Home Mulder: De laatste

Mulder: De laatste

  • Gepubliceerd op: 9 mei 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Gerard Mulder

Dit wordt niet mijn beste column, want het is mijn laatste, en ik heb geen idee hoe je goede slotcolumns schrijft. Nu ik ben benoemd tot adjunct-hoofdredacteur van opinieweekblad HP/De Tijd, moet ik stoppen met schrijven; zelfs die kleine vijfhonderd woorden tien keer per jaar op deze plek zijn te veel gevraagd. Hopelijk denkt de lezer dat ik ze altijd achteloos uit mijn mouw heb geschud. Zo’n misverstand zou er in elk geval op wijzen dat mijn knarsetanden aan de tekstverwerker niet uit de tekst zelf heeft opgeklonken. Dan zou in elk geval een van de doelen die ik heb nagestreefd zijn bereikt, namelijk dat het geen moeite kost mijn stukjes te lezen.

        Of ik mijn andere doel, het soms verschaffen van niet voor de hand liggende inzichten, heb bereikt, ook daarnaar kan ik alleen maar gissen. De enige van wie ik weet dat hij er een nieuw inzicht door heeft opgedaan, ben ikzelf. En dan gaat het om een inzicht dat misschien voor anderen al gesneden koek is. Doordat de column me dwong voortdurend over geschiedschrijving na te denken, ben ik gaan beseffen hoezeer het reconstrueren van de geschiedenis, in elk geval in Nederland, verbonden is met hedendaagse belangen.
        Mogelijk raakt de tot hier gevorderde lezer nu door geeuwkramp bevangen, omdat hij een grensverleggender these had verwacht. De tandwielen in mijn hoofd draaien inderdaad langzaam, ik zal het niet ontkennen. Maar als mijn moeizame aha-erlebnis echt al gemeengoed is, begrijp ik niet waarom iedereen zo verbaasd doet over archeologen die uit elke nieuwe opgraving in het Heilige Land bewijzen hopen te putten voor het historische recht van de joden op hun huidige aanwezigheid in dat deel van de wereld. In Nederland is het niet anders.
        Daarmee wil ik niet beweren dat onderzoekers de geschiedenis van de VOC bestuderen om er alsnog Nederlandse aanspraken op Aziatisch grondgebied uit te distilleren. Wél zien we dat het gewroet in de Nederlandse historie van de twintigste eeuw grotendeels in het teken staat van hedendaagse belangen. Soms zijn die belangen schijnbaar heel concreet, zoals bij het onderzoek naar de verdwenen eigendommen van vermoorde joodse Nederlanders, of het onderzoek naar de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea in de eerste helft van de jaren zestig. Daarop willen de Papoea’s formele claims op onafhankelijkheid baseren.
        Toch zijn ook de bovengenoemde belangen uiteindelijk psychisch. Of het nu gaat om historisch onderzoek naar de val van Srebrenica, de overdracht van Nieuw-Guinea of de opvang van joodse, Indische en homoseksuele kampslachtoffers, steeds weer heeft de studie ten doel nú levende schuldgevoelens te dempen, een behoefte aan rechtvaardigheid te bevredigen, dan wel slachtoffers en hun nabestaanden compensatie te bieden in de vorm van aandacht.
        De positieve kant van deze historische medaille is dat de relevantie van (contemporaine) geschiedschrijving telkens weer wordt bewezen. De negatieve is het gevaar dat de historische conclusies naar de hedendaagse behoeften worden toegeschreven. Of dat inderdaad gebeurt, moeten we goed in de gaten houden.        

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.