Home Nederlandse adel vocht voor Duitsland tijdens WOI

Nederlandse adel vocht voor Duitsland tijdens WOI

  • Gepubliceerd op: 25 juni 2014
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Hans Olink
  • 12 minuten leestijd

Tientallen adellijke mannen van Nederlandse afkomst vochten tijdens de Eerste Wereldoorlog aan Duitse zijde. Uit sympathie voor de keizer of omdat ze de Duitse nationaliteit wilden verwerven.  Niemand beschouwden hen als overlopers.

Franz Graf zu Ortenburg betwijfelt of hij kan helpen. Hij is niet zo goed op de hoogte van de daden van zijn grootvader Willem Frederik Bentinck (1880-1958). ‘Als ik naar het verleden vroeg, zei mijn moeder altijd dat ik niet zo nieuwsgierig moest zijn.’ Maar nu hij boven de zestig is, wil hij ook weleens weten waarom zijn grootvader Willem tijdens de Eerste Wereldoorlog in het leger van de Duitse keizer diende.

Hij ontvangt me op Middachten, een door een slotgracht omgeven kasteel, waar zijn voorouders al sinds de twaalfde eeuw hebben gewoond. We lopen door de verschillende zalen. Een imposante ambiance met zware tapijten, kroonluchters, gobelins, open haarden, gebeeldhouwde plafonds en vooral talloze schilderijen van voorouders. Hij wijst op een groot schilderij met een slanke jongeman gekleed in een wit uniform, een sierlijke helm met veren op zijn hoofd. Het is zijn grootvader in vol ornaat van het Garde du Corps, de lijfwacht van de keizer. Waarom heeft zijn grootvader dienst genomen in het Garde du Corps? Zu Ortenburg vermoedt praktische motieven, maar weet het niet zeker. ‘Het was werk waarmee hij geld verdiende. Hij leerde er discipline die hij van de gouvernante niet leerde. En het was misschien het avontuur. Het leven was erg saai in die dagen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Weigering

Willem Frederik had de Duitse nationaliteit, vermoedt Zu Ortenburg. Maar hij kan het niet natrekken. De ongeordende documenten worden op dit moment gecatalogiseerd in het Gelders Archief. De graaf raadt mij aan te spreken met Henk Dijkerman, de zoon van de eerste koetsier van zijn grootvader. Dijkerman heeft onderzoek verricht in de archieven van Middachten.

Volgens Dijkerman had Willem Frederik waarschijnlijk drie nationaliteiten: de Britse door zijn geboorte in Londen, de Duitse door zijn Duitse vader en de Nederlandse doordat hij in Nederland woonde. Toen hij als lid van het Garde du Corps in 1914 naar het front moest, verzocht hij om niet tegen Engeland en Frankrijk te hoeven vechten. Hij achtte deze landen hoog: Frankrijk vanwege de cultuur en Groot-Brittannië omdat hij anglofiel was – niet in de laatste plaats omdat zijn familie een belangrijke rol in de Britse politiek had gespeeld. Zijn voorvaderen waren in het kielzog van koning-stadhouder Willem III mee naar Engeland getrokken en waren daarvoor ruim met Britse titels beloond.

De keizer honoreerde zijn verzoek en Willem Frederik werd naar het oostfront gestuurd. Over de strijd aldaar heeft hij volgens Dijkerman nooit gesproken. Wel is bekend dat hij in 1915 op Middachten terugkeerde. Of hij ontslag nam, gedeserteerd is of wellicht werd ontslagen, is niet bekend.

Van anti-Duits sentiment was nog nauwelijks sprake

Drie jaar later, in de herfst van 1918, klopten kwartiermakers van de keizer om asiel aan bij graaf Willem Frederik. Tien jaar eerder was de keizer al eens met zijn gevolg in Middachten op bezoek geweest om de banden te verstevigen. Dat was een hele eer. Maar nu weigerde de graaf, een beslissing die hem door de Duitse adel bepaald niet in dank werd afgenomen. Veel oude bekenden zegden hun vriendschap op. ‘En toen heeft zijn oom Godard van Bentinck, die slot Amerongen bewoonde, de keizer en zijn staf opgenomen,’ zegt Dijkerman. Het verhaal gaat dat Godard aanvankelijk twijfelde, maar dat zijn zoon hem op zijn plichten als lid van de Joanniter Orde wees, waarvan zowel Godard als de keizer lid was. Volgens de principes van de orde stond broederschap voorop. Een verzoek om onderdak kon niet worden geweigerd.

Dijkerman kan de weigering niet verklaren anders dan uit antipathie. In elk geval was deze blijkbaar zo groot dat Willem Frederik ook nog verhinderde dat de keizer Rederoord, een kasteel in de buurt van Middachten, kocht, zoals hij van plan was voor hij zich in slot Doorn vestigde. Graaf Willem Frederik en de Duitse keizer zouden elkaar nooit meer zien.

Duitse nationaliteit

Nederland bleef de hele Eerste Wereldoorlog neutraal. Toch namen er naar schatting 1400 Nederlanders deel aan deze oorlog. Ze vochten voor alle partijen. Een paar honderd mannen traden in Duitse dienst, onder wie waarschijnlijk enkele tientallen uit adellijke families – het precieze aantal is onduidelijk; er is nog weinig onderzoek naar gedaan. Hun motieven verschilden. Soms vochten ze mee vanwege het avontuur of uit idealisme. Of omdat het Duitse leger hen aantrok vanwege de legendarische Pruisische discipline. Maar ook omdat ze zo snel de Duitse nationaliteit konden verwerven. Wie zijn Nederlandse paspoort niet wilde verliezen, had overigens toestemming nodig van de koningin. Sommigen vergaten die te vragen, of voelden zich zo Duits dat ze niet probeerden het Nederlanderschap te behouden. Tot slot was er een pragmatisch motief om dienst te nemen: degenen die afgekeurd werden voor de officiersopleiding in Breda, meldden zich vaak aan voor het Duitse leger, waar de keuring minder streng zou zijn.

De Limburgse familie De Marchant et d’Ansembourg leverde ook de nodige jonge mannen, die een officiersopleiding volgden. Neem graaf Max, die opgroeide op het kasteel Neuborg in Gulpen. Hij was leerling van een door Duitse jezuïeten geleid gymnasium in Sittard, voor hij overstapte naar een op militaire leest geschoeid gymnasium in het Duitse Münster. Nadat hij in 1912 het Duitse staatsburgerschap had verworven, trad hij nog voor de oorlog uitbrak als onderofficier in dienst bij de artillerie. Toen zijn twee broers Vladimir en Oscar na het uitbreken van de oorlog naar het oostfront werden gestuurd, trok Max met zijn Westfälisches Feldartillerieregiment nr. 22 westwaarts, waar hij uiteindelijk aan de Marne tegen de Fransen zou strijden. In 1933 toonde Max opnieuw zijn pro-Duitse houding toen hij zich aansloot bij de NSB.

Ook jonkheer Franz Rudolph de Casembroot, zoon van een Nederlandse vader en een Duitse moeder, nam voor het uitbreken van de oorlog dienst in het Duitse leger, nadat hij toestemming had gevraagd aan de koningin. Toen de oorlog uitbrak, werd het veldartillerieregiment waar hij als tweede luitenant deel van uitmaakte naar het westen gestuurd, waar hij de Slag aan de Somme zou meemaken. Hij raakte al vroeg gewond, aldus het regimentsdagboek, dat ook aangeeft dat hij na zijn herstel deelnam aan de Slag om Passendale. Hij moest zich terugtrekken, en na een barre voettocht kon De Casembroot verslag uitbrengen aan zijn commandant, die verrast was hem te zien. De batterij was al afgeschreven. De Casembroot overleefde de oorlog.

Graaf E.H.L.F.B. van Bylandt vocht eveneens mee aan Duitse zijde, net als zijn broers. Dat was niet verwonderlijk, want zijn vader Frederik van Bylandt was diplomaat uit een Duitse adellijke en militaire familie. Het is aannemelijk dat Frederik ook de Nederlandse nationaliteit had, omdat hij in 1882 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen werd en later Kamervoorzitter. Zijn zoon E.H.L.F.B. vroeg in 1917 om toestemming aan de koningin. Als hij dat niet had gedaan, had hij volgens de Wet op het Nederlanderschap van 12 december 1892 de Nederlandse nationaliteit verloren, omdat hij zich ‘zonder Ons verlof’ had begeven ‘in vreemden krijgs- of staatsdienst’.

Nog geen anti-Duits sentiment

Ruim een kwarteeuw geleden interviewde ik jonkheer Juan Teixeira de Mattos. De jonkheer stamde uit een van de oudste Spaanse markiezengeslachten. Toen nazaten in de achttiende eeuw naar Nederland trokken, werd hun de titel ‘jonkheer’ verleend. Hij werd op 9 oktober 1896 in Rotterdam geboren. Met zijn liefde voor paarden was de stap naar het huzarenleven klein, zeker toen zijn oudste broer tweede luitenant werd bij het 1ste Regiment Huzaren. Maar de teleurstelling was groot toen Johan – hij noemde zich pas later Juan – Teixeira de Mattos op zijn zeventiende werd afgekeurd vanwege zijn ogen.

Zijn vader liet het er niet bij zitten en meldde zijn vriend prins Hendrik dat de jonge Johan zeer teleurgesteld was. Waarop de prins zei dat zijn vrouw nog een regiment in Duitsland had: het regiment Königin Wilhelmina der Niederlande. Dat vorsten aan het hoofd stonden van een buitenlands legeronderdeel was minder vreemd dan het lijkt. De Europese vorstenhuizen waren door huwelijk aan elkaar verwant. Zo was Wilhelmina familie van Wilhelm II, die weer geparenteerd was aan tsaar Nicolaas II en aan het Britse koningshuis. Om elkaar te behagen verleenden ze elkaar graag titels. Wilhelmina kreeg de titel op haar achttiende verjaardag van keizer Wilhelm; het regiment had tot dan toe  toebehoord aan prins Hendrik.

Zowel de legerleiding als een deel van het kabinet was pro-Duits

Maar er kwam nog een factor bij waardoor de stap om in Duitse dienst te treden niet erg groot was. In die jaren was er van anti-Duits sentiment, zoals dat na de Eerste en Tweede Wereldoorlog het geval was, nauwelijks sprake. Er bestond eerder een anti-Brits sentiment vanwege de rol van de Britten in de Boerenoorlogen. Zowel de top van de legerleiding als een groot deel van het kabinet-Cort van der Linden was uitgesproken pro-Duits.

Met de toestemming van de koningin op zak om zijn Nederlandse staatsburgerschap niet te verliezen, toog Johan naar Duitsland. In oktober 1913 meldde hij zich aan bij de Militärvorbereitungsanstalt Berlin-Großlichterfelde. Een paar maanden later sloot hij zich als Fähnrich aan bij het 15de Huzarenregiment in Wandsbek bij Hamburg. Hij legde op de degen van zijn commandant de eed af aan Unseren allergnädigsten Herr Seine Majestät. Op de avond van 28 juni 1914 werd Teixeira ontboden bij de commandant: de Habsburgse troonopvolger Frans Ferdinand was in Sarajevo vermoord. De politieke spanning steeg. Teixeira’s vader verscheen onverwacht in Wandsbek en drong er bij de commandant op aan dat zijn zoon de Duitse dienst zou verlaten, bang als hij was dat Johan tegen Nederland moest vechten, waar zijn oudste zoon de landsgrenzen moest verdedigen. De jonge vaandrig voelde er niets voor zijn onderdeel vaarwel te zeggen, maar de gedachte tegen zijn broer te moeten vechten stond hem ook tegen. Zodoende kwamen ze overeen dat de jonge Teixeira als er oorlog uitbrak naar het oostfront zou worden gezonden.

Slag bij de Tannenberg

Die oorlog kwam er. In de nacht van 2 op 3 augustus reisde zijn onderdeel per trein oostwaarts richting Königsberg. Onderweg haalde ritmeester Von Loessl zijn paradehelm met massief zilveren adelaar tevoorschijn, zette hem op en boog zich uit het raam van de coupé. Er ontstond grote opschudding op het perron. ‘Oh Gott, der Kaiser ist da,’ gilden de mensen.

De strijd ontbrandde bij Tannenberg. Met de 1ste Cavaleriedivisie stond Teixeira tegenover een overmacht van zes Russische divisies. Hij kreeg er zijn vuurdoop.  Bij de eerste overvliegende granaten wilde hij zich bukken, maar Von Loessl snauwde hem toe: ‘Ein königlicher Preussischer Offizier bückt sich nie.’ Het was de tijd dat een ritmeester nog aan het hoofd van zijn eskadron ten aanval ging en met de sabel de richting aangaf.

De helft van het officierskorps verloor zijn leven, en ook Teixeira ging bijna voor de bijl. Een kozak schoot zijn paard neer en Teixeira raakte beklemd. Zijn oppasser-onderofficier kwam aanrennen en kon nog net de kozak uit de boom schieten, anders was Teixeira gaan hemelen. De slag bij de Tannenberg werd gewonnen.

Zeer verheugd was hij toen in het voorjaar van 1915 het bevel kwam weg te trekken uit Polen. Via Memel en Libau werd de divisie ondergebracht in Kurland, in het kasteel van een gevluchte Baltische baron. ‘Voor het eerst sinds maanden sliepen we in een echt bed met schone lakens, zonder luizen. Na al die ellende in Polen, waar de paarden in de modder bleven steken en de Russen dode varkens in waterputten gooiden, was dit een heerlijk oord.’

Op 10 november 1918 lag Teixeira’s regiment in Mohilev. Die dag kwam luitenant Von Estorff op hem af met de mededeling: ‘Seine Majestät ist nach neutrales Holland geflüchtet.’ Hij kon het niet geloven en zei: ‘Unmöglich, eine Lüge, woher haben Sie das?’ Diezelfde dag nog werd het bericht bevestigd door het Oberkommando Ost en op 11 november kwam de oekaze: het gehele oostgebied opgeven. Zwaar gedesillusioneerd aanvaardde Teixeira de terugtocht. ‘Ik had op de keizer gezworen. Kun je je voorstellen wat er door me heen ging? Had hij de eer niet aan zichzelf kunnen houden en een pilletje kunnen innemen, dacht ik toen nog.’

De terugtocht nam veel tijd in beslag. Pas op 2 februari 1919 ’s ochtends om zes uur arriveerde het 15de Huzarenregiment – althans wat ervan over was – op het station van Hamburg. Er wachtte hun een verrassing. ‘Het station was bezet door muitende matrozen en spartakisten, linkse revolutionairen. Ze bestormden de trein en met ijzeren staven sloegen ze de ruiten in. Met het mes tussen de tanden kwamen ze op ons af om onze epauletten af te rukken. We hebben er toen een stuk of zeven neergeschoten. Spijt? Het was nodig.’

Terugkomst

Somber gestemd vertrok hij naar Nederland, waar koningin Wilhelmina tegen hem zei: ‘Ik heb gehoord dat u het goed gedaan hebt, en dat vind ik prettig.’

In Doorn bezocht hij de Duitse keizer, die een humoristische man bleek. ‘Toen ik hem eenmaal goed leerde kennen, was ik niet meer kwaad op hem. Als christen had hij geen zelfmoord kunnen plegen, zei hij. Tijdens de diners in slot Doorn zat de keizer vaak op zijn zadel aan tafel, alsof hij een parade afnam. Lollig gezicht was dat. Hij sprak over de meest intieme dingen uren aan één stuk. Eigenlijk leed hij aan een minderwaardigheidscomplex, vanwege zijn onvolgroeide linkerarm.’

Toen de naam van prins Hendrik tijdens het interview viel, kreeg Teixeira een lichte tinteling in zijn ogen. Ze jaagden veel samen, hielden bieravonden en gingen samen op reis, zoals naar keizerin Zita van Oostenrijk, die na de oorlog in België leefde. ‘Tegen haar zei Hendrik altijd dat ik zijn broer was. Grappig, hè? Het was een gezellige kerel.’

Meer weten:

Goede informatie is te vinden in Nederlanders in de Grote Oorlog  (2001) van Jorge Groen en in De kanonnen van augustus (2000) van Barbara Tuchmann.

Interessant is ook de website van de Western Front Association Nederland, een vereniging van geïnteresseerden in de Eerste Wereldoorlog: http://wfanederland.nl.

Website:

Op onze website vindt u een uitgebreid WOI-dossier, met artikelen, filmpjes en meer. Zo biedt https://www.historischnieuwsblad.nl/eerstewereldoorlog bijvoorbeeld een portret van Franz Ferdinand, een artikel over de Vrede van Versailles, een korte documentaire over de Slag bij Tannenberg, een interactieve kaart van het uitbreken van de oorlog en meer.