Is de Amsterdamse grachtengordel gebouwd met opbrengsten uit de slavernij? Dreef de Nederlandse economie in de achttiende eeuw op mensenhandel? En is er een verband tussen de slavernij en hedendaags racisme? Historicus Henk den Heijer slaat geen vraag in het actuele debat over het Nederlandse slavernijverleden over.
Tussen de werkelijkheid en het beeld van die werkelijkheid gaapt dikwijls een wijde kloof. Zo wordt de laatste jaren steeds luider geroepen dat Nederland nooit serieus naar zijn slavernijverleden heeft gekeken, en tegelijk dat dit verleden de oorzaak is van het hedendaags racisme en discriminatie. In Nederlands slavernijverleden laat Henk den Heijer, emeritus hoogleraar zeegeschiedenis te Leiden, zien dat beide beweringen op gespannen voet met de werkelijkheid staan.
Meer lezen over slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De afgelopen zestig jaar is er veel onderzoek naar de slavenhandel en de plantage-economieën in de ‘West-Indische’ koloniën gedaan. Den Heijer, die veel heeft gepubliceerd over de West-Indische Compagnie (WIC) en de trans-Atlantische slavenhandel, vat heel helder de hedendaagse stand van het onderzoek samen. Hierbij maakt hij een duidelijk onderscheid tussen wat we op basis van de beschikbare bronnen weten en allerlei beweringen die in het huidige debat worden gedaan.
Allereerst gaat Den Heijer, die overigens de slavernij in Azië geheel buiten beschouwing laat, in op de opvattingen over slavernij die tijdens de Republiek leefden, waarbij opvalt dat er aanvankelijk vooral protesten klonken omdat het een typisch ‘paaps’ – en dus verachtelijk – verschijnsel zou zijn. In die tijd had de Republiek nog geen koloniën in Zuid-Amerika, zodat het gemakkelijk was om de slavernij aldaar te veroordelen. Toen dit vanaf 1620 veranderde, verstomde het verzet ertegen grotendeels en keerden zich slechts enkele predikanten tegen de slavenhandel.
De Nederlandse slavenhandel bereikte in de tweede helft van de achttiende eeuw een hoogtepunt. In 170 jaar hebben Hollandse en Zeeuwse schepen circa 600.000 Afrikanen als slaaf naar Amerika vervoerd, van wie ongeveer 75.000 de gruwelijk tocht niet hebben overleefd. In totaal heeft de Republiek zo’n 5 procent van de trans-Atlantische slavenhandel voor haar rekening genomen.
Den Heijer gaat uitgebreid in op de organisatie en de geografische spreiding van de handel, de rol van Afrikaanse ‘leveranciers’, de toestanden aan boord, het plantagestelsel en de positie van slaven in de koloniën. Telkens maakt hij duidelijk wat we exact weten, en wat we op basis van deze gegevens mogen veronderstellen. Hoewel hij er geen enkel misverstand over laat bestaan dat het slavernijstelsel gruwelijk en mensonterend was, laat hij duidelijk zien dat hedendaagse activisten ook veel zaken enorm overdrijven en geen enkel oog hebben voor allerlei nuances.
Zo zijn er geen aanwijzingen dat vrouwelijke slaven systematisch werden verkracht en de mensen voortdurend werden mishandeld. Excessen kwamen voor, en daar stonden sancties op, maar de slaven waren in de eerste plaats ‘handel’, dus moesten ze in enigszins redelijke conditie ‘op de markt’ worden gebracht. Bovendien waren op de schepen en vooral op de plantages de blanken sterk in de minderheid, zodat uitzinnige wreedheid bijzonder riskant was. Een van de redenen waarom in de koloniën de slavernij zo lang kon blijven bestaan, was dat er voor veel slaven uitzicht op lotsverbetering bestond, zodat zij zich noodgedwongen aanpasten.
Over de veelgehoorde opmerking dat de Amsterdamse grachtengordel is gebouwd met het bloed van slaven is Den Heijer duidelijk: die stadsuitbreiding was voltooid op het moment dat de Nederlandse slavenhandel en het plantagesysteem echt op gang begonnen te komen. Hij gaat uitgebreid in op de schattingen over de betekenis van de slavernij voor de gehele Nederlandse economie, en komt tot de conclusie dat deze in 1770 – op het hoogtepunt van de Nederlandse slavenhandel – hooguit 5 procent van het bruto binnenlands product van de hele Republiek uitmaakte, terwijl dit voor Holland circa 10 procent was. Alleen voor de steden Middelburg en Vlissingen gold dat de slavernij de kurk was waarop ze grotendeels dreven.
Een andere stelling die hij overtuigend ontkracht, is dat de slavenopstanden aan het einde van de achttiende eeuw leidden tot afschaffing van de slavernij. Overigens was die afschaffing niet het gevolg van fel protest in Nederland, want dit gebeurde vooral onder Engelse druk.
Den Heijer verzet zich tegen de tegenwoordig vaak gelegde koppeling tussen het slavernijverleden en het hedendaagse racisme. In de VS is dat oorzakelijk verband er zeker, maar in Nederland ligt dat toch anders. In Nederland zelf was slavernij altijd verboden, en bovendien heeft de samenleving sinds de afschaffing ervan, in 1863, een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Daarnaast richt discriminatie zich vaak ook op heel andere groepen, die gewantrouwd worden om hun religie of cultuur. Wie beweert dat het hedendaags racisme voortkomt uit het slavernijverleden maakt volgens Den Heijer ‘mensen slachtoffer van een geschiedenis die weliswaar lang zijn sporen heeft getrokken, maar inmiddels ook allang verleden tijd is. Zij pinnen mensen vast op herinneringen die niet van henzelf zijn en slechts wrok en gevoelens van vijandigheid opleveren.’ Op die manier bestrijd je het racisme niet en creëer je evenmin ‘verbinding’.
Nederlands slavernijverleden. Historische inzichten en het debat nu
Henk den Heijer
Walburg Pers 320 p. €29,99