Home ONDERZOEK: Tegen de regentenkliek

ONDERZOEK: Tegen de regentenkliek

  • Gepubliceerd op: 24 oktober 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans

De patriotse revolutie van de jaren 1780 wordt vaak geplaatst in de traditie van de strijd tussen regenten en de stadhouder. Hierdoor zou de patriottenbeweging een typisch stedelijk verschijnsel zijn geweest: de gegoede, hoogopgeleide burgerij kwam in conflict met de adel, de conservatieve plattelandsbevolking en het stedelijk gepeupel, dat zich onder invloed van gratis jenever voor het orangistische karretje liet spannen. Dit beeld is te eenzijdig, blijkt uit nieuw onderzoek.

De patriotten hebben heel lang geen goede pers gehad. Ze werden veelal gezien als landverraders, die vanaf 1795 heulden met de Franse bezetters. Na de Tweede Wereldoorlog is dit beeld gekenterd en tegenwoordig wordt de mislukte patriotse revolutie – die in 1786-1787 uitliep op een heuse burgeroorlog, door buitenlandse interventie de kop ingedrukt – vaak gezien als het begin van het moderne Nederland. De strijd zou zijn gegaan tussen door de verlichtingsidealen bezielde democraten en het afgeleefde Oranje-regime, dat steeds meer monarchale trekjes kreeg.

In Tot nut van Nederland onderzoekt de Nijmeegse historicus Joost Rosendaal – die al verschillende boeken over de patriotse revolutie op zijn naam heeft staan – wat er in die jaren gebeurde in de Langstraat en het Land van Heusden en Altena, het grensgebied tussen het machtige gewest Holland en het ‘generaliteitsland’ Brabant. Dit levert niet alleen kleurrijke beschrijvingen op van bijvoorbeeld de orangistische contrarevolutie in Heusden en de rol van de radicale advocaat Joannes Conradus de Kock, die in 1794 onder de guillotine zou sterven. Rosendaal plaatst ook belangrijke kanttekeningen bij het bestaande beeld van de patriottenbeweging.

Om te beginnen blijken de patriotten afkomstig uit alle lagen van de bevolking. De beweging bestond uit grootgrondbezitters, middenstanders, arbeiders, katholieken, protestanten. Zo bewees de Uitwijkse predikant Cornelis Groen van Prinsterer dat de these van zijn beroemde kleinzoon Guillaume – de ‘revolutiegeest’ kwam voort uit ‘ongeloof’ – onjuist was.

De belangrijkste ontdekking is echter dat de strijd niet zozeer gericht was tegen het huis van Oranje als wel tegen corruptie, nepotisme en wanbestuur op lokaal en gewestelijk niveau. De patriotten kwamen vooral in het geweer tegen machtsmisbruik van een gesloten regentenkliek. Hun strijd laat zich prima samenvatten met de leuze uit de Amerikaanse revolutie: ‘No taxation without representation.’ Bestuurders dienden verantwoording af te leggen, katholieken dienden gelijke rechten te krijgen en lasten moesten rechtvaardiger verdeeld worden.

De sterk opkomende patriotse pers speelde hierbij een belangrijke rol, omdat mensen hierin niet alleen konden lezen dat de lokale misstanden wijdverbreid waren, maar ook dat acties tegen corrupte regenten elders inspirerend werkten. Al spoedig gingen lokale leiders met elkaar samenwerken.

Tot slot laat Rosendaal zien dat de ontwikkelingen al snel een geheel eigen dynamiek kregen. Toen als gevolg van de oorlogsdreiging van Oostenrijk – dat de blokkade van Antwerpen wilde opheffen – de Staten van Holland in 1784 de bevolking van het platteland onder de wapenen riepen, betekende dit niet alleen dat patriotten zich mobiliseerden, maar ook dat de orangistische tegenkrachten sterk gestimuleerd werden. In sommige plattelandsgemeenten leidde de ‘wapening’ ertoe dat velen zich meldden als vrijwilliger; in andere resulteerde zij in hevig verzet tegen de patriotten en heilloze polarisatie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.