Home Op reis met de Romeinen in Nederland

Op reis met de Romeinen in Nederland

  • Gepubliceerd op: 18 mei 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 12 minuten leestijd

Zo’n tweeduizend jaar geleden vestigden de Romeinen zich in het huidige Nederland. In Nijmegen liggen nog steeds de resten van hun tempels en straten. Ook elders worden steeds meer resten van hun kampementen gevonden. Reis mee met Historisch Nieuwsblad langs de overblijfselen van deze belangrijke periode.


Dag 1: Nijmegen 

In het Valkhofpark in Nijmegen staat achter de Sint-Nicolaaskapel een hekje dat een mooi uitzicht biedt over de lager gelegen Waal. Op het hekje staat een Latijnse tekst van de beroemde zeventiende-eeuwse dichter Constantijn Huygens, vrij vertaald: ‘Hier stond Claudius toen hij knarsetandend met grimmige blik de legioensadelaars, de wrekende troepen zag naderen.’ Volgens Huygens knarsetandde de Bataafse held Julius Civilis – Huygens noemde hem Claudius – van woede toen hij beneden zich de Romeinen zag aankomen die zijn opstand zouden neerslaan.

Huygens en zijn tijdgenoten zagen Civilis en zijn Bataven als dappere oer-Nederlanders die in 69 n.Chr. in opstand waren gekomen om hun oude vrijheid te verdedigen tegen de vreemde Romeinse onderdrukkers. Maar van dat beeld is weinig meer over. De Bataven waren net zo vreemd in het gebied rond Nijmegen als de Romeinen. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus kwamen ze rond het begin van de jaartelling uit de huidige Duitse deelstaat Hessen, en vestigden ze zich op het ‘Bataveneiland’: de Betuwe. Dat gebeurde waarschijnlijk in overleg met de Romeinen, met wie ze ook een verbond sloten: de Bataven hoefden geen belasting te betalen, maar hielpen mee met de verdediging van het rijk en leverden troepen.

De Bataven hadden dus intensief contact met de Romeinen en werden daardoor sterk door hen beïnvloed. Dat blijkt alleen al uit de uiterst Romeins klinkende naam van de leider van hun opstand, Julius Civilis. Ook de naam van de nederzetting waar Huygens hem liet knarsetanden is eerder Latijns dan Germaans: Oppidum Batavorum. Rond 12 v.Chr. vestigden zich hier een aantal Bataven, die een nederzetting bouwden naar Romeins model, met een rechthoekig stratenplan.

Daar werd – vlak bij het huidige Museum het Valkhof – rond 17 n.Chr. de ‘Godenpijler’ opgericht, de gedenksteen die nu in het museum te zien is. Op deze twee kalksteenblokken, het oudste bekende klassieke beeldhouwwerk in Nederland, staan Romeinse goden afgebeeld. Volgens archeologen moest Oppidum Batavorum ten tijde van de oprichting van de pijler al een nederzetting van enige omvang zijn geweest, anders zou zo’n groot monument nooit zijn geplaatst. Daarom hebben ze Nijmegen uitgeroepen tot oudste stad van Nederland, in plaats van concurrent Maastricht. En daarom viert de stad volgend jaar, in 2005, zijn tweeduizendjarig bestaan. 

Opstand
De nederzetting Oppidum Batavorum zelf heeft echter niet lang bestaan, en dat heeft alles te maken met de opstand van de Bataven in het jaar 69. Een jaar eerder was in Rome keizer Nero gewelddadig aan zijn einde gekomen, en er woedden hevige twisten over zijn opvolging. De Romeinen riepen daarom een deel van hun troepen weg uit het noorden van hun rijk om in Italië zelf orde op zaken te stellen. Ook Nijmegen bleef slecht beschermd achter.

Een stukje naar het oosten ten opzichte van het Valkhof, op de Hunerberg, lag wel een legerkamp, dat was opgericht in dezelfde periode als het Bataafse Oppidum Batavorum. Een stiefzoon van keizer Augustus, Drusus, had het kamp ingericht als uitvalsbasis voor zijn veroveringen naar het noorden. De bedoeling was het rijk verder uit te breiden, tot aan de Elbe in het huidige Duitsland. Dat plan is echter nooit geslaagd, en nadat de Romeinen het hadden opgegeven, bleef Nijmegen een belangrijke vestiging in de noordelijke verdedigingslinie die liep van het Duitse Xanten tot aan Katwijk in het westen. Maar in 69 hadden de Romeinen te veel aan hun hoofd om deze grens goed te bewaken.

Julius Civilis maakte van hun afwezigheid gebruik om in opstand te komen tegen de Romeinen, die hij was gaan haten toen ze zijn broer Julius Paulus hadden vermoord. Aanvankelijk was hij bijzonder succesvol: hij veroverde de Betuwe en Xanten. De opstand werd uiteindelijk toch neergeslagen – niet vanaf de Waal in het noorden, zoals zoals Huygens’ tekst op het hek suggereert, maar vanuit het zuiden of het oosten.

Oppidum Batavorum overleefde de nederlaag niet: volgens Tacitus staken de opstandelingen hun nederzetting zelf in brand. Van de Romeinen mochten ze zich daarna niet meer op zo’n strategische plek vestigen. Wie nu op het Valkhof rondloopt, ziet duidelijk waarom: vanaf deze hoge plek is de omgeving goed in de gaten te houden. De Bataven werden dan ook verwezen naar een lager gelegen plek meer naar het westen, in het huidige Waterkwartier. Onder het Maasplein daar zijn overblijfselen gevonden van een tempel, waarvan de contouren in het plaveisel zijn aangegeven. Ook zijn er gereconstrueerde trappen en stukken van zuilen te zien.

Deze nieuwe nederzetting is bekend geworden als Ulpia Noviomagus Batavorum – kortweg Noviomagus (Nieuwmarkt), dat in de eeuwen daarna is verbasterd tot Nijmegen. Het woordje ‘Ulpia’ verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus, die de stad rond 105 n.Chr. marktrechten gaf en daarom nog geëerd wordt met een standbeeld op het drukke Traianusplein. Vanwege het jubileum van deze rechten zou in 2005 aanvankelijk het 1900-jarig bestaan van de stad worden gevierd. Maar omdat de nederzettingen in het gebied een kleine eeuw eerder ook al aanzienlijk waren – denk aan de Godenpijler – heeft het stadsbestuur besloten dat de stad 2000 jaar oud wordt.

In elk geval had het legerkamp verder naar het oosten op de stuwwal die de rand van Nijmegen zo hoog boven de Waal verheft, zich ruim voor 105 ook al flink ontwikkeld. Sporen van het vroegste houten legerkamp, dat rond 12 v.Chr. was ingericht, zijn te vinden in de bestrating van de schildersbuurt. Met gele stenen in de Israelsstraat, de Mesdagstraat, de Van Langeveldtstraat en de Rembrandtstraat zijn de contouren van grachten om dit kamp aangegeven. Helaas zijn de stenen donkergrijs uitgeslagen en moeilijk te vinden. Binnen deze grachten was in een kamp van zo’n 650 bij 650 meter plaats voor twee legioenen: 12.000 man.

In het jaar 69, toen de Bataafse opstand uitbrak, was dit kamp slecht bemand en er moest een legioen uit Spanje komen om de orde te herstellen. Dit Tiende Legioen Gemina bouwde een stenen kamp op de plaats van het oude houten kamp. Het was kleiner en bood nog maar plaats aan 5500 man. De omtrekken ervan zijn opnieuw in de schildersbuurt, in dezelfde straten, aangegeven in het roze – deze zijn eveneens nogal donker geworden In de Rembrandtstraat en de Mesdagstraat is bovendien met kinderkopjes de ligging van een amfitheater uit deze tijd gemarkeerd. 

Waterput
Iets hoger op de stuwwal loopt de Ubbergseveldweg, op de plaats waar in de Romeinse tijd ook al een weg liep. Daar ligt op nummer 101 de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, waar op het binnenplein een waterput uit deze tijd te zien is (wel eerst melden bij de conciërge). Hier, op het Kops Plateau, is het tiende legioen ook gelegerd geweest. Enkele jaren geleden hebben er op dit terrein grootschalige opgravingen plaatsgevonden van de legioensplaats en er zijn plannen voor meer onderzoek als het gebouw van de hogeschool wordt vervangen.

Het Tiende Legioen Gemina bleef echter niet lang in Nijmegen. In 104 werd het weggeroepen, naar de Donau-gebieden. Mogelijk waren de marktrechten voor de nederzetting aan de Waal een compensatie voor het vertrek van de militairen, die economisch van groot belang waren voor de Bataafse burgers.

Tot 175 werd het kamp alleen nog bewaakt door kleinere legereenheden en daarna werd het voorgoed verlaten. Intussen kwam Noviomagus wel tot bloei en kreeg het stadsrechten – het is onbekend wanneer precies. Toch was het gebied rond 270 leeg. Dat had twee oorzaken: ten eerste de steeds vaker voorkomende invallen door Germanen uit het noorden en ten tweede de stijging van het water in de Waal. Ook nu nog loopt de Waalkade regelmatig onder water, maar toen waren de bewoners niet in staat de grote hoeveelheden te keren. Ze trokken zich terug op het hoger gelegen Valkhof. 

Daar vestigden zich in de vierde eeuw, in de tijd van Constantijn de Grote, opnieuw Romeinse troepen, die een sterke burcht bouwden. Een deel van een muur is bewaard toen aan de Waalkade, onder aan het Valkhof, het Holland Casino werd gebouwd. In een naargeestige onderdoorgang aan de achterkant van het gebouw is een ruimte uitgespaard waar (achter glas) de muur te zien is, samen met een deel van een Romeins verwarmingssysteem – een hypocaustum. 

Ondanks de sterke muren was ook deze keer het verblijf van de Romeinen maar tijdelijk. Aan het begin van de vijfde eeuw werden ze verdreven door de Franken – deze keer voorgoed.  

Dag 2: Woerden, Zwammerdam, Valkenburg en Katwijk 

Nijmegen was waarschijnlijk het belangrijkste grensfort in Nederland, maar ook in Woerden, Zwammerdam en Valkenburg lagen forten. Uit recente opgravingen is gebleken dat de Oude Rijn die langs deze plaatsen liep niet alleen een verdedigingslinie was, maar ook een belangrijke handelsroute.

In Woerden is de afgelopen jaren onderzoek verricht rondom de Petruskerk, die duidelijk op een verhoging ligt. Daaronder lag het castellum Laurium, waar waarschijnlijk zo’n 500 man waren gelegerd, en dat rond 40 n.Chr. is gebouwd. Bijzonder aan de opgravingen in Woerden was de vondst van een aantal houten schepen, waaronder de Woerden 7. Dat schip heeft een raadsel in de scheepvaartgeschiedenis opgelost. Het was namelijk nooit duidelijk hoe schepen tegen de sterke stroom in de Rijn op konden varen. Archeologen gingen er zelfs van uit dat dat onmogelijk was en dat een boot, eenmaal bij de riviermonding aangekomen, niet meer terug kon en werd afgebroken. De Woerden 7 bleek echter over een zeil te beschikken én over roeiriemen. Met twaalf roeiers en een zeil kon dit 32 meter lange schip wél terugvaren naar het oosten. Handel over de rivieren was dus een minder moeilijke aangelegenheid dan tot voor kort werd gedacht.

Het archeologisch onderzoek in Woerden is helaas gestaakt, maar het stadsmuseum naast de Petruskerk bewaart nog een aantal vondsten, waaronder een deel van een schip, maar ook – aandoenlijker – een dakpan met de afdrukken van kattenpootjes, naast de nodige potten en kruiken en een stenen altaar.

Wie vindt dat dit alles te veel aan de verbeelding overlaat kan een paar kilometer verderop terecht in het Archeon in Alphen, waar onder meer een herberg uit Nijmegen is gereconstrueerd. Wie wel voelt voor de romantiek van halfvergane ruïnes, kan beter afslaan bij Zwammerdam, waar op het terrein van de Hooge Burch (een instelling voor verstandelijk gehandicapten) ooit een klein castellum lag. Dat droeg de wonderlijke naam Nigrum Pullum: Zwarte Kip.

Bij de bouw van de Hooge Burch stuitte men op de fundamenten van het hoofdgebouw, die zichtbaar zijn gehouden. Als er net gemaaid is, is het even zoeken, maar in een kleine kom aan de rand van het terrein zijn muren en de poort van het gebouw duidelijk zichtpaar. In werkelijkheid was het castellum groter dan de lage wal om het hoofdgebouw doet vermoeden: ongeveer een hectare. Ga voor u het castellum bezoekt vooral even langs de receptie. Daar kunnen ze de weg wijzen, wat handig is, aangezien er op het terrein wordt gebouwd. 

Brittenburg
Nog iets verder naar het westen, in Valkenburg bij Leiden, op het huidige Castellumplein, lag Praetorium Agrippinae, dat na een bombardement in de Tweede Wereldoorlog bloot kwam te liggen. Uit het grondige onderzoek dat daarop volgde, bleek dat het castellum een belangrijk punt was voor de distributie van goederen in dit deel van het Romeinse Rijk, met name van graan. Ook hier in Valkenburg zijn de opgravingen afgerond en zijn de wallen van het castellum en de contouren van het hoofdgebouw in de bestrating aangegeven. Ze zijn nogal moeilijk te zien op dit plein vol geparkeerde auto’s, maar de toegangspoort is makkelijk te vinden: de helft ervan is aangegeven als een verhoging, opgetrokken uit oud Romeins tufsteen.

Het meest westelijke deel van het Romeinse Rijk op het vasteland ten slotte, lag in Katwijk, bij de monding van de Oude Rijn. Volgens de verhalen moet daar ooit een versterking hebben gelegen, de Brittenburg. In de zestiende en zeventiende eeuw zouden resten van die burcht zelfs te zien zijn geweest. De tekeningen die van de Brittenburg zijn gemaakt doen vermoeden dat het misschien ging om een pakhuis waarin graan uit Engeland werd opgeslagen. Bij zo’n pakhuis zou dan ook een castellum moeten hebben gehoord. Duikexpedities naar de Brittenburg leverden echter niets op, en ook andere harde informatie over de mythische burcht ontbreekt.   

Maastricht
Nijmegen heeft een concurrent voor de titel ‘oudste stad van Nederland’: Maastricht. Een Romeinse weg, die nu onder het Vrijthof ligt, werd wellicht rond 25 v.Chr. gebouwd, en bovendien is bewezen dat Maastricht sinds de eerste eeuw permanent bewoond is geweest. Sommige overblijfselen zijn nog steeds te zien in het straatbeeld. Twee tips: Hotel Derlon en de Onze-Lieve-Vrouwenkerk.

Toen Hotel Derlon werd gebouwd, bleek het gepland te zijn op Romeinse ruïnes. Die overblijfselen zijn gerestaureerd, en te bezichtigen in de kelders van het hotel: een deel van een plein uit de tweede en derde eeuw, een waterput uit de derde eeuw en delen van een muur en een poort uit de vierde eeuw zijn er iedere zondag van 12 tot 16 uur te zien.

Die muur in de kelder van het hotel liep waarschijnlijk door tot onder de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek vlakbij het hotel. Daar is althans in een hoek van het pandhof, vlakbij de kerkmuur, een gat gegraven, waardoor resten van een vierde-eeuwse muur te zien zijn. En aan de buitenkant van de kerk, aan de westkant, bestaat de onderkant van de muur deels uit ‘spolia’: hergebruikte resten uit de Romeinse tijd. Ze zijn opnieuw gebruikt rond 1000, toen in Maastricht hard gebouwd werd – misschien werd de stad opgeknapt voor het nieuwe millennium. Op de plaats waar ooit een Romeinse tempel had gestaan, werd toen de westelijke façade van de nieuwe basiliek neergezet, met behulp van stenen uit Romeinse gebouwen die in die tijd werden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe. De grote grijze stenen zitten er nog steeds.

Met dank aan Lisanne Vleugels.  

ADRESSEN 

Nijmegen
VVV Nijmegen
Keizer Karelplein 2
0900-11 22 344 (24 uur per dag, euro 0,45 p/m)
www.vvvnijmegen.nl 

Museum Het Valkhof
Kelfkensbos 59
024-36 08 805
www.museumhetvalkhof.nl
18 september opent in het Valkhof de tentoonstelling De Bataven. Verhalen van een verdwenen volk 

Woerden
VVV Woerden
Molenstraat 40
034-84 14 474
www.vvvwoerden.nl 

Stadsmuseum Woerden
Kerkplein 6
0348-43 10 08
www.stadsmuseumwoerden.nl 

Alphen aan de Rijn
Archeon
Archeonlaan 1
017-24 47 7 44
www.archeon.nl 

Leiden
VVV Leiden
Stationsweg 2D
0900-22 22 333 (euro 0,45 p/m)
www.leidenpromotie.nl 

Rijksmuseum van Oudheden
Rapenburg 28
0900-66 00 600 (tijdens kantooruren, euro 0,10 p/m)
www.rmo.nl 

Maastricht
VVV Maastricht
Kleine Staat 1
043-32 52 121
www.vvvmaastricht.nl 

Hotel Derlon
O.L. Vrouweplein 6
043-32 16 770
www.derlon.com 

LITERATUUR
Op pad met de Romeinen door Els Lems (Fibula 1994)

Op het spoor van Romeinen en Bataven door Michiel Hegener (Kosmos Z&K 2003), uitgegeven in het kader van de Teleac-serie met de zelfde titel

De bijbehorende website is ook best aardig: www.teleacnot.nl/sites/romeinenenbataven

Over de Bataven en de mythevorming eromheen: De opstand der Batavieren door Hans Teitler (Verloren 1998)

Verder: de site van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek: www.archeologienet.nl/rob/index.htm

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.