Nederland zo frustrerende afloop geforceerd. Dat blijft natuurlijk overeind. Maar de Amerikanen, Britten en Australiërs werden op hun beurt voor het blok gezet door de Russen. Op het moment dat die zich in de strijd mengden, ontwikkelde de Nieuw-Guinea-kwestie zich van een dekolonisatieconflict tot een onderdeel van de wereldwijde Koude Oorlog, met alle escalatierisico’s van dien.

Die transformatie is tamelijk exact te dateren. Begin januari 1961 vervoegden de Indonesische minister van Defensie en chef-staf Nasution en zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken Soebandrio zich in Moskou. Ze kwamen wapens kopen, heel veel wapens, en anders dan de Verenigde Staten stelde de Sovjet-Unie geen vragen. Binnen de kortste keren werd overeenstemming bereikt over de levering van onderzeeërs, torpedobootjagers, vliegtuigen en zware artillerie. Ter waarde van 500 miljoen dollar – naar huidige maatstaven gerekend zo’n 3,5 miljard dollar. Niemand deed geheimzinnig over de bestemming van het wapentuig. Het was nodig, verklaarde Nasution, om ‘de Nederlandse dreiging in Nieuw-Guinea het hoofd te kunnen bieden’.

Ook de Russische leider Chroesjtsjov wond er geen doekjes om. Hij greep de aanwezigheid van de Indonesische delegatie aan voor een gedenkwaardige speech, op 6 januari 1961. De dekolonisatiebeweging in de derde wereld, zo stelde hij vast, bracht nieuwe leiders aan de macht die zich afkeerden van het Westen en hun heil zochten bij de communistische idealen van de Sovjet-Unie.

Ze zouden niet worden teleurgesteld, beloofde hij. Moskou zou er alles aan doen om hun strijd tegen het westerse imperialisme te ondersteunen, zowel politiek, economisch als militair. ’s Avonds concretiseerde hij die toezegging, in zijn bekende spontane stijl. Tijdens de afscheidsreceptie voor de Indonesiërs riep hij luidkeels door de zaal dat het gedaan was met de Nederlandse overheersing van Nieuw-Guinea.

Chroesjtsjovs woorden sloegen in, althans in de regeringscentra die hun antennes hadden afgestemd op het Kremlin. Om te beginnen natuurlijk in Jakarta. Jarenlang had president Soekarno al zijn diplomatieke gaven ingezet om internationale steun te verwerven voor de overdracht van West-Irian, zoals de Indonesiërs Nieuw-Guinea aanduidden. Tevergeefs. In de Verenigde Naties was hij steevast stukgelopen op de Amerikanen, met al hun clientèlestaten. Op de afstandelijke Republikeinse president Eisenhower en zijn moraalridder op Buitenlandse Zaken Dulles had hij nooit vat gekregen.

Dankzij de verbintenis met de Sovjet-Unie kon Soekarno het nu over een nieuwe boeg gooien, of beter gezegd: een oude, beproefde strategie nieuw leven inblazen. In de onafhankelijkheidsoorlog tegen Nederland had de combinatie van diplomasi en perjuangan (strijd) uiteindelijk geleid tot de soevereiniteitsoverdracht van december 1949. De Russische militaire steun maakte het mogelijk dat spel nog eens te spelen, nu zelfs geloofwaardiger dan destijds. Zeker toen de Russische wapenleveranties daadwerkelijk op gang kwamen, vanaf juli 1961, voelde Soekarno zich sterk genoeg om de druk op Nederland – en daarmee indirect ook op de Verenigde Staten – steeds verder op te voeren.

Zijn dreigende taal bereikte een climax op 19 december van dat jaar, toen hij het Indonesische volk opriep zich gereed te houden West-Irian gewapenderhand te ‘bevrijden uit de ketenen van het Nederlandse kolonialisme’. Dat het hem menens was, bleek op 15 januari 1962, toen het voor de kust van Nieuw-Guinea bij Vlakke Hoek tot een eerste treffen kwam tussen Indonesische en Nederlandse oorlogsschepen.

In Washington werd Soekarno’s wapengekletter met toenemende bezorgdheid gevolgd. Ook daar was het nodige veranderd sinds januari 1961. Eisenhower was opgevolgd door de actiebeluste Democraat John F. Kennedy. Bij hem had Chroesjtsjovs omarming van de derde wereld meteen alarmbellen doen rinkelen, vooral omdat Kennedy zelf vergelijkbare intenties had – uiteraard vanuit een tegenovergestelde ideologie. In Azië wilde hij in elk geval de door het communisme bedreigde ‘dominostenen’ overeind houden.

In de ogen van de action intellectuals met wie Kennedy zich omringde, was Indonesië daar één van. Daar zagen ze eigenlijk geen betere optie dan Soekarno. Hij was de enige die de twee grote interne machtsblokken, het leger en de Partai Komunis Indonesia, in bedwang kon houden. Viel hij weg, dan namen de communisten het land over, daarvan was Kennedy’s inner circle overtuigd. Zeker nu Chroesjtsjov zo pontificaal zijn diensten aanbood. Er zat maar één ding op: Soekarno – en niet te vergeten de rest van de derde wereld – te vriend houden. En dat betekende weer dat Nederland Nieuw-Guinea moest afstaan, hoe dan ook.

Voor Kennedy en zijn vertrouwelingen in de National Security Council was dat van meet af aan een uitgemaakte zaak, maar elders in Washington stuitten zij op weerstand. Bij het State Department leefden grote reserves over het schofferen van een NAVO-bondgenoot ter wille van een onberekenbare dictator. Tot eind 1961 gedoogde Kennedy de interne oppositie. Toen forceerde hij, geschrokken van de ramkoers van Soekarno, een beslissing.

Sleutelposities bij het State Department werden herbezet bij het beruchte Thanksgiving Day Massacre. Voortaan gaf de president zelf leiding aan het Indonesië-beleid. Ten bewijze daarvan stuurde hij in februari 1962 zijn broer Robert als persoonlijk gezant naar Jakarta en Den Haag om uit te leggen hoe Amerika het wilde hebben: onderhandelingen om de overdracht van Nieuw-Guinea vreedzaam te regelen; absoluut géén wapengeweld.

In de tussentijd werden ook de belangrijkste bondgenoten bewerkt. Vlak voor Kerstmis 1961 had Kennedy op Bermuda een ontmoeting met de Britse premier Macmillan. Er was weinig overtuigingskracht nodig om de pragmatische conservatief, beducht voor tweespalt binnen het Britse Gemenebest, voor het nieuwe Amerikaanse standpunt te winnen.
Half januari 1962 ging ook de Australische regering om. Tot dan toe had Canberra het idee van zelfbeschikkingsrecht voor de Papoea’s gesteund – Nederlands laatste diplomatieke verdedigingslinie. De optelsom van Russische militaire betrokkenheid, Soekarno’s agressieve confrontatiepolitiek en de koerswijziging in Washington en Londen leidde nu tot een andere afweging.

Volgens minister van Buitenlandse Zaken Barwick had een gewapend conflict tussen Indonesië en Nederland alles in zich om te escaleren tot een kernoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Dat gevaar achtte hij in Nieuw-Guinea zelfs groter dan in Berlijn – waar een halfjaar eerder was begonnen met de bouw van de Muur. Dat was voor Australië een rampzalig scenario. Om groter onheil te voorkomen, moest Soekarno dan maar zijn zin krijgen. Spijtig voor de Papoea’s.

En voor Nederland. Het was nu een totally different ball game, maar dat besef drong in Den Haag nooit ten volle door. Minister van Buitenlandse Zaken Luns bleef zich krampachtig beroepen op vage toezeggingen van de regering-Eisenhower. Premier De Quay dacht de boodschap begrepen te hebben. Hij vergeleek Nieuw-Guinea met West-Berlijn: allebei bastions van vrijheid, bedreigd door agressie. Maar van die vergelijking liet Kennedy geen spaan heel: de West-Berlijners waren ‘highly civilized and highly cultured’, de Papoea’s leefden in ‘the Stone Age’. Als er al iets te vergelijken viel, was het Indonesië, dat net als West-Berlijn moest worden beschermd tegen het oprukkende communisme.

Onderhandelen dus. Nu het Witte Huis zijn volle gewicht in de schaal legde, viel daaraan niet te ontkomen. Op Amerikaans grondgebied, onder leiding van de Amerikaanse diplomaat Bunker. Behoedzaam maar zeker loodste hij beide partijen naar het gewenste eindresultaat. Maar daarmee was het oorlogsrisico niet geweken.

Soekarno hield vast aan zijn dubbele strategie van diplomasi én perjuangan. Na de Slag bij Vlakke Hoek namen de gewapende infiltraties van Indonesische troepen – over zee en door de lucht – alleen maar toe. Vanaf juni 1962, toen de onderhandelingen in een impasse verkeerden, kwam een gewelddadige ontknoping zelfs gevaarlijk dichtbij.
Soekarno had zijn zinnen gezet op een beslissing vóór 17 augustus, de Indonesische onafhankelijkheidsdag. Ook de Russen werden steeds ongeduldiger. De door hen geleverde wapens moesten nu maar eens echt worden gebruikt, voordat de Amerikanen met de diplomatieke eer gingen strijken. Operasi Djajawidjaja was geboren. Omdat de Indonesiërs nog te weinig getraind personeel hadden, met name voor de bommenwerpers en de onderzeeërs, zegde Chroesjtsjov Russische ‘vrijwilligers’ toe.

Dat verklaarde de Indonesische uniformen van de bemanning van de S-235, op weg naar het doelwit in de baai van Manokwari. Nog tien mijl te gaan. Plotseling werd de strikte radiostilte verbroken. ‘Aanval afbreken,’ luidde het bericht. Melkov haalde opgelucht adem. Kennelijk was op het allerlaatste moment een akkoord bereikt. 3.01 uur, 16 augustus 1962, Nieuw-Guinea-tijd.

De Russische onderzeeër kwam boven water en wendde de steven. De Nederlandse marinemensen aan boord van de Hr.Ms. Evertsen hadden geen idee aan welk gevaar ze waren ontsnapt.

Meer lezen

J.G. de Beus komt de eer toe de Russische onderzeeërs rond Nieuw-Guinea te hebben ‘ontdekt’. Hij schreef erover in Morgen, bij het aanbreken van de dag. Nederland driemaal aan de vooravond van oorlog (1977). John Jansen van Galen maakte er ook melding van in zijn klassieker Ons laatste oorlogje. Nieuw-Guinea: de Pax Neerlandica, de diplomatieke kruistocht en de vervlogen droom van een Papoea-natie (1984).

Recent zijn de onderzeeërs herontdekt door Wies Platje in Een zee van geheimen. Inlichtingenoperaties tijdens de Koude Oorlog (2010), door Pierre Heijboer in De eer en de ellende. Nieuw-Guinea 1962 (2012) en vooral door Matthijs Ooms in zijn (UvA) masterscriptie Het Nieuw-Guinea-conflict in nieuw perspectief. Hoe in 1962 actieve militaire Sovjetsteun aan Indonesië leidde tot het verlies van onze laatste kolonie in de Oost (2012). In Herman van Roijen, 1905-1991: een diplomaat van klasse (2013) plaatsen Rimko van der Maar en Hans Meijer deze nieuwe informatie in een diplomatieke context.

De meest relevante buitenlandse werken over dit onderwerp zijn Krushchev Remembers. The Last Testament (1974), van Strobe Talbott, Conflict and Confrontation in South East Asia, 1961-1965. Britain, the United States, Indonesia and the Creation of Malaysia (2009) van Matthew Jones, en de artikelen ‘Regimes in Motion. The Kennedy Administration and Indonesia’s New Frontier, 1960-1962’ van David Webster, in Diplomatic History 33/1 (2009) en ‘Australia’s Actions towards Accepting Indonesian Control of Netherlands New Guinea’ van Hiroyuki Umetsu, in The Journal of Pacific History 41/1 (2006).

Aan de basis van dit artikel liggen oorspronkelijk geheime en inmiddels vrijgegeven bronnen, deels afkomstig uit het Amerikaanse Digital National Security Archive, deels te vinden in het Nationaal Archief (Marinearchief) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (Marinedocumentatie) in Den Haag.

Afbeelding: Soekarno
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.