In verkiezingstijd wil een fors deel van de kiezers meestal wat anders. Op de golven van dat gevoel dobberen partijen die schoon schip willen maken, de stal willen uitmesten, puin willen ruimen of in ieder geval de zittende coalities willen aanpakken. Dit is de opgeklopte retoriek die tegenwoordig als ‘populisme’ wordt aangeduid.
Hoe past zoiets in de traditie van onze politieke cultuur, die zich nu geen raad weet met de opmars der populisten? Het is een vraag die de Leidse hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis Henk te Velde zichzelf stelde. Dat bracht hem op het bredere begrip ‘politieke traditie’. Al lezend in zijn eigen oeuvre over de geschiedenis van politieke cultuur zag hij ineens ‘een onvermoede samenhang’, een rode draad in de versnipperde activiteit van jarenlang publiceren.
Dergelijke verrassende zelfinzichten ontstaan niet vaak in het leven van een noest doorwerkende onderzoeker. Doorgaans zie je de samenhang pas als bij het afscheid van een hoogleraar zijn beste stukken worden gebundeld, maar Te Velde maakt dat nu al mee, krap vier jaar na zijn aantreden als hoogleraar. Het is typerend voor de consistentie in zijn denken, maar ook voor de superieur heldere wijze waarop hij zijn onderzoek naar paden stuurt die nog niet platgetreden zijn.
Wat is dan die samenhang in de geschiedenis van politieke tradities? Te Velde presenteert haar in negen thematische hoofdstukken, ingeklemd tussen de meest haaks op elkaar staande tradities: regentenmentaliteit en populisme. Daaruit blijkt dat wat we in onze huidige tijd meemaken niet zo uitzonderlijk is als wel wordt verondersteld.
Het populisme is volgens Te Velde te zien geweest in drie golven, juist als een stormloop op de regentenmentaliteit. Aan het einde van de achttiende eeuw mepten de patriotten al in op de regenten die in achterkamertjes de zaken bedisselden en een vorst (of stadhouder) als uithangbord van eenheid gebruikten. Een appèl op ‘het volk’ dat zijn rechten verkwanseld zag was voldoende om de angst er flink in te jagen, maar restauratie was uiteindelijk altijd onvermijdelijk. Daarvoor was de drang naar consensus en rust blijkbaar te diep in de volksaard verankerd.
Dat merkten ook de socialisten en de antirevolutionairen die aan het einde van de negentiende eeuw een tweede populistische golf veroorzaakten om de conservatief-liberale hegemonie aan te tasten. Dat lijkt bien étonnés de ce trouver ensemble, maar het is volgens Te Velde slechts schijn. Kuyper appelleerde met zijn propagandistisch christelijke volksretoriek aan hetzelfde sentiment van anti-establishmentpolitici als Troelstra en Domela Nieuwenhuis met hun socialistisch antikapitalisme.
Ook hier verdween het militante gevoel in het zwarte gat van het polderen, omdat zoiets op de lange termijn toch meer concrete resultaten oplevert. Sinds de jaren negentig is het populisme echter weer terug, niet verwonderlijk in verzet tegen het eindeloze vergaderen, dat haaks staat op het gevoel van groepen burgers dat hun belang meer gebaat is bij daadkracht.
In die fase zitten we volop, maar als we Te Veldes analyse volgen dan is de reactie niet ver weg. Want de meeste Nederlanders koesteren een sluimerend verlangen naar een verlichte regentenmentaliteit. In meerderheid vertrouwen zij liever op een regent die de zaak bij elkaar wenst te houden dan op de scherpslijpers die onberedeneerde en onbeheersbare krachten doen ontwaken.
De ultieme polderpoliticus Wim Kok roept dus altijd een Fortuyn of Wilders op, maar die zorgen er dan weer voor dat verlichte regenten als Balkenende en Cohen rustig aan het roer kunnen komen, om dat te doen wat in Nederland al eeuwenlang een traditie is: binnen een monarchaal of grondwettelijk bewaakte democratie de ruimte zoeken om belangen te verenigen.
Henk te Velde
Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland
320 p. Bert Bakker, € 24,95
Dit artikel is exclusief voor abonnees