In 1813 werd Willem I gekroond tot koning van Nederland. De ontwikkelingen die leidden tot deze staatkundige omwenteling werden vreemd genoeg ingeluid door een patriotse revolutie en een bezetting door republikeinse Franse troepen. Reis met Historisch Nieuwsblad langs de overblijfselen van deze roerige periode en zet enkele belangrijke gebeurtenissen op een rij.
Nog nooit was het zo slecht gegaan met de ooit zo machtige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het land balanceerde op de rand van de afgrond. Dat geloofden tenminste de patriotten in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. Sterk beïnvloed door de gelijkheidsidealen van de Verlichting pleitten zij voor bestuurlijke vernieuwingen. Stadhouder Willem V kreeg de schuld van alle vermeende ellende, en de onvrede richtte zich op hem.
In de loop van de jaren tachtig maakten de patriotten het Willem V steeds moeilijker, en uiteindelijk voelde hij zich niet meer veilig in het regeringscentrum Den Haag. Via onder meer Amersfoort vluchtte hij naar het veiligere Nijmegen, waar hij op betere tijden wachtte. Zijn meer daadkrachtige vrouw Wilhelmina kon zich daar echter niet in vinden en zij wist de hulp van haar broer, de koning van Pruisen, in te schakelen. Zijn troepen maakten een einde aan de revolutie in de Republiek en verdreven een deel van de patriotten naar het buitenland.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Maar dat was alleen voorlopig: in 1795 kwamen de patriotten terug, nadat het revolutionaire Frankrijk de Republiek in 1794 was binnengevallen en het land had ‘bevrijd’ van de stadhouder. Nu hadden ze de kans om hun idealen in wetten vast te leggen. Een grote stap in die richting was de eerste Nederlandse grondwet, aangenomen in 1798. Maar verder verliep de wetgeving uiterst moeizaam en Nederland werd meer en meer een satellietstaat van Frankrijk. In 1806 benoemde Napoleon Bonaparte zijn broer Lodewijk tot ‘koning van Holland’ en in 1810 lijfde hij het land zelfs in bij zijn keizerrijk.
Dag 1: Zwolle en Hattem
Een reis langs overblijfselen van de patriottentijd moet wel beginnen in Zwolle, op het Bethlehemskerkplein. Daar staat een standbeeld van Joan Derk van der Capellen tot den Pol, een tegendraads lid van de Staten van Overijssel, dat in de nacht van 25 op 26 september 1781 anoniem het pamflet Aan het Volk van Nederland liet verspreiden. Daarin trok Van der Capellen tot den Pol van leer tegen stadhouder Willem V, die volgens hem het land aan de rand van de afgrond bracht. Zijn oplossing was afzetting van de stadhouder en de instelling van een meer democratisch bestuur. Die ideeën vielen in vruchtbare aarde. Vandaar dat de auteur van Aan het Volk van Nederland wel wordt geëerd als de vader van de patriottenbeweging.
Het kleine standbeeld – dat enigszins wegvalt op het kerkplein – is slechts twintig jaar oud. Het is neergezet ter gelegenheid van de tweehonderdste sterfdag van Van der Capellen tot den Pol. Ertegenover begint de onopvallende Bloemendalstraat, waar Van den Capellen tot den Pol woonde op nummer 12, naast zijn vriend en medepatriot, de schrijver Rhijnvis Feith. Op beide huizen hangt een plaquette, maar verder herinnert weinig aan de beroemde bewoners. Vanuit deze straat vertrok Van der Capellen tot den Pol op 1 november 1782 naar de vergadering van de Staten van Overijssel, waaruit hij sinds 1778 verwijderd was geweest vanwege zijn radicale opvattingen. De Sassenstraat, tussen het kerkplein en de Bloemendalstraat, moet toen zwart hebben gezien van de juichende patriotten. ’s Avonds was het feest in Zwolle, dat een belangrijk patriottennest was geworden.
In Hattem, een plaatsje onder de rook van Zwolle, verliep de revolutie dramatischer. Het is de geboorteplaats van de revolutionair Herman Willem Daendels, die vanaf 1795 een belangrijke militaire rol zou vervullen. Zijn invloed was aanvankelijk beperkt tot Hattem. Hier hield hij redevoeringen over de misstanden in het bestuur van het stadje en richtte hij in 1783 een vrijkorps op om zijn idealen kracht bij te zetten. Van de predikant mocht dat korps oefenen in de Grote Kerk aan de markt, die nog steeds het beeld van het centrum bepaalt.
Toen in 1786 een positie van schepen (lid van de rechtbank) van Hattem openstond, verwachtte Daendels dat hij die functie zou krijgen omdat zijn vader al lid was van de magistraat, de stadsregering. Maar stadhouder Willem V voelde weinig voor een patriotse schepen en benoemde de onbekende, prinsgezinde jongeman Dincgreve op die post. Hierop ontstak Daendels in woede – waarbij hij steun kreeg van de patriots gezinde pers. Op de dag dat Dincgreve benoemd zou worden op het stadhuis aan de markt belemmerde een menigte hem de toegang. De beëdiging ging niet door.
Dat kon Willem niet over zijn kant laten gaan en hij stuurde zijn troepen. Op 5 september 1786 werd Hattem vanaf de overkant van de IJssel belegerd. Het stadje was geen partij voor de soldaten van de stadhouder. De meeste burgers wisten te ontkomen naar Zwolle, maar hun huizen werden geplunderd en vernield. Het kleine Voerman Museum heeft tot medio 2004 een zaal aan Daendels gewijd, met onder meer zijn sabel met de woorden ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ erop en een zilveren keten van het Hattemse schuttersgilde. Ook is er in Hattem nog een Daendelshuis, hoewel de revolutionair daar nooit heeft gewoond. Het was van zijn vrouw Aleida van Vlierden, een dochter van prinsgezinde ouders, die het niet eens waren met het huwelijk. Volgens de overlevering schaakte Daendels zijn geliefde en vluchtte het stel door een stadspoort, die nu het Daendelspoortje heet, om in Duitsland te gaan trouwen.
Dag 2: Utrecht
In Utrecht roerde de patriotse beweging zich flink en kreeg zij meer voor elkaar dan elders in het land. Jammer genoeg zijn er bijna geen overblijfselen meer die aan de revolutionairen herinneren. Zo is er van het achttiende-eeuwse stadhuis aan de Ganzenmarkt, een belangrijk strijdtoneel voor de patriotten, niets meer terug te vinden. Het ging in de jaren twintig van de negentiende eeuw tegen de vlakte en er kwam een op de Griekse bouwkunst geïnspireerd gebouw voor in de plaats.
De ‘vroedschap’ (het stadsbestuur) van Utrecht, dat in het stadhuis zetelde, wilde af van de grote macht van Willem V. Maar de ‘aristocratische patriotten’ van de vroedschap waren niet van plan de macht te delen met de burgers. De burgers zelf, de zogenoemde ‘democratische patriotten’, dachten daar uiteraard anders over. Georganiseerd in de schutterij onder leiding van de 26-jarige student Quint Ondaatje, eisten zij een nieuw bestuursreglement, waarmee ook gewone burgers invloed zouden krijgen op het bestuur van de stad.
Toen in februari 1785 een plek vrijviel in de vroedschap, eisten de burgers dat die zou worden opgevuld door een medeburger. Om hun eis kracht bij te zetten werd het toenmalige stadhuis omsingeld door stadsbewoners. Niet allemaal even nuchter meer en gewapend met knuppels en ander wapentuig, vormden ze een intimiderende meute. In december van dat jaar werd burgemeester Loten bij het stadhuis belaagd, toen duidelijk werd dat de vroedschap niet wilde toegeven. Zijn kleren werden hem letterlijk van het lijf gescheurd en hij wist maar nauwelijks naar zijn huis te ontkomen. In maart 1786 werd uiteindelijk het nieuwe reglement schoorvoetend goedgekeurd, maar het zou tot oktober duren voordat raadsleden die volgens het nieuwe stelsel gekozen waren beëdigd werden.
Dat gebeurde op de nabijgelegen Neude, tegenwoordig een vrij fantasieloos plein dat omlijst wordt door studentenkroegen. In de achttiende eeuw was het plein een spil in het stadsleven: er werd feest gevierd, samengeschoold, geparadeerd en geprotesteerd. Voor de beëdigingsplechtigheid van 12 oktober werd een versierde tempel geplaatst, bekroond met een zinnebeeld van de Faam. Op de Domtoren wapperde de rood-witte stadsvlag en om de feestvreugde te verhogen werd Willem V in de vorm van een stropop demonstratief de gracht in gegooid.
Er waren ook burgers die het niet eens waren met de democratiseringen. In Paushuize of het Paus Adriaanshuis, een statig gebouw aan de Pausdam, stichtten aanhangers van Willem V op 12 februari 1787 een nieuwe oranjegezinde sociëteit. Het volk was ontstemd: ‘Slaat den donders dood, werpt ze in ’t water de Oranje blixems.’ Stenen werden door de ramen van de sociëteit gegooid en ook de woningen van de ‘oranjeklanten’ moesten het ontgelden. De vroedschap verbood hierop elke samenscholing van oranjegezinden.
De stadhoudersgezinde facties in het land lieten zich echter niet onbetuigd. Ze riepen de hulp in van de koning van Pruisen, de zwager van Willem V. In augustus 1787 sloegen de Utrechtse patriotten halsoverkop op de vlucht voor diens troepen. Huzaren bezetten de stad en de afgezette vroedschapsleden, die een jaar eerder naar het stadhoudersgezinde Amersfoort waren uitgeweken, werden weer in hun posities hersteld. Vooraanstaande Utrechtse patriotten, zoals Ondaatje, Eyck en De Ridder, werden voorgoed uit de stad verbannen.
In 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan de Republiek. In januari 1795 trokken Franse troepen Utrecht binnen. Een erg heldhaftig gezicht was het niet. Een tijdgenoot: ‘De meeste dezer krijgslieden zagen er allerjammerlijkst uit en droegen een paar wollen dekens over hunne versleten monstering geknoopt.’ De Fransen verzamelden zich op de Neude. Daar werd de eerste vrijheidsboom geplaatst (later vervangen door een nog hogere en mooiere) en een groot beeld van de vrijheidsmaagd, die vanwege haar dikke buik spottend ‘Dikke Mie’ werd genoemd. Het was de bedoeling dat Dikke Mie eeuwig zou blijven staan, als herinnering aan de met Franse hulp verkregen vrijheid. Maar in november 1806 werd ze al weggevoerd.
Nu het credo ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ ook in Utrecht weerklonk, vonden veel burgers het tijd geworden af te rekenen met de aristocratie. In de Domkerk ging men wel erg ver: naast wapenborden werd hier de graftombe van de gravin Van Solms vernield. Haar kist werd zelfs opengebroken. In de Buurkerk werden de wapenschilden weggehaald omdat in de kerk broodbakovens voor de Franse soldaten gebouwd werden. Hoewel sommige wapenborden nu weer in de kerken hangen, zijn de meeste in de Franse tijd verloren gegaan.
Dat de komst van de Franse soldaten niet alleen maar een lolletje was, merkten veel Utrechters toen de soldaten bij hen werden ingekwartierd: ‘Ze brachten vrouwen meede of kinderen of bijwijven of hoeren. En sommige burgers waren met brutale gasten geplaagd, die niet te voldoen waren.’ Omdat de soldaten er moeite mee hadden de namen van de acht verschillende wijken van de stad te onthouden, werd er een nieuw systeem bedacht: elke wijk, ook de vier wijken buiten de hoofdpoorten, kreeg een letter uit het alfabet toegewezen. Het ging van A tot en met M. De letter J werd overgeslagen: dat zou verwarring kunnen geven met de I. Van de wijken is alleen Wijk C, de ‘Utrechtse Jordaan’ achter het Vredenburg en de Lange Viestraat nog over. Grote stukken van deze buurt hebben echter plaats moeten maken voor nieuwbouw.
Er zouden nog meer soldaten volgen. Door het verdrag van 1795 dat gesloten was tussen de Republiek en Frankrijk, raakte het land in oorlog tegen Engeland en Rusland. In 1799 werden de Russen en Engelsen bij het Noord-Hollandse dorpje Bergen verslagen door het Franse leger. Utrecht werd het tijdelijke onderkomen voor de gevangenen: de Russen werden in de Buurkerk vastgezet, de Engelsen in de Mariakerk. De Buurkerk ligt verscholen in een steegje met een pleintje dat uitkomt op de Choorstraat. Tegenwoordig huist er het museum Van Speelklok tot Pierement. De Mariakerk aan de Mariaplaats is er niet meer. Alleen de koorgang is tot op de dag van vandaag overeind gebleven. Deze bevindt zich achter het conservatorium aan de Mariaplaats en is vooral in de zomer een prettig plekje om te zitten.
Dag 3: Den Haag
Anders dan Utrecht was Den Haag, de thuisstad van Willem V, in de jaren tachtig overwegend prinsgezind. Toch was het ook in deze stad onrustig. Dat kwam door de overwegend patriotse leden van de hier gevestigde Staten van Holland. Op 4 september 1785 kwam het tot een grote aanvaring. Het was zondag, en dan inspecteerde de stadhouder altijd de wacht op het Plein, voor het gebouw van de huidige Tweede Kamer. Deze keer werd hij uitgescholden door vrijkorpsleden uit andere Hollandse steden.
Dat pikten de prinsgezinde Hagenaars niet en het liep uit op een rel, waarbij de patriotten op de vlucht sloegen. Volgens de Staten van Holland had de prins niet op tijd ingegrepen bij het handgemeen en ze besloten zijn troepen door de stad te laten patrouilleren. Dat wekte de woede van de prins, die officieel het bevel over de troepen voerde en niet gekend was in deze actie. Toen hij de Staten bijeenriep om te eisen dat ze zijn bevoegdheden zouden respecteren, bogen die echter niet. Dat was te veel voor de stadhouder. Op 15 september verliet hij Den Haag.
De leden van de Staten dachten nu vrij spel te hebben. Op 17 maart 1786 besloten twee van hen, Ocker Gevaerts en Cornelis de Gijselaar uit Dordrecht, door het poortje tussen het Binnen- en Buitenhof te rijden. Dat was van oudsher een privilege van de stadhouder. ’s Ochtends, op weg naar een vergadering van de Staten, kwamen ze maar nauwelijks het Binnenhof op vanwege de grote menigte nieuwsgierigen die zich er had verzameld.
Na afloop van de vergadering was de sfeer op het Binnenhof echter een stuk grimmiger geworden. Toch besloten de twee opnieuw door het poortje te gaan, waarbij toegestroomde orangisten hen probeerden tegen te houden. Vooral hofkapper François Mourrand was woedend. Hij stormde op de koets af, daarbij niet gehinderd door de gardes op het Binnenhof. Maar toen Mourrand de paarden tot stilstand wist te brengen, greep de opzichter van het Binnenhof in. De kapper werd ter dood veroordeeld, een straf die uiteindelijk werd omgezet in levenslang. De patriotten grepen dit incident aan om de bewegingsvrijheid van de prinsgezinden in te perken.
Na de inval van de Fransen werd de rol van Den Haag in de landelijke politiek echt belangrijk. Vanaf 1796 vergaderde de Nationale Vergadering in een oude balzaal aan het Binnenhof. De vergadering had na de vlucht van de stadhouder naar Engeland de taak het nieuwe nationale bestuur van Nederland in te richten. Dat verliep uiterst moeizaam, met name omdat patriotten onderling sterk van mening verschilden over wat goed was voor het land.
De discussies liepen hoog op – zo hoog dat Den Haag tussen 1795 en 1806 herhaaldelijk een coup meemaakte. Op 21 januari 1798, bijvoorbeeld, sloot de Hattemer Daendels Den Haag met zijn troepen van de buitenwereld af, om een groep radicalen aan de macht te helpen. Zij maakten zich echter impopulair en een paar maanden later, op 12 juni, was Daendels alweer betrokken bij een tegencoup. Met zijn militairen viel hij binnen bij het logement aan het Plein, tegenover het Binnenhof, waar het ‘Uitvoerend Bewind’ zijn vergaderingen belegde. Daendels en zijn mannen stoorden een aantal radicale leiders tijdens een diner. Twee van hen, Pieter Vreede en Wybo Fijnje, sprongen uit het raam en ontkwamen via de tuin. De anderen werden overmeesterd.
Napoleon Bonaparte, die in deze periode steeds machtiger werd in Frankrijk, meende dat de Franse belangen beter behartigd konden worden door een krachtdadiger bestuur. In 1806 benoemde hij daarom zijn broer Lodewijk tot koning van Holland. Lodewijk nam aanvankelijk zijn intrek in het stadhouderlijk kwartier, het deel van het Binnenhof aan de kant van de vijver, maar besloot al snel dat de zeelucht in Den Haag niet goed voor hem was.
Lang duurde het bewind van deze eerste koning van Nederland niet. In 1810 besloot Napoleon Bonaparte dat ook zijn bloedeigen broer te weinig oog had voor de Franse belangen en dat Nederland ingelijfd moest worden bij het Franse keizerrijk. Drie jaar later echter stortte dat ineen. Op dat moment greep de orangistische jurist Gijsbert Karel van Hogendorp zijn kans: hij legde contact met de zoon van de inmiddels overleden Willem V. Van Hogendorp en zijn medestanders Van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stierum boden hem aan terug te keren als koning. Op 30 november 1813 landde hij op het strand van Scheveningen, waarvandaan hij achttien jaar eerder ook met zijn vader was gevlucht. Een paar dagen later werd hij als Willem I gekroond in Amsterdam. Een bombastisch monument op Plein 1813, dat gedomineerd wordt door auto’s en trams, herinnert aan deze cruciale gebeurtenis in de Nederlandse geschiedenis.
Adressen:
Zwolle en Hattem
VVV Zwolle
Grote Kerkplein 14
0900-112 23 75
VVV Hattem
Kerkhofstraat 2
038-444 30 14
Voerman Museum Hattem
Achterstraat 46-48
038-444 28 97
De Daendels-tentoonstelling is nog te zien tot midden 2004.
Utrecht
VVV Utrecht
Vinkenburgstraat 19
0900-128 87 32
Domkerk
Achter de Dom 1
Utrecht
Buurkerk (Museum Van Speelklok tot Pierement)
Buurkerkhof 10
Utrecht
Paushuize (Paus Adriaanshuis)
Pausdam 10
Utrecht
Den Haag
VVV Den Haag
Koningin Julianaplein 30
0900-340 35 05
Literatuur:
Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795 door Joost Rosendaal (Vantilt, 2003)
Patriotten en bevrijders door Simon Schama (Agon, 1985)
Nederlanders van het eerste uur. Het onstaan van het moderne Nederland, 1780-1830 onder redactie van D. van der Horst (Bert Bakker, 1996)
Goejanverwellesluis. De strijd tussen patriotten en prinsgezinden, 1780-1787 door Arie Wilschut (Verloren, 2000)
Wat nu zei Pichegru. De Franse tijd in Nederland, 1795-1813 door J. Amsenga en G. Dekkers (Verloren, 2004)