Home Nauwelijks nog wervingskracht

Nauwelijks nog wervingskracht

  • Gepubliceerd op: 15 juli 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

Zaterdag 13 mei jongstleden was een zonovergoten dag. In Utrecht flaneerden mensen langs het standbeeld van Willibrord, de kerkvader van Nederland, op het Janskerkhof. In de Janskerk was van die zonnige sfeer echter weinig te merken. Daar waren meer dan honderd kerkhistorici verzameld, die zich bogen over twee recente handboeken over godsdienstgeschiedenis in Nederland: het in 2005 verschenen Nederlandse religiegeschiedenis van de VU-historici Joris van Eijnatten en Fred van Lieburg (besproken in Historisch Nieuwsblad 7, september 2005) en het zojuist gepubliceerde Handboek Nederlandse kerkgeschiedenis, geschreven door een keur van Nederlandse kerkhistorici.

Er vielen harde woorden op 13 mei. De Utrechtse docente Joke Spaans, gevraagd om te reageren op het deel over de vroegmoderne tijd, miste aandacht voor vrouwen – een ernstige omissie, aangezien de kerk eeuwenlang heeft geworsteld met de helft van de mensheid, die afwisselend als hoer of als heilige is voorgesteld. Zo was er meer fundamentele kritiek op dit handboek: het had de laatste stand van wetenschappelijk onderzoek niet gewogen en gaf zich geen rekenschap van allerlei theoretische en methodologische inzichten. De meeste auteurs van het handboek zaten als geslagen honden weggedoken in hun stoelen.

Nieuwsgierig geworden naar dit klaarblijkelijk slechte handboek begon ik gretig te lezen. Laat ik maar met de deur in huis vallen: het resultaat viel me alleszins mee. Er valt wel heel wat op aan te merken, maar dat betreft dan voornamelijk de eindredactie. Redacteur Herman Selderhuis heeft opzichtig gefaald: zinnen zijn weggevallen, jaartallen kloppen niet, de literatuurlijsten aan het eind van de paragrafen en hoofdstukken zijn vaak chronologisch noch alfabetisch geordend en de registers zijn een drama: sommige mensen staan niet in het register (één voorbeeld: de Portugese dictator Salazar), staan er fout in (G.C. Niftrik moet zijn G.C. van Niftrik bijvoorbeeld) of staan erin zonder initialen (Luther, Hitler, Freud). Maar wie de ergernissen over de gebrekkige eindredactie vergeet, vindt veel van zijn gading. De beste hoofdstukken zijn die van Paul Abels en Willem van Asselt over de zeventiende eeuw en die van George Harinck en Lodewijk Winkeler over de negentiende en twintigste eeuw. Abels en Van Asselt brengen de lezer niet alleen op de hoogte van de historiografische discussies binnen de wereld van (kerk)historici, maar zij hebben ook een goed oog voor de religieuze ontwikkelingen buiten de Republiek. Politiek en theologie, vaak onontwarbaar verweven, krijgen bij hen bovendien evenredig aandacht.

Dat evenwicht is soms wat zoek in het hoofdstuk over de negentiende en twintigste eeuw van Harinck en Winkeler. Ook dit hoofdstuk doet, vooral in het deel over de twintigste eeuw, goed uitkomen hoezeer de Nederlandse kerkgeschiedenis beïnvloed is door buitenlandse theologen en filosofen – van Karl Barth tot aan de ‘revolutionaire’ Dorothee Sölle. Je vraagt je als lezer wel verwonderd af waarom de sociale kwestie, de vakbeweging en de politiek zo uitgebreid moeten worden beschreven – dat is hier en daar echt te veel van het goede. Toch maken de auteurs aannemelijk dat mensen in de twintigste eeuw van het christendom eerder getuigden buiten de kerk dan in de kerk: ze werden lid van het Christelijk Nationaal Vakverbond of van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV).

Dat IKV vormde nog een soort tegenbeweging – tegen de plaatsing van kruisraketten, die in strijd zou zijn met de bijbelse voorschriften. Maar toen met het aantreden van Sovjetleider Gorbatsjov de plaatsing van die raketten geen onderwerp van betekenis meer was en het communisme enkele jaren later bovendien ineenstortte, hadden de grote kerken geen onderwerp meer. Ja, het evangelie. Maar van de verburgerlijkte Nederlandse kerken gaat vandaag geen enkele wervingskracht meer uit. Zoals Harinck en Winkeler in mooie beeldspraak formuleren: de kerken harken in de eenentwintigste eeuw de ‘bladeren van de bloeitijd bij elkaar’, terwijl niets erop wijst dat ‘een nieuw seizoen’ hun wacht. Een troosteloze conclusie van een, ondanks een hopeloze eindredactie, boeiend handboek.

Herman J. Selderhuis (red.)
Handboek Nederlandse kerkgeschiedenis
950 p. Kok, € 49,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.