Home Oorlogspost

Oorlogspost

  • Gepubliceerd op: 23 april 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Angela Dekker
Oorlogspost

Op de vlucht voor de Duitsers kwam de Joodse familie Weening terecht in het Zuid-Franse kuuroord Aulus-les-Bains. In 1942 trokken ze de Pyreneeën over. De stapel post van huis die ze toen achterlieten, dook zeventig jaar later weer op. Het was het begin van een zoektocht naar het lot van de Weenings.

‘Van huis, 23 Sept. 1940

Lieve, Lieve Kinderen,
Ik denk dag en nacht aan jelui en mis mijn kleine Hélène, Lizzy, jou Florry en Sal heel erg. De post naar Frankrijk gaat van hieruit heel moeilijk. Wij hopen dat deze weer over Portugal jelui bereiken zal. Mijn planten leven nog, de jouwe ook, maar het stemt me weemoedig om naar boven te gaan, ik kan ’t niet verdragen. Saar is opgezegd, maar mag misschien toch blijven, zij het tegen minder salaris. Ik heb je wollen Matrozen blouse uitgehaald, gewasschen en nu brei ik er voor Vader een pullover van. Met de familie in Amsterdam is alles goed. Iedere avond ga ik te bed met Hélènes snoetje voor me en hoor ik haar zeggen “Bon Ma leef lang dat kleine Leentje altijd bij je blijven zal.” En nu is ze van me weg. Ver weg.’

Dit is het eerste bericht van een dik pak brieven die de Joodse familie Weening tussen 1940 en 1942 kreeg toegestuurd in Zuid-Frankrijk. De brieven kwamen ‘van huis’ in Borgerhout bij Antwerpen. Uit de bijna wekelijkse correspondentie spreekt grote zorg van nu eens ‘Vader Sylvain’, dan weer ‘Ma’, ‘Sara’, ‘Leentje’ of ‘Monique’ om het welzijn van de familieleden in Frankrijk.

 

‘Ik heb je wollen Matrozen blouse uitgehaald, gewasschen en nu brei ik er voor Vader een pullover van’

‘Jullie eerste brief zit vol tranen van Ma,’ schrijft Sara in oktober 1940 aan haar zuster Florry, van wie ze nog niet eerder zo lang gescheiden is geweest. Ze heeft het niet makkelijk op haar werk, maar tot 1 januari 1941 mag ze blijven. De vraag van haar zus om ook naar Frankrijk te komen is ‘makkelijk gezegd’, vervolgt ze, ‘maar 1) laat ik Vader en Moeder niet alleen, 2) komt men ginds niet zo makkelijk binnen 3) komt men hier niet weg’.

Elf jaar geleden kocht het Nederlandse echtpaar Hennie en Jan van der Wal het voormalige hotel Villa Raphaël in het Zuid-Franse kuuroord Aulus-les-Bains, in de Pyreneeën. Het verkeerde in ‘authentieke’ staat, glimlacht Hennie, terugdenkend aan de voormalige bouwval die nu elf moderne appartementen en een zwembad herbergt. ‘Op de dienstbodekamertjes lagen de pyjama’s nog onder de hoofdkussens; in de keuken stond een theeketeltje op het fornuis en hingen de pannen aan de haken.’

In een bureaulade vond Van der Wal tussen oude gastenboeken en menukaarten een blauw verschoten dossiermap met brieven en documenten uit de Tweede Wereldoorlog. De map, inclusief de correspondentie ‘van huis’, behoorde aan de familie Weening, begreep ze. ‘Nachtenlang heb ik de brieven gelezen over het wel en wee van de familie in Antwerpen. Ik wilde ze teruggeven aan de familie Weening, maar het spoor liep dood in Amerika.’

De Joods-Nederlandse familie Weening woonde in het Antwerpse Borgerhout toen in mei 1940 de oorlog uitbrak. De dag na de Duitse inval vluchtten Florry en Jacques Weening met hun twee kinderen in een overvolle trein naar Toulouse. Twee jaar lang verbleven ze op verschillende plaatsen ten zuiden van de zogenoemde demarcatielijn, in de niet-bezette ‘vrije Franse zone’.

Daar bevonden zich naar schatting 2000 Nederlanders. Ingegeven door antisemitisme en uit angst voor ‘vijfde colonnes’ wees het Vichy-bewind in januari 1942 verschillende gemeenten in het zuiden vlak boven de Pyreneeën aan als verzamelplaats voor de Joodse vluchtelingen. Kuuroord Aulus-les-Bains bood accommodatie aan bijna 600 Joodse vluchtelingen, onder wie 67 Nederlanders.

Aulus, ooit een mondain kuuroord, ligt tachtig kilometer ten zuiden van Toulouse, aan het eind van een nauw dal, ingesloten door steile bergen. Het thermale water van Aulus-les-Bains op 750 meter hoogte biedt nog steeds heil aan huidziekten, leveraandoeningen en een hoog cholesterolgehalte. Maar de eens statige hotels lijken tegenwoordig vooral onderdak te bieden aan trekkers met rugzakken die over de Grande Randonnée 10 – de wandelroute tussen Perpignan naar Biarritz – lopen.

 

De eens statige hotels bieden tegenwoordig onderdag aan trekkers met rugzakken die over de Grande Randonnée lopen

À la guerre comme à la guerre – het is niet anders,’ zegt de klant in de plaatselijke bakkerij als hij het stokbrood accepteert van de dag ervoor. De Tweede Wereldoorlog vond ver voor zijn tijd plaats, maar hij kent de verhalen. ‘De meeste vluchtelingen in ons stadje hebben het niet overleefd. Er huist een collaborateur in elke Fransman, moet u weten.’

De verwerking van het Franse oorlogsverleden is kennelijk ook tot het diepe zuiden doorgedrongen. In de plaatselijke boekhandel ligt tussen de talrijke vogel-, planten- en wandelboeken ook Aulus-les-Bains Auschwitz van de Franse amateurhistoricus Frank Ristorcelli. Hij onderzocht het lot van de 587 Joodse vluchtelingen in Aulus.

Van de 67 Nederlandse Joden in het kuuroord, noteert Ristorcelli, verbleven er 24 in Hotel Villa Raphaël. Sommige vluchtelingen vonden een baantje in een van de hotels, anderen verrichtten allerlei klusjes en weer anderen deden vrijwilligerswerk in de gaarkeuken die honderd maaltijden per dag verschafte aan hulpbehoevenden.

Vanaf hun vlucht uit Antwerpen kreeg de familie post ‘van huis’ en ook in Aulus bleven de brieven komen. Ze verhalen over razzia’s en pogingen om de nodige passen en vrijgeleiden te krijgen om ook ‘weg te komen’. De familie thuis kan nauwelijks rondkomen, eet ‘paardenbonen’ en moet de cello en de postzegelverzameling verkopen. Moeder is nerveus en tante Henriette heeft ‘vermoedelijk’ zelfmoord gepleegd.

De familie in Aulus krijgt het advies vooral veel bergwandelingen te maken – ‘Maar Florry, niet op je goede schoenen!’ Ze moeten niet klagen. Vader Jacques is weliswaar boekhouder, maar ‘het houthakken is immers maar tijdelijk’. De familie mag blij zijn dat de onkosten en medicijnen voor dochter Hélène, die roodvonk heeft, worden vergoed door het Office Néerlandais in Toulouse. Bovendien zitten ze veilig in Aulus en dat is het belangrijkst, menen de achterblijvers.

De berichten uit Antwerpen worden gaandeweg steeds deprimerender. Op 4 september 1942 schrijft vader Weening:

‘Lieve allemaal, Dit keer moet ik alleen schrijven, en onder heel onaangename omstandigheden, maar ik acht mij toch verplicht jullie in te lichten. Sara is plotseling vertrokken, net zoals Sonja, en Leentje is ziek, ik kon daardoor niet op reis en moet voor haar zorgen […] jullie kunt je onzen gevoelens indenken.’

 

‘Het is zeer stil bij ons in de buurt, je ziet bijna niemand’

Nog geen week later schrijft hij de laatste brief van de correspondentie in de dossiermap: ‘[…] Wij hebben nog geen enkel bericht van Monique ontvangen, de anderen ook niet. […] Het is zeer stil bij ons in de buurt, je ziet bijna niemand.’

Ook in Aulus-les-Bains was de situatie op dat moment gespannen. In juni 1942 had de Duitse bezetter de massale deportatie van Joden in Frankrijk geëist. Daarop besloot de regering-Pétain dat alleen buitenlandse Joden zouden worden weggevoerd. Op 16 juli 1942, tijdens de operatie ‘Lentebries’, werden 13.000 buitenlandse Joden opgesloten in het Parijse wielerstadion Vel d’Hiv.

Ruim een maand later, op 26 augustus, haalden Franse gendarmes bijna honderd Joden weg uit Aulus-les-Bains. De razzia werd door Franse gendarmes uitgevoerd en betrof vooral Polen en Russen. De familie Weening bleef gespaard, maar was er niet gerust op en ondernam verschillende pogingen om weg te komen. ‘In antwoord op Uw schrijven,’ bericht het Nederlandsch Commissariaat voor Vluchtelingen in Marseille op 30 oktober 1941, ‘moet ik U tot mijn leedwezen mededeelen, dat het mij niet gelukt is U een plaats te bezorgen in het tweede evacuatieconvooi.’

Het echtpaar Van der Wal vond ook deze brief in de bureaula in Aulus en droeg de gehele correspondentie over aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam. De stapel bevat een afschrift van de teleurgestelde reactie van Jacques Weening. Eerder had hij begrepen dat er ‘een zeer groote mogelijkheid bestond’ met het konvooi mee te kunnen. Hij is immers door de Fransen goedgekeurd om naar een werkkamp te gaan.

Een zeer ongeruste Weening bleef zijn verzoek herhalen. Toen op 8 november 1942 de Amerikanen en Engelsen in Noord-Afrika landden en de Duitsers de demarcatielijn ophieven om ook de vrije Franse zone te bezetten, hield de familie het niet langer uit in Aulus. Bij het Nationaal Archief liggen doorreispassen, treintickets en schuldbekentenissen aan de Nederlandse overheid waaruit blijkt dat de Weenings over de bergpas van Aulus naar Spanje zijn gevlucht.

In restaurant l’Etape herinneren historische foto’s van Aulus-les-Bains aan de vergane glorie van het ‘Station Hydrominérales’. De barman verwijst naar de dochter van de passeur – de mensensmokkelaar – die meerdere vluchtelingen vanuit Aulus over de pas naar Spanje heeft geholpen. De smalle straat naar haar huis voert langs een monument met granaatpunt in beton ter ere van de passeurs.

Herdersdochter Jeanne Rogalle (1921) ontvangt in haar keuken. Haar donkere ogen schitteren en steken scherp af tegen haar witte haar, dat met een plastic haarband uit haar gezicht wordt gehouden. ‘Mijn vader heeft vele vluchtelingen over de bergen geholpen,’ vertelt ze terwijl ze de rits van haar mintgroene vest boven haar jasschort tot boven toe sluit.

‘Met de komst van de Joden verdubbelde onze bevolking. Ze hadden geen geld en gingen aan de slag. De mannen haalden hout uit het bos of werkten in de zagerij. Hout was uitermate belangrijk; zelfs onze schoenen waren op gegeven moment van hout. Wie geld had, moest betalen voor een hotelkamer. Anderen mochten hun intrek nemen in verlaten huizen.’

 

‘Hout was uitermate belangrijk; zelfs onze schoenen waren op gegeven moment van hout’

Rogalle verdeelt de bewoners in haar dorp in drie categorieën: ‘Sommigen boden hulp, anderen hielden zich afzijdig en dan waren er ook verklikkers. Maar allemaal waren we bang. We hoopten op De Gaulle, die met de geallieerden vocht, maar we hadden ook Pétain gesteund.’ Haar vader haatte de Duitsers: ‘Hij had gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog en mijn broer was in 1940 na de nederlaag bij Duinkerken krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland gedeporteerd.’

Toen de Duitsers op 11 november 1942 naar het zuiden trokken, meldden verschillende Joodse vluchtelingen zich in paniek bij haar vader, herinnert ze zich. ‘Ze zaten in de val. De weg hield hier destijds op. Ze wilden de pas over naar Spanje. We vertrokken om drie uur in de ochtend met negen mensen: vier mannen, een jongen van twaalf, drie dames, een grootmoeder en een baby. Ik ben meegegaan met de baby in mijn armen.’

Er lag nog geen sneeuw, maar toch verliep de tocht moeizaam, vervolgt Rogalle: ‘De mensen waren ongeoefend. Ik kende de route, elke kei, iedere oneffenheid. We liepen er met onze schapen. We moesten stijgen naar 2400 meter, een hoogteverschil van 1600 meter. Vooral de dames wilden steeds rusten. Mijn vader moest ze voortdurend aansporen: “Zet nog even door! Straks slaat het weer om en moeten we terug.”’

Uit een kastje haalt Rogalle de Yad Vashem-penningtevoorschijn en haar onderscheiding van het Légion d’Honneur. Daar heeft Claude Henle voor gezorgd, de man die ze destijds als baby in haar armen meedroeg. Een foto van de inmiddels zeventigjarige Canadees hangt aan de wand. Er waren ook Nederlanders in de groep, herinnert Rogalle zich, maar de familie Weening zegt haar niets. ‘Misschien zijn ze met een andere groep meegegaan.’

De naam Weening staat wél in de database van het Holocaust-project Spielberg. Met geld van de Amerikaanse filmregisseur zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw getuigenissen van 52.000 overlevenden van de Tweede Wereldoorlog op beeld vastgelegd. Ook de hoogbejaarde Florry Weening heeft haar verhaal verteld. Ze is nagenoeg blind en haar deels verlamde gezicht, waarin één oog gesloten, vertoont sporen van een hersenbloeding. Maar haar geest is helder als ze levendig en uitgebreid verhaalt over haar jeugd in Amsterdam en over haar vader, een diamantslijper die zijn gezin tijdens de crisis meenam naar Antwerpen.

Aan de hand van familiefoto’s vertelt ze over haar huwelijk in 1932 met cellist en boekhouder Jacques Weening, en over de geboorte van hun dochter Hélène. In 1939 adopteerde ze Lizzy Hacker, een van de vele kinderen die na de inlijving van Oostenrijk via Joodse hulporganisaties en bemiddeling van het Rode Kruis naar België kwamen.

Ze was beducht voor Hitler, vervolgt Florry. Daarom vluchtte ze na de Duitse inval met haar gezin naar Frankrijk. In Aulus-les-Bains kregen ze een mooie kamer in Villa Raphaël, herinnert ze zich, ‘maar we moesten zelf koken’. Toen de Duitsers op 11 november 1942 ook het zuiden van Frankrijk bezetten, raakte Florry in paniek.

‘Ik wilde nog diezelfde avond naar Spanje vluchten. Iedereen verklaarde ons voor gek. De bergen rezen vanuit Aulus recht omhoog de hemel in! Toch zijn we gegaan, in drie lagen ondergoed, dikke truien over elkaar en dan nog een lange broek. Mijn man had een rugzak met een paar pond suiker, brood en cognac. Boven op de pas zagen we de zon opkomen, het was er onwaarschijnlijk mooi.’

Eenmaal in Spanje kregen de vluchtelingen tot hun opluchting toestemming om te blijven, zij het in de gevangenis. Het Nederlandse consulaat wist hen vrij te krijgen; echtgenoot Jacques had zich immers als vrijwilliger gemeld voor het geallieerde leger. De Nederlandse regering in ballingschap schoot de kosten voor en vanuit de Spaanse havenplaats Vigo voeren de Weenings met een honderdtal Nederlanders, vooral Joden, naar Jamaica.

 

Vanuit de Spaanse havenplaats Vigo voeren de Weenings met een honderdtal Nederlanders, vooral Joden, naar Jamaica

Vader Weening vertrok van daaruit voor een militaire opleiding naar de Verenigde Staten en Canada. Als tegenprestatie mochten Florry en de twee kinderen in februari 1944 de boot nemen naar New York. Via familie kregen ze een klein appartement bij Central Park. Florry vond werk bij de ‘Nederland Lijn’, Lizzy (17) bij de Rotterdam Lloyd. Vader Weening, die bij de Prinses Irene Brigade terecht was gekomen, voegde zich na de oorlog weer bij de familie en ze besloten in New York te blijven.

In het Nationaal Archief in Den Haag duikt tussen de kopieën van paspoorten en schuldbekentenissen van de Weenings aan de Nederlandse ambassade een potloodnotitie op van 7 oktober 1945 over een ‘mortierwond aan been’. Sergeant Weening is begin augustus 1944 na de landing op Normandië ernstig gewond geraakt. Er is 50 procent kans op volledig herstel. De gewonde loopt op dat moment reeds met krukken, aldus het verslag, hoewel het been nog in het gips zit.

Dat het herstel minder goed verliep dan verwacht, blijkt uit een schrijven van 30 augustus 1954. Het voorgeschoten bedrag, 9781 gulden, wordt in zijn geheel kwijtgescholden, ‘gelet op de financiële omstandigheden van het gezin S.J. Weening te New York en mede uit piëteitsoverweging t.o.v. genoemde oorlogsinvalide’.

In haar getuigenis voor het Spielberg-project vertelt Florry dat haar man is overleden, evenals haar dochter Hélène. Adoptiefdochter Lizzy is getrouwd met ene Mr. Cook. Inmiddels blijkt ook Florry te zijn overleden – in 1999, in een verzorgingshuis in de buurt van Washington, DC. Om privacyredenen weigert de directie contact op te nemen met de nabestaanden om het pak brieven uit Aulus te kunnen overdragen.

Een privédetective in New York ziet wél het belang en achterhaalt na één druk op de knop, zo lijkt het, het adres van adoptiefdochter ‘Lizzy’ – Elizabeth Cook-Hacker. De oorlogspost van toen verrast haar buitengewoon, zegt ze aan de telefoon in keurig Nederlands. Ze herinnert zich de situatie in Aulus-les-Bains nog goed.

‘We zaten vast in dat dorp, het was een fuik. We waren doodsbang. Toen de Duitsers ook het zuiden van Frankrijk binnenvielen, raakte mevrouw Weening in paniek. De heer Weening heeft via de burgemeester een gids gevonden. Ik kwam uit Oostenrijk, ik was gewend in de bergen te lopen. Mevrouw Weening had het moeilijker. Ze verloor onderweg een hak van haar schoen. Tot ze niet meer verder kon en de herder haar naar boven heeft gedragen. Eenmaal aan de andere kant waren we doodsbang dat we terug moesten naar Frankrijk. Ze hebben ons twee maanden vastgehouden tot we met de boot Marques de Comillas naar Jamaica mochten.’

Jaren later heeft Elizabeth de herder in Aulus-les-Bains opgezocht en de tocht over de bergen nog eens overgedaan. ‘Hij heeft toen en ook later bij mijn terugkeer geen cent willen aannemen.’

Op de vraag naar het lot van de briefschrijvers in Antwerpen is het even stil. Dan antwoordt ze kort: ‘De ouders van mevrouw Weening hebben de oorlog overleefd en zijn naar New York geëmigreerd, net als mijn ouders. Monique is gedeporteerd en niet meer teruggekeerd, en wat er met Sara is gebeurd na haar deportatie zijn we nooit te weten gekomen; ze is vermist geraakt.’

Met dank aan Jan van Griethuysen †.

Meer weten

Vichy France, Old Guard and New Order 1940-1944 (1972) van Robert O. Paxton is nog steeds het standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk, geschreven door een niet-Fransman die destijds heel wat stof heeft doen opwaaien. Van recentere datum is het onderzoek van Pim Griffioen en Ron Zeller Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België, 1940-1945. Overeenkomsten, verschillen, oorzaken (2011).

Historicus Sierk Plantinga bereidt een boek voor over de Nederlandse vluchtelingen in Vichy-Frankrijk en schreef ‘Joseph Willem Kolkman (1896-1944) en de Engelandvaarders. De hulp aan Nederlandse vluchtelingen in Vichy-Frankrijk’ in het Negende Jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (1998). In Aulus-les-Bains Auschwitz (2004) gaat Frank Ristorcelli het lot na van de 587 gevluchte Joden in het kuuroord.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.