Home Nederlandse spionnen in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog

Nederlandse spionnen in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog

  • Gepubliceerd op: 26 juni 2014
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Bas de Vries
  • 13 minuten leestijd
Nederlandse spionnen in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog

De Britse geheime dienst ontmaskerde tijdens de Eerste Wereldoorlog twee Nederlandse spionnen. Ze bleken vanuit Engeland berichten aan de Duitsers te sturen. Het duo werd zonder pardon gefusilleerd – en vrijwel meteen vergeten.

In het voorjaar van 1915 gebeurde er iets vreemds in Southampton: de bevolking leek van de ene op de andere dag een sterke voorkeur te hebben voor sigaren. De Nederlandse handelsreiziger Haicke Petrus Marinus Janssen stuurde vanuit de Zuid-Engelse havenplaats op 26 mei een telegram naar zijn kantoor, de firma Dierks & Co aan de Loosduinsche Kade in Den Haag. Daarin deed hij een grote bestelling: ‘Stuur onmiddellijk 4000 Sumatra merk A.G.K, 4000 Sumatra Havana B.Z. en monsters Brasiel U.’

De dagen daarna ging de 30-jarige Janssen nog drie keer naar het plaatselijke postkantoor om dit soort telegrammen te versturen. En hij was niet de enige. Op 24 mei had zijn landgenoot Willem Johannes Roos in Edinburgh een ansichtkaart met een afbeelding van een Brits oorlogsschip op de post gedaan, gericht aan hetzelfde Haagse adres. Hij vroeg op die kaart om een nog grotere hoeveelheid sigaren dan Janssen: ‘10.000 Sumatra, S.S; 2000 Sumatra A.K. 22.000 gemengd C.I.F., Edinburgh.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Deze boodschappen werden onderschept door de Britse contraspionagedienst en wekten onmiddellijk wantrouwen. Niet alleen omdat de autoriteiten wisten dat de inwoners van steden als Southampton en Edinburgh vooral pijp of sigaretten rookten en eigenlijk nooit sigaren. Maar ook omdat het in beide gevallen om havenplaatsen ging waar Britse oorlogsschepen lagen.

Bovendien stond Dierks & Co op een zwarte lijst van verdachte adressen die werden gebruikt door de Duitse vijand. Het kostte de Britten niet veel moeite om de codes in de verschillende boodschappen te ontcijferen. Janssen had in zijn eerste telegram duidelijk willen maken dat hij in Southampton vier slagkruisers had zien liggen (A.G.K stond voor het Duitse alte grosse Kreuzer), vier torpedojagers en verschillende onderzeeërs. En Roos gaf met zijn ansichtkaart door dat de Britten in Leith, de haven van Edinburgh, tien slagschepen, twee slagschepen en een troepenmacht van 22.000 mensen hadden samengebracht.

MI5

Aanleiding genoeg voor de Britten om die twee Nederlanders op te pakken. Janssen kreeg op zaterdagavond 30 mei bezoek in zijn hotel in Southampton van een inspecteur van politie, die hem vroeg mee te komen naar het bureau. Zijn eerste reactie was: ‘Mag ik mijn hoed pakken?’ Nadat hij de kans had gekregen om dat te doen, vroeg hij waarom hij was gearresteerd. Werd hij verdacht van spionage? Dat verbaasde hem zeer, benadrukte de verontwaardigde Janssen: ‘Ik ben een reiziger in sigaren!’

Roos werd drie dagen later aangehouden in Londen, waar hij na tussenstops in nog twee Schotse havensteden – Aberdeen en Inverness – naartoe was gereisd. Ook hij zei bij zijn arrestatie niet te begrijpen waarom de Britse autoriteiten uitgerekend hem verdachten van spionage. De afgelopen weken had hij geprobeerd sigaren te slijten, maar veel had dat niet opgeleverd, vertelde hij een inspecteur van Scotland Yard. ‘Ik heb al mijn monsters opgerookt, er is geen markt in dit land voor Nederlandse sigaren.’

Roos en Janssen hoorden bij de eerste groep prominente ‘slachtoffers’ van MI5 tijdens de Eerste Wereldoorlog. De eerste editie van die contraspionagedienst was zes jaar eerder opgezet, voornamelijk onder druk van de publieke opinie. De Britse regering nam de dreiging van Duitse spionnen in de eerste jaren na de eeuwwisseling niet zo heel serieus, maar bij de bevolking lag dat anders. Spionageverhalen van schrijvers als William Le Queux waren zeer populair. Le Queux’ bestseller De invasie van 1910, in eerste instantie verschenen in feuilletonvorm in de Daily Mail, vergrootte de angst voor het ‘Duitse gevaar’. En leverde de krant een enorme oplagestijging op.

Uiteindelijk bezweek de Britse regering onder deze druk: in 1909 werd een voorloper opgericht van veiligheidsdienst MI5, een afkorting van Military Intelligence section 5, zij het zonder veel enthousiasme. De eerste baas, kapitein Vernon Kell (oftewel ‘K’), had welgeteld één werknemer en voerde de eerste onderzoeken alleen uit.

Kell kon pas extra mensen aantrekken nadat de eerste arrestaties waren verricht. De omvang van de Duitse spionageactiviteiten werd in de Britse spionageromans weliswaar schromelijk overdreven, maar dat betekende niet dat er niets aan de hand was. Duitsland had in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog weinig respect voor het Britse leger, dat in vergelijking met de eigen krijgsmacht als klein en weinig krachtdadig werd beschouwd. Maar de Duitsers waren beducht voor de kracht van de Britse vloot en op zoek naar inlichtingen daarover.

Controleren en fotograferen

De grote doorbraak voor ‘K’ en zijn contraspionagedienst kwam in 1911, toen de Duitse keizer Londen bezocht. In Wilhelms gezelschap bevond zich onder meer het hoofd Inlichtingen van de Duitse admiraliteit. Toen agenten van Scotland Yard hem ’s avonds volgden, zagen ze dat hij een kapperswinkel binnenging in de wijk Islington. Die zaak stond op naam van Karl Gustav Ernst, een veertiger van Duitse afkomst die na enig onderzoek de spil bleek te zijn in het Duitse spionagenetwerk in Groot-Brittannië. Zijn huisadres werd door de Duitsers gebruikt als een soort postkantoor. Hij ontving brieven uit Berlijn met opdrachten voor spionnen, stopte die in een nieuwe enveloppen met Britse postzegels erop en stuurde ze door naar de juiste personen.

De meesterzet van Kell en zijn collega’s was dat zij besloten Ernst niet vast te zetten, maar in plaats daarvan alle post die hij verzond en binnenkreeg te controleren en te fotograferen. Om vervolgens de enveloppen weer netjes dicht te plakken en door te laten. Op deze manier wisten ze in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog de namen en adressen van 22 nietsvermoedende Duitse spionnen te achterhalen. En kregen ze inzicht in het type informatie waarnaar Berlijn op zoek was en dat zoals gezegd sterk op de Britse oorlogsvloot was gericht. Pas toen de oorlog in augustus 1914 daadwerkelijk uitbrak, werden de 22 gearresteerd. Waarmee het complete Duitse inlichtingennetwerk in één klap was onthoofd.

De Britten gingen, toen ze de smaak eenmaal te pakken hadden, uiterst grondig te werk. Geen detail zagen ze over het hoofd in de strijd tegen ‘de vijand in eigen land’. Zo werden duiveneigenaren in 1914 verplicht hun vogels te registreren, ook als die niet geschikt waren als postduif. Al het post- en telegraafverkeer uit Duitsland werd geblokkeerd. Een derde van de Duitse mannen op de Britse eilanden – met name die tussen de 17 en 45 jaar – werd geïnterneerd. Duitsers waren niet meer welkom in verschillende delen van het land, vooral langs de oostkust. En er kwam ook nieuwe wetgeving: spionnen konden voor de krijgsraad worden gebracht als oorlogsmisdadigers en ter dood worden veroordeeld.

Janssen en Roos waren kansloos tegenover de Britse geheime dienst

De Duitsers konden daar na het debacle met Karl Gustav Ernst weinig tot niets tegenover stellen. Door de arrestaties van de spionnen aan het begin van de oorlog waren zij tot hun verbijstering al hun ogen en oren in Groot-Brittannië kwijt. Het enige wat er in die omstandigheden op zat, was opnieuw te beginnen met agenten uit neutrale landen. Bijvoorbeeld met Zweden of Nederlanders, zoals Janssen en Roos.

Maar ook de wederopbouw van het spionagenetwerk verliep opvallend amateuristisch en onzorgvuldig. Zo leken de Duitsers absoluut niet door te hebben dat de Britten vrijwel alle internationale post screenden. In de laatste jaren van de oorlog werden zo’n 375.000 brieven per dag bekeken door de 4000 personeelsleden van de Britse censuur.

Dat personeel – voornamelijk vrouwen – werkte aan grote tafels en was ingedeeld naar land. Aan het hoofd zat een officier. Op grote schoolborden aan de wanden stonden de verdachte adressen in het land in kwestie, zoals dat van Dierks & Co in Den Haag. En van personen op wie extra scherp moest worden gelet. Post voor deze mensen werd doorgeschoven naar een andere afdeling, waar experts de brieven openden en weer dichtplakten zonder enig spoor achter te laten. Chemici onderzochten het papier op verborgen boodschappen. Het was een systematische manier van werken, waartegen de naïef opererende Janssen en Roos volstrekt kansloos bleken.

Slechte voorbereiding

Hoe slecht beide Nederlanders waren voorbereid op hun taak in Groot-Brittannië en de risico’s die daaraan kleefden, bleek ook tijdens de verhoren na hun arrestatie. De 30-jarige Janssen was op 3 juni 1915 als eerste aan de beurt. Hij benadrukte dat hij een zeeman was, geen Duits sprak, nooit in Duitsland was geweest en als echte Nederlander ook een grondige hekel had aan Duitsers. Waarom hij als zeeman optrad als handelsreiziger in sigaren? Daar had Janssen geen antwoord op. Kende hij Willem Johannes Roos? Nee, die naam had hij nog nooit gehoord.

Roos vertelde even later een heel ander verhaal. ‘Ik ken Janssen heel goed,’ zei hij tegen zijn ondervragers van Scotland Yard, die aantekeningen maakten. ‘De laatste keer dat ik hem ontmoette, was in een restaurant in Amsterdam. Ik wist niet dat hij ook naar Engeland zou komen.’

Hierna werd Janssen in de verhoorkamer gebracht en werden de twee verdachten met elkaar geconfronteerd. Janssen probeerde volgens de aanwezige agenten Roos nog duidelijk te maken dat hij zijn mond moest houden, maar het was al te laat. ‘Is dit de man van wie u zei dat u hem kent?’ werd hem gevraagd. Ja, knikte Roos.

Janssen probeerde Roos nog duidelijk te maken dat hij zijn mond moest houden

Uit de zakelijke manier waarop de verhoren worden beschreven is het niet goed op te maken, maar kennelijk was Roos na dit incident wanhopig. Op de weg terug naar zijn cel probeerde hij zelfs een eind aan zijn leven te maken. Hij sloeg het raam van de deur naar de binnenplaats open en deed een poging zijn polsen door te snijden met het gebroken glas. Zijn bewakers wisten dat te voorkomen. Nadat hij was verbonden in het ziekenhuis van Westminster werd Roos naar de gevangenis in Brixton gebracht en onder observatie gehouden vanwege suïcidegevaar.

De zitting van de krijgsraad liet daarna niet lang op zich wachten. Eerst verscheen Janssen op 16 juli voor zijn rechters. Hij bleef net als Roos ontkennen dat hij een spion was, maar hij had daarbij geen overtuigend verhaal. Zo bleken de merken van de sigaren die hij had besteld bij zijn firma in Den Haag überhaupt niet te bestaan.

Aan het slot van de enige zittingsdag die hem gegund was, deed hij nog een poging de krijgsraad gunstig te stemmen. Janssen wees erop dat hij eind 1914 als zeeman een medaille van de Britten had gekregen voor het redden van mensen bij een brand op het Britse schip Volteria. ‘Dat spreekt toch in mijn voordeel.’ Later beloofde hij nog dat hij een boekje open zou doen over het Duitse inlichtingennetwerk, maar daar kwam geen bruikbare informatie uit.

Roos deed een dag later eveneens een beroep op verzachtende omstandigheden. Hij had zijn advocaat een lijst gegeven van de verschillende Nederlandse krankzinnigengestichten waar hij tussen 1909 en 1913 opgenomen was geweest. Er werd een onderzoek gestart naar zijn toerekeningsvatbaarheid, maar daaruit kwam niets naar voren wat het oordeel van de rechters over hem matigde. Net als Janssen kreeg hij de doodstraf, die zou worden uitgevoerd door een vuurpeloton.

Nadat de twee op de hoogte waren gebracht van het vonnis, werden ze bezocht door de consul en door de dominee van de Nederlandse kerk in Londen. Tegenover de consul, zo schreef die later, gaven ze uiteindelijk toe dat ze wel schuldig waren. Janssen en Roos vroegen hem of hij hun excuses wilde overbrengen aan de Britse regering voor het feit dat ze zich hadden laten misbruiken door de eigenaar van Dierks & Co.

Ze werden bij zonsopgang gefusilleerd; alles was opgeruimd toen de toeristen kwamen

De executiedatum werd vastgesteld op 30 juli. Plaats van handeling: de Tower of London, waar eerder al twee andere spionnen voor de Duitsers waren terechtgesteld. Op het eerste gezicht leek dat een logische beslissing, want de Tower was eeuwenlang de plek geweest waar de Britten hun staatsvijanden ter dood brachten. Maar de keuze voor uitgerekend deze locatie was minder logisch, omdat de Tower begin twintigste eeuw al een belangrijke toeristenattractie was. Jaarlijks kochten meer dan 400.000 tot 500.000 mensen een kaartje om er onder meer de kroonjuwelen te kunnen zien. De Britten hadden voor dit probleem een praktische oplossing gevonden: gevangenen als Janssen en Roos werden rond zonsopgang gefusilleerd, zodat alles was opgeruimd als de eerste toeristen rond negen uur ’s morgens binnenkwamen.

Van de executies om 6.00 en 6.10 uur op de schietbaan van de Tower is een ooggetuigenverslag bewaard gebleven. Janssen was de eerste die verscheen voor de Scots Guards die de trekker zouden overhalen. ‘Zijn ijzeren zenuwen, die hem geen moment in de steek hadden gelaten, bleven tot aan het slot overeind,’ noteerde de onbekende schrijver. ‘Hij stierf zoals hij had geleefd: als een dappere man.’

De laatste minuten van Roos wekten al net zoveel bewondering. ‘Hij bekeek de stoel waar het bloedende lichaam van zijn kameraad net uit was verwijderd met een onverschillige blik. Hij vroeg of hij als laatste wens eerst zijn sigaret mocht oproken. Toen hij daarmee klaar was, keek hij er nog één keer naar en gooide ’m weg met een gebaar dat minachting uitstraalde voor alle zwakheden in deze wereld. […] Ook hij stierf dapper.’

Roos en Janssen hebben in de Nederlandse geschiedenis nog geen fractie van de aandacht gekregen die een andere spion uit de Eerste Wereldoorlog ten deel is gevallen: de Friese Margaretha Geertruida Zelle, oftewel Mata Hari. Daarvoor is over hun levens voor hun oversteek naar Engeland veel te weinig bekend. En wat daar wel van bekend is, spreekt niet echt tot de verbeelding: beiden hadden bijvoorbeeld een connectie met de zee, Janssen als stuurman en Roos als steward op een koopvaardijschip.

Onduidelijk is ook wat hun motieven waren om te gaan werken voor de Duitsers. Deden ze dat vanwege het geld of speelden er ook politieke overtuigingen mee? Sommige Nederlanders hadden destijds namelijk een grondige hekel aan de Britten vanwege hun rol in de Boerenoorlogen. Of ging het hier vooral om makkelijk beïnvloedbare mannen die door de Duitsers als een soort kanonnenvoer op de boot over het Kanaal waren gezet?

Vaststaat dat er na het Nederlandse duo nog zeven spionnen zijn gefusilleerd in de Tower. De laatste in november 1915. In de laatste jaren van de oorlog zetten de Britten doodvonnissen om in levenslange gevangenisstraffen, onder meer omdat ze in de praktijk merkten dat de geëxecuteerden in de Duitse pers tot martelaren werden uitgeroepen. En in die zin de moraal van de vijand eerder versterkten dan dat ze voor een afschrikwekkend voorbeeld zorgden.

Janssen en Roos hebben van dit nieuwe inzicht niet meer kunnen profiteren.

Meer weten

In Shot in The Tower (2009) van Leonard Sellers staat alles over Janssen, Roos en de andere spionnen die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden gefusilleerd in de Tower of Londen. Met een inleiding over de manier waarop de Britten voor de Eerste Wereldoorlog zochten naar het juiste antwoord op de Duitse spionageactiviteiten.

Veel Britse spionageromans die tot zoveel angst voor de Duitsers leidden, zijn gratis op internet te bekijken. Zoek via Google bijvoorbeeld op The Invasion of 1910

Website:

Voor meer Eerste Wereldoorlog, ga naar onze website. Daar heeft de redactie een dossier samengesteld met artikelen, documentaires, infographics, boeken en meer. Lees bijvoorbeeld hoe Gavrilo Princip radicaliseerde of volg een link naar Europeana 1914-1918, een enorme database met bronnen, films en ander materiaal. historischnieuwsblad.nl/eerstewereldoorlog

William Le Queux’ bestseller The Invasion of 1910 vergrootte de angst voor het ‘Duitse gevaar’. Lees het boek (Engelstalig) op historischnieuwsblad.nl/eerstewereldoorlog.

Onlangs gaf het Britse National Archives 150 documenten van MI5 uit WOI vrij. Daaronder een Mata Hari-dossier, met krantenartikelen, persoonlijke brieven en meer. Download de secret files via historischnieuwsblad.nl/eerstewereldoorlog.