Home Populaire amusementstelevisie

Populaire amusementstelevisie

  • Gepubliceerd op: 27 november 2014
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 13 minuten leestijd
Populaire amusementstelevisie

In 1964 maakte de Tweede Kamer de uitzendingen van het commerciële station TV Noordzee onmogelijk. Maar niet lang daarna kwam het populaire amusement het bestel toch binnen via de TROS. ‘Laat u niet langer voor het zuilenlapje houden.’

Het was niet de eerste etherpiraat; Radio Veronica zond al een paar jaar vanaf een zeeschip uit. Maar commerciële televisie was iets nieuws: op 15 augustus 1964 begon de Reclame Exploitatie Maatschappij (REM) met de uitzendingen van TV Noordzee. Niet op z’n Hilversums, maar naar Amerikaans voorbeeld horizontaal geprogrammeerd met aantrekkelijke buitenlandse series als Mr. Ed, het sprekende paard, De onzichtbare man en The Saint. Honderdduizenden Nederlanders schaften de speciale antenne aan waarmee de REM te ontvangen was. In het uiterste westen kon een behendig verbogen metalen kleerhanger al wonderen doen.

De initiatiefnemers waren de zakentycoons van hun tijd, onder anderen scheepsbouwer Cornelis Verolme, projectontwikkelaar Reinder Zwolsman en oud-Unilever-topman Sydney van den Bergh. Ze hadden speciaal voor de REM een platform laten neerzetten voor de kust van Noordwijk. Buiten de territoriale wateren, zodat de regering machteloos zou staan. Een andere slimmigheid was de mogelijkheid voor het publiek om zelf mede-eigenaar te worden via de Volks Aandelen Trust. Het liep storm, want dit zou een winstgevend zaakje worden. Twintig gulden per aandeel was een koopje. Op het enige publieke Nederlandse tv-net was nog geen reclame toegestaan. Voor de REM stonden de adverteerders in de rij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Alleen de politiek wilde niet meewerken. Die kwam met de Wet Installaties Noordzee, die in de volksmond bekend zou worden als de Anti-REM-Wet. Het voorstel zelf repte met geen woord over zendgemachtigden. Het ging om een raamwet die de Nederlandse strafwet van toepassing verklaarde voor kunstmatige eilanden buiten de territoriale wateren. Ook het soort bewindslieden dat het kabinet voor de behandeling naar de Tweede Kamer stuurde, moest verhullen waar het werkelijk om ging: niet de voor de media verantwoordelijke minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, maar die van Justitie en Buitenlandse Zaken.

Jo Cals, woordvoerder namens de KVP-fractie in de Tweede Kamer en eerder, tussen 1950 en 1963, als staatssecretaris en minister verantwoordelijk voor de omroep, verdedigde de wet: ‘Het beginsel van de vrijheid der volle zee kan natuurlijk niet inhouden en heeft nooit ingehouden, dat de gezagsloosheid en een vacuüm van recht moeten worden geduld.’ Als twee zwemmers elkaar halverwege het Kanaal zouden tegenkomen en de een zou de ander doodsteken, mocht zo’n daad toch ook niet onbestraft blijven, aldus de oud-bewindsman.

Fervente tegenstanders waren er ook. Bij de PvdA (in overgrote meerderheid voor de Anti-REM-wet) liet Frans Goedhart onverbloemd weten dat dit niets meer dan een staaltje gelegenheidswetgeving was. Alsof ‘een installatie in open zee, die onder niemands jurisdictie valt, een soort vrijhaven voor moord en doodslag, handel in narcotica en blanke slavinnen en een centrum voor valsemunterij zou kunnen worden’. De VVD, unaniem tegen, vond bij monde van Cornelis Berkhouwer dat de Nederlandse staat zich op oneigenlijke wijze rechtsmacht toe-eigende en zaken achteraf strafbaar stelde die dat eerder nog niet waren.

Televisie zou Nederlanders veranderen in ‘geestelijke lilliputters’

Volgens opinieonderzoek was meer dan driekwart van de Nederlanders geen voorstander van overheidsingrijpen tegen TV Noordzee. Toch nam de volksvertegenwoordiging de Wet Installaties Noordzee met overweldigende meerderheden aan: 114 stemmen voor en 19 tegen in de Tweede Kamer, 57 voor en 9 tegen in de Eerste Kamer.

In het verzuilde Nederland liepen destijds nog heel directe lijnen tussen de politiek in Den Haag en de publieke omroepen in Hilversum. KRO-voorzitter Harry van Doorn was Tweede Kamerlid namens de KVP. VARA-voorzitter Jaap Burger verruilde in 1963 de Tweede Kamerfractie van de PvdA voor die in de senaat. NCRV-voorzitter Anton Roosjen verliet toen het parlement, maar had vanzelfsprekend nog zijn contacten in ARP-kringen.

Bij de introductie van de televisie in 1951 was de overheid niet bovenmatig enthousiast over het nieuwe medium. Dat kon de Nederlanders zomaar veranderen in ‘geestelijke lilliputters’, waarschuwde socioloog/futuroloog Fred Polak in een artikel in De Gids. De bestaande cultuur kon een doodsteek krijgen ‘door het starogig, afgodisch vereren van levende beelden’. Als die dubieuze televisie er toch moest komen, dan maar onder toezicht van de overheid, bij de publieke omroepen.

Maar uitgevers en ondernemers zagen ook de potentie van tv. In 1956 werd de Onafhankelijke Televisie Exploitatie Maatschappij (OTEM) opgericht. Achter dat initiatief zaten vooraanstaande banken, grote bedrijven en deels toch aan de zuilen gelieerde dagbladen als de Volkskrant, de NRC, het Algemeen Handelsblad en De Telegraaf. De traditionele omroepen kwamen in het geweer. De VARA waarschuwde bijvoorbeeld: ‘Het streven naar een nieuw maatschappelijk bestel zal, sterker nog dan voorheen, kunnen worden belemmerd door kapitalistische groeperingen, die zich meester hebben gemaakt van het medium televisie, dat wellicht het machtigste publiciteitsmiddel van deze eeuw zal worden.’

Bij de centrum-linkse kabinetten-Drees kon geen sprake zijn van een concessie voor de OTEM. Maar het centrum-rechtse kabinet-De Quay nam al snel na zijn aantreden in 1959 het principebesluit om op termijn reclame op de televisie toe te laten. De nota inzake reclametelevisie die in 1961 verscheen ging nog een stap verder: ook een commercieel net moest mogelijk worden. De verantwoordelijke staatssecretarissen Ynso Scholten en Gerard Veldkamp (KVP, Economische Zaken) bedachten een constructie waarbij Den Haag toch flink wat controle kon houden: toezicht op het niveau van het uit te zenden materiaal, de inhoud van de spotjes en een strikte scheiding tussen reclame en de rest van de programmering. De commerciële zendgemachtigde diende bovendien te betalen voor een concessie en de overwinst af te dragen aan de staatskas.

Aan een inhoudelijke behandeling van de plannen kwam de Tweede Kamer pas in maart 1963 toe. Het was snel duidelijk dat een meerderheid onhaalbaar zou blijven. Met name de aan de diverse omroepen gelieerde politieke partijen verzetten zich tegen commerciële televisie. De PvdA, verbonden met de VARA, was tegen om het even welke vorm ook. De drie confessionele partijen in het kabinet dachten er weinig anders over. De ARP vond de plannen verwerpelijk. De KVP wees op de oneerlijkheid dat omroepen met een achterban van honderdduizenden het moesten doen met een paar uur tv per week, terwijl zendgemachtigden die moeizaam duidelijk konden maken welke publieke steun ze genoten meteen een heel net in de schoot geworpen kregen. De VVD, die ook zitting in het kabinet had, was juist hartstochtelijk voorstander van commerciële tv. Want waarom zou ook niet op dit gebied de markt een heilzaam effect kunnen hebben?

Het debat bracht diepe verdeeldheid in de Nederlandse politiek en binnen de coalitie aan het licht. Het kabinet-De Quay, bijna aan het einde van zijn termijn, leek zelfs te wankelen. Pas in het holst van de nacht besloten de ministers en staatssecretarissen dat een val te ingrijpende gevolgen zou hebben. Eenmaal demissionair zouden ze te veel nationale en internationale kwesties van belang gedwongen moeten laten rusten.

In De Telegraaf voer columnist Jacques Gans flink uit tegen wat hij zag als een kongsi van omroepen en politiek: ‘Wij zien en horen, dat vulgaire handelsfirma’s in omroepzaken, via gedwongen winkelnering in omroepblaadjes en met wat afgehuurde vakbonzen, partijfunctionarissen en Tweede-Kamerleden –dominees en pastoors in de ideële reserve!– koste wat kost het alleenvertoningsrecht van hun nerinkje willen behouden.’ De ‘culturele bezorgdheid’ die dikwijls werd aangevoerd, vond Gans een wassen neus. Want bij de bestaande omroepen zag hij een ‘horde platpratertjes, vettige leukerds, huilerige zeuren en glibberige draaitollen’ langskomen in programma’s.

Bij de bestaande omroepen zag De Telegraaf vooral ‘huilerige zeuren en glibberige draaitollen’

Rond de debatten over de Anti-REM-wet in de zomer van 1964 ging De Telegraaf nog maar eens vol op het orgel. Koppen boven de hoofdredactionele commentaren als ‘Ethermoord’, ‘Belachelijk’, ‘Hypocrisie’ en ‘OngeREMd’ spraken voor zich. KVP-woordvoerder Cals had in het parlement gezegd dat volksvertegenwoordigers ingewikkelde zaken soms beter overzagen dan het volk. Een Kamerlid moest, vond hij, niet al te zeer de oren laten hangen naar opinieonderzoeken: ‘Men moet oppassen voor een overdreven nipotisme; het is even gevaarlijk als nepotisme; het is vaak eenzijdig, want er wordt maar één vraag voorgelegd.’ Telegraaf-columnist Gans betitelde de KVP-woordvoerder daarop als ‘een dictatoriale dwerg’. Hij schreef: ‘Onze gevallen mammoet Cals probeert de gedirigeerde domhouderij van de zuilen overeind te houden.’

Maar TV Noordzee was niet meer te redden. Tweede Kamerlid Haya van Someren (VVD) diende in december nog een voorstel in om de zender naar Nederland te verplaatsen en samen met de OTEM een commercieel derde net te vullen. Ze wist bij voorbaat dat er geen meerderheid voor te vinden zou zijn. Nog dezelfde maand zetten drie marinehelikopters politie- en PTT-functionarissen af op het REM-eiland. Het was afgelopen met de uitzendingen vanaf de Noordzee. Dat de poten van het eiland voorafgaand aan de komst van de sterke arm voorzien zouden zijn van explosieven, bleek niet meer dan een gerucht.

Uit onvrede over het verbod op de uitzendingen vanaf het REM-eiland volgde nog in 1964 de oprichting van de Televisie en Radio Omroep Stichting (TROS). Telegraaf-columnist Gans zorgde voor aansprekende en licht recalcitrante ledenwerfslogans als ‘Niet zeeziek, maar zuilenziek! Wordt deelnemer aan de TROS’, en: ‘Laat u niet langer voor het zuilenlapje houden.’

Het zittende kabinet-Marijnen durfde zich ondertussen niet te branden aan een meer structurele regeling van het omroepvraagstuk. De Tweede Kamer morde en eiste duidelijkheid. Met ook nog eens die druk erbij kwamen de meningsverschillen tussen KVP, CHU, ARP en VVD nog duidelijker aan het licht. De ministers kwamen er niet uit. Premier Marijnen ging in maart 1965 naar de koningin om het ontslag van zijn kabinet in te dienen.

Cals, woordvoerder van de KVP tijdens het REM-debat, werd formateur en later premier van een kabinet van zijn partij, de ARP en de PvdA. Tijdens de onderhandelingen werd een akkoord bereikt over de omroepwetgeving, die voor een belangrijk deel tot op de dag van vandaag nog geldt.

Die stelde de TROS in staat om het bestel binnen te komen. In eerste instantie had de nieuwkomer de C-status. Maar de aspirant-zendgemachtigde wist in sneltreinvaart door te groeien naar de B- en A-status. De centrale filosofie van de omroep – de kijker geven wat deze wil zien – betekende onder meer een grote nadruk op amusement.

Criticasters gruwden daarvan en vreesden besmettingsgevaar. ‘Vertrossing’ van de complete Nederlandse televisie lag op de loer. Volgens literator en tijdelijk tv-recensent Gerrit Komrij, bijvoorbeeld, droeg de TROS bij aan ‘de populariteit van de Duitse schlager, de exploitatie van irrationele angsten, het bagatelliseren van wettelijke regels en behoorlijke omgangsvormen, het maximaliseren van Valse Emoties en Commercie, het Vergulden van Debiele Artiesten en het Vernikkelen van Talent, de verloedering van taalgebruik, de vergroting van het gevaar van massahysterie en populistische terreur’. Maar de omroep doorstond alle stormen van kritiek. Dit jaar vierde de  TROS het gouden jubileum.

Radio Veronica zond uit tot in de zomer van 1974. In dat jaar maakte Den Haag de activiteiten vanaf zee via wetgeving definitief onmogelijk. Pogingen van de nieuw opgerichte Veronica Omroep Organisatie (VOO) om een plek in het bestel te krijgen, strandden op een weigering van Harry van Doorn, inmiddels minister van Cultuur namens de Politieke Partij Radikalen. De nieuwkomer was volgens hem geen aanvulling op het bestaande aanbod. De Raad van State corrigeerde de bewindsman kort daarna. De VOO moest worden toegelaten. De eerste uitzendingen begonnen in september 1975.

Commerciële tv kreeg Nederland pas in 1989 met RTL Véronique. De eerste drie jaar nog noodgedwongen via Luxemburg, de zogenoemde U-bochtconstructie. In 1992 werd de omroepwet aangepast.

De altijd zo tegen het bestel agerende Telegraaf wrikte nog vrij recent deuren bij de publieken open. Weblog GeenStijl kreeg in 2010 een Hilversums broertje in de vorm van PowNed, terwijl WNL voor het rechtse geluid in het radio- en televisielandschap moest gaan zorgen.

Het REM-eiland diende drie decennia als meetpost van Rijkswaterstaat voor de kwaliteit van het zeewater. Nadat die activiteit was opgehouden, lukte het niet om een koper en een nieuwe bestemming voor het eiland te vinden. In 2006 werd het voor een groot deel gesloopt. Het gebouw werd daarvoor losgebrand van het onderstel en bleef bewaard. Sinds 2011 heeft dit restant met nieuwe poten en met een extra verdieping een nieuw leven gekregen in de Houthavens aan het IJ in Amsterdam: het REM-eiland is tegenwoordig een drukbezocht restaurant.

Een trage start

Europese overheden

afkerig van commerciële tv

België begon later dan Nederland met televisie. Op 31 oktober 1953 werd voor het eerst een programma uitgezonden, zowel een Vlaamstalig als een Franstalig. Commerciële televisie werd echter afgehouden. De publieke zenders van de taalgemeenschappen hadden een wettelijk vastgelegd zendmonopolie. Dat ging pas in de jaren tachtig op de helling. In 1987 kreeg de Waalse RTBF een commerciële tegenhanger in de vorm van RTL-TVi. Op 1 februari 1989 begon de Vlaamse Televisie Maatschappij met haar uitzendingen.

Duitsland experimenteerde voor de oorlog al met televisie, maar de oorlog en de wederopbouw zorgden daarna lange tijd voor andere prioriteiten. Onenigheid tussen de afzonderlijke landen en de overkoepelende Bondsrepubliek betekenden verdere vertraging. In 1961 was het Wirtschaftswunder ver genoeg gevorderd voor de eerste geregelde nationale uitzendingen. Uitzendingen speciaal voor de afzonderlijke landen kwamen er uiteindelijk ook. De discussie over commerciële naast publieke televisie begon niet lang daarna, maar kon lang worden afgehouden met de bewering dat er onvoldoende netten waren. Dat argument was door de technische vooruitgang slechts tijdelijk houdbaar. De CDU en CSU begonnen stilaan wel te voelen voor een meer divers medialandschap. Op 1 januari 1984 begon de Programmgesellschaft für Kabel- und Satellitenrundfunk (een jaar later omgedoopt in Sat.1) met uitzenden. Op 2 januari 1984 volgde een tweede commerciële nieuwkomer, RTL Plus.

De Britten waren het vroegst met commerciële televisie. Ze stelden wel strikte voorwaarden. De kapitaalgedreven vrijheid, blijheid die de Amerikaanse networks kenmerkte was de politiek in het Verenigde Koninkrijk een gruwel. Dus voorzag de in 1954 aangenomen Television Act in de oprichting van een Independent Television Authority om slechts onder streng toezicht zendvergunningen te verlenen. ITV begon in 1955 in bepaalde regio’s en had in 1962 stations in alle delen van Groot-Brittannië.

Meer lezen

Het ongemak rond omroeppolitiek vormt een van de rode lijnen in deel 8 van de Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, Rondom de Nacht van Schmelzer. De kabinetten-Marijnen, -Cals en –Zijlstra 1963-1967 (2010).

Een aardig beeld van de geschiedenis van de audiovisuele media in Nederland biedt Omroep in Nederland. Vijfenzeventig jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (1994).

Mariëtte Wolf besteedt in Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant (2009) uitgebreid aandacht aan de strijd van het dagblad tegen het verzuilde Nederlandse radio- en televisiebestel.

In een aantal biografieën komt het REM-eiland ter sprake. Dat is onder meer het geval in Madelon de Keizers Frans Goedhart. Journalist en politicus (1904-1990). Een biografie (2012) en in Cals. Koopman in verwachtingen 1914-1971 (2004) van Paul van der Steen.

Links

De politiek was niet enthousiast over een commerciële speler in het Nederlandse omroepbestel. Bekijk de Andere Tijden-aflevering over ‘nieuwe media uit oude dagen’.

In juni 1964 begon de bouw van het REM-eiland. Bekijk een item van het polygoonjournaal over ‘de zender die niet mag, maar toch doet’.

Grote koppen en boze brieven. Weten wat de kranten in 1964 over het REM-eiland schreven?

Klik hier voor de extra uitzendingen en bronnen.