Home ONDERZOEK: De meeste hugenoten werden katholiek

ONDERZOEK: De meeste hugenoten werden katholiek

  • Gepubliceerd op: 1 maart 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Rob Hartmans

Tijdens de godsdiensttwisten van de zestiende en zeventiende eeuw raakten grote groepen mensen op drift, omdat zij in hun land van herkomst hun geloof niet openlijk mochten belijden en vaak zelfs actief vervolgd werden. Over deze religieuze ballingen is al veel geschreven, en over het algemeen wordt aangenomen dat hun gedwongen vertrek het gevolg was van het feit dat ze in godsdienstig opzicht hardliners waren.

Hun ballingschap zou hen bovendien nog sterken in de overtuiging dat zij door God uitverkoren waren, dat ze als het ware in de voetsporen traden van het volk Israël, dat ook lange tijd door de woestijn had moeten trekken. De verbanning zou niet zelden leiden tot radicalisering en het hechter worden van de groep.

Volgens David van der Linden, die onlangs in Utrecht promoveerde, maar inmiddels verbonden is aan de Erasmus Universiteit, is dit beeld vooral het gevolg van het feit dat de meeste historici onderzoek hebben gedaan naar prominente figuren binnen deze ballingengemeenschappen, en zich in hoofdzaak hebben gebaseerd op hun boeken, preken, brieven, memoires en geschiedenisboeken. Dat geldt zeker voor de geschiedschrijving over de hugenoten, de Franse protestanten die na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 in groten getale uit Frankrijk vluchtten en zich onder meer in de Republiek vestigden.

In zijn baanbrekende dissertatie Experiencing Exile. Huguenot Refugees in the Dutch Republic, 1680-1700 vult Van der Linde deze benadering aan met methodes uit de sociaal-economische geschiedenis. Daarbij worden seriële bronnen geraadpleegd en zo veel mogelijk kwantitatieve gegevens boven water gehaald. Door deze te combineren met een grote hoeveelheid geschriften van hugenoten komt hij tot een verhaal dat sterk afwijkt van het hierboven geschetste patroon.

De meerderheid van de Franse protestanten vertrok namelijk  niet naar het buitenland, maar bekeerde zich onder dwang tot het katholicisme. Van der Linden laat zien dat de vraag of iemand zich bekeerde of wegvluchtte niet in de eerste plaats afhing van de oprechtheid van zijn geloof, maar vooral een kwestie was van de kansen die men had om in het buitenland de kost te verdienen.

Vooral kooplieden, zeelui en hoogopgeleide ambachtslieden namen de gok. Zij beschikten dikwijls over meer informatie dan bijvoorbeeld boeren of laagopgeleide handwerkslieden, en bovendien konden zij hun beroep gemakkelijk elders uitoefenen.

Daarnaast was er volgens Van der Linde helemaal geen sprake van dat de hugenoten in de Republiek zichzelf beschouwden als een religieus keurkorps. Het waren vooral hun leiders die hun dat graag voorhielden en dat ook aan de buitenwereld verkondigden, maar in werkelijkheid was de ballingschap voor de meesten een uitermate teleurstellende en wanhopige ervaring. Een deel besloot zelfs alsnog het katholieke geloof te omarmen en ging terug. En van de rest hadden velen grote moeite om het hoofd boven water te houden.

Ook de indruk dat hugenoten een belangrijke bijdrage leverden aan de vroege Verlichting is volgens Van der Linden uitsluitend gebaseerd op de activiteiten van enkele uitzonderlijke figuren, van wie Pierre Bayle de bekendste was.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.