Home Politici moeten zich soeverein tonen

Politici moeten zich soeverein tonen

  • Gepubliceerd op: 30 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher
  • 3 minuten leestijd

Politici die aan wielerwedstrijden of spelletjes op de televisie meedoen, is dat nuttig of verwerpelijk? Wat te denken van elkaar vliegen afvangende Kamerleden en ministers; verliest ‘de politiek’ zo haar aanzien? En wat is daarmee dan verloren?

Remieg Aerts, hoogleraar geschiedenis in Nijmegen, verkent in Het aanzien van de politiek onder andere de grenzen van decorum en betamelijkheid. In dit wetenschappelijke essay, een uitwerking van zijn oratie van 2004, laat hij merken van die spelletjes niet veel te moeten hebben, maar er ook niet wakker van te liggen.

Waar het op aankomt is dat politici in moeilijke tijden ook beslissingen durven nemen die een dip in hun populariteit veroorzaken. Hun aanzien verliezen ze daarmee niet. Integendeel, de betoonde moed laat zich op termijn weer als kiezersgunst verzilveren. Door zich soeverein te tonen en zich als – met een term van politicoloog Rudy Andeweg – ‘superego van de samenleving’ te gedragen, komen regering en parlement tot objectief bestuur zonder gezagsverlies.

Dit erudiete betoog is beurtelings monter en streng van toon. Aerts lijkt het aan de ene kant wel amusant te vinden hoe gauw Nederlanders ach en wee roepen over de politiek die zichzelf in diskrediet brengt. Aan de andere kant vindt hij bezorgdheid over ‘het aanzien van de politiek’ getuigen van gering historisch besef. Politici hebben immers nooit veel aanzien gehad, al waren er momenten (bijvoorbeeld de jaren vijftig van de vorige eeuw) dat de kritiek even verstomde.

In de wederopbouwperiode was klagen verdacht, want het getoeter van nazi’s en fascisten over de falende democratie in de tragische jaren dertig lag nog vers in het geheugen. Meestal echter betekenen zorgen over het verval der politiek alleen maar dat het hart van Nederland nog stevig klopt – Aerts’ these herinnert ons aan de bekende boutade dat het land pas echt in nood is als de boeren niet meer klagen.
Toch pleit Aerts niet voor het wegwuiven van ‘aanzien’ als fenomeen. De auteur wil meer bieden dan een analyse van de Nederlandse traditie. Hij onderzoekt ook de moderne democratie in algemene zin en constateert dan dat alleen ‘autonome’ politiek de broodnodige ordening aanbrengt in het oerwoud van wensen en mogelijkheden.

Voor autonomie is distantie tussen de burger en het bestuur essentieel, evenals een helder onderscheid tussen verantwoordelijkheden: ‘Alleen door afstand kan de politiek de complexe gevoelens en tegenstrijdige belangen vanuit de maatschappij definiëren en afwegen.’ En dat alles steunt weer op moreel gezag, een synoniem voor aanzien.

Wie het heeft over hedendaagse politiek, heeft het automatisch ook over de erfenis van de jaren zestig. De tijdgeest van toen vroeg om ‘echte mensen’, bij wijze van contrast met de kleurloze functionarissen die met planbureaus en groeimodellen aan het herstel van de welvaart hadden getimmerd. Naar Echte Mensen hunkert het publiek nog steeds, maar inmiddels is door het oppervlakkige effect van media-aandacht het risico dat ‘echt’ in werkelijkheid ‘nep’ is sterk toegenomen.

Aerts huivert merkbaar voor het botoxcharisma dat sommige ‘bekende’ individuen omgeeft. Je kunt er gif op innemen dat zo iemand vroeg of laat in een confrontatie met lastige keuzeproblemen door de mand valt, met felle verwijten vanuit de maatschappij aan ‘de politiek’ als gevolg. Nee, dan is het aanzien van beproefde politieke instituties toch heel wat minder kwetsbaar.

Betekent de noodzaak van distantie dat de politiek weer een geheimzinnig bedrijf moet worden, zoals weleer? Transparantie is een belangrijke verworvenheid. Waar Aerts de hedendaagse situatie in navolging van de Franse politicoloog Bernard Manin beschrijft als een ‘toeschouwersdemocratie’, doet hij dat niet met afkeuring.

Sinds de jaren tachtig, de tijd waarin het marktdenken er bij elk lid van de samenleving in werd geramd, kan het publiek zelf bepalen in welke mate het participeert of afstand houdt. Politici mogen – lijkt Aerts te zeggen – wel voor hun publiek door de knieën gaan, als er maar genoeg over gemopperd wordt. Dan komt de distantie langs een omweg terug. En zo maakt hij zijn boeiende cirkel rond.

Doeko Bosscher is hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Universiteit van Groningen.

Remieg Aerts Het aanzien van de politiek
138 p. Bert Bakker, € 17,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.