Home Vrijwillig vechten in het buitenland

Vrijwillig vechten in het buitenland

  • Gepubliceerd op: 1 maart 2022
  • Laatste update 01 mrt 2022
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 3 minuten leestijd
Vrijwillig vechten in het buitenland

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Op de vijfde dag van de oorlog in Oekraïne meldde de Haagse ambassade van dat land dat men per uur vier of vijf telefoontjes kreeg van Nederlanders die wilden meevechten tegen de invasiemacht van Poetin. Gezegd werd dat er zich op dat moment al tweehonderd vrijwilligers hadden aangemeld. Sommigen hadden een Oekraïense of Poolse achtergrond, maar de meeste Nederlanders die daar wilden vechten, hadden geen enkele relatie met het land. Dit enthousiasme om ten strijde te trekken doet denken aan de vrijwilligers die in de jaren 1936-1939 naar Spanje gingen om in de burgeroorlog aldaar te vechten. Naast overeenkomsten zijn er echter ook duidelijke verschillen.

Evenals de Spaanse Burgeroorlog lijkt de Russische inval in Oekraïne een overzichtelijk conflict, met een haarscherp onderscheid tussen de good guys en de bad guys. Toen werd de oorlog in Spanje vooral gezien als een strijd tussen het internationale fascisme en de democratie, tussen reactionaire krachten en het naar gerechtigheid dorstende ‘gewone volk’. Nu is het de autocraat Poetin die een democratisch en westers gezind land aanvalt om zijn eigen imperium uit te breiden.

De vrijwilligers die zich nu melden zijn er, evenals de Spanjegangers uit de jaren dertig, ongetwijfeld van overtuigd aan ‘de goede kant van de geschiedenis’ te staan. Al is het waarschijnlijk dat er net als toen zeer uiteenlopende motieven ten grondslag liggen aan hun besluit. Ongetwijfeld zullen sommigen een sterke politieke overtuiging hebben, maar ook de zucht naar avontuur, het idee in Nederland te zijn ‘vastgelopen’, of problemen in de privésfeer kunnen een rol spelen.

Het grote verschil tussen beide oorlogen is natuurlijk dat er in Spanje sprake was van een burgeroorlog – en in feite vooral van een sociale revolutie – terwijl nu de grootmacht Rusland een soeverein buurland is binnengevallen. Hoewel de Spanjestrijders vochten aan de kant van de wettige Spaanse regering – de nationalisten van Franco waren de opstandelingen – werden zij door de meeste tijdgenoten gezien als gevaarlijke revolutionairen en communisten. Vandaar dat de Nederlandse regering het afreizen naar Spanje zoveel mogelijk belemmerde en de veteranen na terugkeer angstvallig in de gaten hield.

Op wat slaafse Poetinbewonderaars na ziet de publieke opinie nu de strijd van Oekraïne tegen de Russische agressor als volstrekt gerechtvaardigd, zodat de vrijwilligers op heel wat sympathie kunnen rekenen. Hoewel ‘in vreemde krijgsdienst treden’ nog altijd illegaal is, en tien jaar geleden Syriëgangers nog werden aangepakt, klinken er uit ‘Den Haag’ nu geluiden dat er wel een en ander door de vingers zal worden gezien. En terwijl Nederland zich toen heel strikt aan het zogenoemde Non-Interventie Verdrag hield en wapenleveranties en overige steun aan de Spaanse Republiek verbood, heeft ons land nu al wapens naar Oekraïne gestuurd.

En tot slot is er nog een belangrijk verschil. Op enkele uitzonderingen na vochten de Nederlandse Spanjevrijwilligers in de Internationale Brigades, die zij aan zij met het officiële Spaanse leger en allerlei milities streden. Hoewel aan het idealisme van de meeste Interbrigadisten niet getwijfeld kan worden, was deze strijdmacht (circa 40.000 man) vooral een instrument in de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. De Spanjestrijders vochten toen dus feitelijk vóór de Russen, de Oekraïnevrijwilligers zullen, als ze ooit aan het front komen, tegen de Russen gaan vechten.