De Nederlandse regering heeft spijt betuigd aan Molukse oud-strijders tijdens de Nederlandse Veteranendag op 30 juni jongstleden in Den Haag. In zijn openingstoespraak in de Ridderzaal zei minister-president Mark Rutte: ‘De Molukse KNIL-veteranen zijn lange tijd onvoldoende onderdeel geweest van de veteranengroep.’
Minister van Defensie Ank Bijleveld richtte zich speciaal tot de aanwezige Molukkers: ‘Alhoewel het jaren te laat is, zeg ik namens de Nederlandse regering: “Dank u wel.” Dank u voor uw inzet. En niet in het minst voor de door u gebrachte offers.’ De minister betuigde spijt omdat erkenning zo lang op zich had laten wachten. Volgens het televisieprogramma EenVandaag was het dit jaar zelfs voor het eerst dat Molukse oud-KNIL-militairen mochten meedoen aan het defilé.
Maar het beeld dat Nederland deze veteranen nooit heeft bedankt klopt niet, zegt historicus Martin Elands, hoofd van het kennis- en onderzoekscentrum van het Veteraneninstituut. ‘Ten onrechte is de indruk gewekt dat Molukse ex-KNIL’ers niet als veteraan erkend zouden zijn en binnen het veteranenbeleid minder erkenning en waardering zouden hebben genoten.’ Dat ligt niet alleen aan journalisten. Elands: ‘Sommige defensievertegenwoordigers hebben blijkbaar niet scherp genoeg dat Molukse veteranen binnen het veteranenbeleid nooit achtergesteld zijn.’
Elands begrijpt wel waar het misverstand vandaan komt. ‘Het onjuiste beeld lijkt gevoed door onvrede en frustratie over wat deze groep veel eerder, vanaf 1950, is overkomen: hun als onvrijwillig ervaren overkomst naar Nederland, de gebrekkige opvang in kampen, het pijnlijke verlies van hun militaire status, de kwestie van de achterstallige soldij in het geval van voormalige krijgsgevangenen, en de negatieve beeldvorming door de gijzelingsdrama’s in de jaren zeventig. Sommigen voelen zich achtergesteld en beseffen niet of onvoldoende dat zij vanaf het begin van het veteranenbeleid in 1990 dezelfde status en voorzieningen hebben als alle andere Nederlandse veteranen. Op grond van veel eerder gebrachte, grote offers verwachten zij van de overheid ook als unieke groep publiekelijk erkenning en waardering. De regering heeft daar begrip voor en heeft zich bereid getoond hieraan tegemoet te komen.’
Als de Molukkers altijd dezelfde erkenning hebben gekregen als andere veteranen, waarom betuigde minister Bijleveld dan spijt? Volgens een woordvoerder van het ministerie van Defensie doelde zij ‘op hoe er met de Molukse veteranen is omgegaan toen zij in ons land arriveerden. Ontslag uit het KNIL, opvang in kampen, en in de jaren daarna was er weinig aandacht voor hen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees