Home Oorvijg voor de Republikeinen

Oorvijg voor de Republikeinen

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé
  • 6 minuten leestijd

Het was opmerkelijk hoeveel nieuwsmedia afgelopen augustus het ANP-bericht overnamen. ‘Cees Fasseur schrijft nieuw boek over Oranjes,’ kopten talrijke kranten, en even leek het alsof we onze geschiedkundige veiligheidsriemen dienden aan te snoeren. Maar nu het aangekondigde werk op tafel ligt, blijkt De gekroonde republiek niet echt een boek en evenmin werkelijk nieuw.

Toegegeven: de Leidse historicus en jurist is na zijn tweedelige biografie over koningin Wilhelmina en zijn ophefmakende Juliana & Bernhard. Verhaal van een huwelijk 1936-1956 (met daarin het zo lang geheimgehouden ‘Rapport Beel’ over de Greet Hofman-kwestie) alsook na zijn optredens bij De Wereld Draait Door en Pauw en Witteman zoiets als een bekende Nederlander geworden. Maar dat neemt niet weg dat dit ‘nieuwe boek’ weinig meer is dan een brochure-met-harde-kaft.

Au fond lijkt De gekroonde republiek nog het meest op een lijvig opiniestuk waarin Fasseur zijn reeds eerder geuite gezichtspunten over de Nederlandse monarchie nog eens samenvat op de ook reeds van hem bekende leesbare en licht polemische wijze.

Dat Fasseur in zijn miniproductie de levens van de drie Nederlandse koningen (Willem I, II en III) en die van vier koninginnen (Emma, Wilhelmina, Juliana en Beatrix) behandelt, en bovendien ingaat op de toekomst van het koningshuis (die ziet hij zonnig in), waarbij hij lustig oorvijgjes uitdeelt aan republikeins denkenden, maakt het frivole karakter van deze onder-neming meer dan duidelijk.

De kern van Fasseurs betoog in De gekroonde republiek blijkt uit de titel en anders wel uit de eerste zin: ‘Nederland is een gekroonde republiek, met een Oranje verfje en een erfelijk staatshoofd.’ (Fasseur vindt dit ‘provocerend’, maar in wiens oren dat zo zou klinken vermeldt hij niet.)

Hiermee zou dit boekje genoeg zijn belicht, ware het niet dat er een belang in schuilt dat de omvang overstijgt. Dit belang is dat De gekroonde republiek op miniformaat een omvattende blik gunt op de historicus Fasseur. Men ziet hier in een luttel aantal pagina’s structuren en tendensen van een geschiedkundige loopbaan samenkomen, die soms wel per boek tot opwellingen van lof of kritiek hebben geleid, maar zelden zijn gezien als een vast patroon dat een geheel oeuvre doordesemt.

Laat ik vooropstellen dat ik niet wens binnen te treden in de doolhof van oeverloze conflicten, eeuwige hondentrouw, smeulende vetes, amechtige bewondering, en zelfs rechtszaken die het werk van Fasseur over de Oranjes omringt. Van de monarchie word ik warm noch koud, en de strijd tussen degenen die prins Bernhard zien als bron van alle kwaad (de school van NIOD-historicus Gerard Aalders) en anderzijds de mensen die hem beschouwen als redder van de monarchie (de school van Fasseur), sla ik met milde verwondering gade.

Welnu, De gekroonde republiek biedt deels Fasseur op zijn best. Hij kan schrijven, en hoewel zijn stijl gewild archaïserend is en soms wankelt op de rand van oubolligheid, blijft wat hij schrijft altijd glashelder, samenhangend en verbonden door een spanningsboog die menig literair auteur zal vervullen met afgunst.

Tegelijkertijd leidt die helderheid er ook toe dat haarscherp valt te zien hoe zijn stijl soms de neiging heeft Fasseurs geschiedkundige argumentatie terzijde te ellebogen. Zo zijn veel van zijn snaaks bedoelde grapjes (zoals in dit boekje ‘de gediplomeerde vrijdenker Alexander Pechtold’, die zich ‘lopend achter de koets van Wilders heeft laten inhuren’) vaak nauwelijks gebaseerd op feiten, terwijl zijn gesneer (zoals in dit boekje tegen ‘de intellectuele elite van dit land’) dikwijls zowel te schril als te hengelend naar aandacht klinkt.

Dit aspect van stijl die argumenten overwoekert brengt Fasseur zelfs af en toe in geschied-kundig ongewenst vaarwater. Of dat bewust dan wel onbewust gebeurt laat zich moeilijk vast-stellen, maar zeker is wel dat De gekroonde republiek ten overvloede duidelijk maakt dat Fas-seur niet alleen stijl heeft, maar ook meningen. En soms blijken die meningen elke historische prudentie de mond te snoeren.

Dan krijgt de lezer plots zinnen voorgeschoteld als ‘De beschaafdste landen van Europa zijn georganiseerd als koninkrijk’, en: ‘Prins Bernhard kon bogen op een uitstekend oorlogs-verleden.’ Over hetzelfde lid van de SA, van de NSDAP en van een SS-hulpdienst leest men dan verder: ‘Zijn levensstijl in het saaie Nederland van de jaren vijftig was er een waarvan men slechts kon dromen; bracht hij zijn dagen niet door met snelle auto’s en in het gezelschap van oorlogshelden en mooie vrouwen?’

Dergelijke niet met bronverwijzingen onderbouwde meningen over iemand die in be-schaafde kring bekendstond als een parvenu zijn op zich al vrij pijnlijk, maar in Juliana & Bernhard bleken ze zelfs als een boemerang naar Fasseur terug te komen. In dat boek staan annotatieloze kwalificaties van de Leidse hoogleraar Jan Willem Duyff (‘aan lagerwal ge-raakt’) en de kamerheer van Juliana Gerrie van Maasdijk (‘gevaarlijke intrigant’, ‘conspira-teur’, ‘schorpioen onder de troon’ en ‘Paard van Troje’), die hebben geleid tot een proces waarin Fasseur zich voor deze opinies moet verantwoorden.

Uit De gekroonde republiek blijkt opnieuw dat de Leidse jurist en historicus een fervent adept is van de voormalige prins-gemaal. Dit brengt ons op een enigszins verontrustende aspect van Fasseurs geschiedkundige oeuvre. Ik bedoel de ongemakkelijke relatie met de zittende macht.

Dat ongemakkelijk slaat dan niet op Fasseur, wiens loopbaan zich voorspoedig ontwikkelde sinds hij studiegenoot was van de toenmalige prinses Beatrix en kamergenoot van de latere premier Dries van Agt. Dat ongemakkelijk slaat op de lezer, die ziet hoe Fasseur in De gekroonde republiek letterlijk het glas heft op de monarchie. En die al opmerkte dat hij in 1969 in opdracht van minister-president De Jong de Excessennota samenstelde en schreef dat in het Indonesische dorp Rawagede ‘ongeveer twintig’ executies plaatsvonden, terwijl later bleek dat het om 120 executies ging.

Die lezer zag ook dat in Fasseurs biografie over Wilhelmina werd gesteld dat zij pas aan het einde van de oorlog wist van de massamoord op de Joden, terwijl Wilhelmina toch al op 17 oktober 1942 in een radiorede repte van ‘het stelselmatig uitroeien van deze [Joodse] landgenoten’ en op 4 december van datzelfde jaar in een brief schreef over Duitse maatregelen die ‘op volledige uitroeiing der Nederlandsche Joden gericht zijn’ (hetgeen niet wil zeggen dat de door Fasseur verketterde Nanda van der Zee gelijk heeft met haar aanklacht tegen Wilhelmina).

En diezelfde lezer zag hoe Fasseur voor zijn Juliana & Bernhard als enige toegang kreeg tot het Koninklijk Archief, en twijfels over het feit dat driehonderd van zijn zevenhonderd noten voor geen enkele historicus controleerbaar waren hooghartig afdeed als ‘onzin’.

Fasseur is, kortom, een geschiedschrijver die eerder kiest voor meningen dan voor aarze-ling, eerder voor een verleden met scherpe contouren dan voor een verleden dat even onover-zichtelijk is als het heden. Het is een beetje jammer dat daarbij op de een of andere manier een zittende macht altijd net iets meer gelijk krijgt dan het historisch materiaal toestaat. Zulks vertroebelt de helderheid.

Cees Fasseur
De gekroonde republiek
120 p. Balans, € 7,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.