President Trump heeft in een toespraak tot al zijn generaals gezegd dat hij het Amerikaanse leger wil inzetten in ‘gevaarlijke steden’. Tegenstanders waarschuwen voor militarisering van de politie. Het debat speelde ook in Nederland in de jaren tachtig. Aanleiding was de ontruiming van een aantal Nijmeegse kraakpanden door de Koninklijke Marechaussee.
De binnenstad van Nijmegen leek op 23 februari 1981 wel oorlogsgebied. Ruim 700 marechaussees, ondersteund door drie dozertanks van de Landmacht, waren ingezet om een aantal kraakpanden te ontruimen. In een van de omliggende straten verzamelden zich demonstranten. Toen sommige krakers stenen gooiden naar de oprukkende militairen, antwoordden zij met wapenstokken en traangas.
Het optreden van de Koninklijke Marechaussee leidde achteraf tot scherpe kritiek. De voorzitter van de Nederlandse Politiebond, L. van der Linden, noemde de marechaussees ‘geprogrammeerde robotten, die wekenlang voor de rellen in een kazerne werden opgefokt’. Hij waarschuwde dat door hun inzet het civiele politiewerk dreigde te militariseren.
De commandant van de Marechaussee, generaal-majoor H.C. de Bruijn, verweerde zich publiekelijk tegen wat hij een ‘hetze’ tegen zijn corps noemde. Volgens hem hadden zijn mannen in Nijmegen niet meer geweld gebruikt dan strikt noodzakelijk.
Instrument bij de Jodenvervolging
De onderlinge verwijten kwamen voort uit een rivaliteit tussen de politie en de Marechaussee, die al speelde sinds dit corps 1814 was opgericht. De Marechaussee was weliswaar een militair orgaan, maar voerde hoofdzakelijk civiele politietaken uit. Toch was zij kwetsbaar voor het verwijt dat militairen eigenlijk geen rol in het politiebestel zouden mogen spelen, omdat zij vaak te hardhandig optraden en geen neus hadden voor het fijnere politiewerk. Bij het neerslaan van arbeidsonlusten vielen soms doden.
De naam van de Marechaussee raakte nog meer bezoedeld toen zij tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter tot instrument bij de Jodenvervolging werd gemaakt. Hierdoor was het na de bevrijding vrijwel uitgesloten dat marechaussees opnieuw een belangrijke rol in het civiele politiewerk zouden mogen spelen.
Maar het tij keerde na de Amsterdamse rellen rond het huwelijk van Beatrix en Claus in 1966. Bij gebrek aan mankracht bij de politie deed de burgemeester toch weer een beroep op de Marechaussee om wanorde te beteugelen. De toename van het terrorisme in de jaren zeventig bood de Marechaussee nog meer kansen. De overheid gaf haar een rol in nieuwe terreurbestrijdings- en bewakingseenheden.
Dit leidde tot onvrede bij de Rijkspolitie, die met lede ogen aanzag dat de Marechaussee op ‘haar’ terrein kwam. Daarom greep de politieleiding de ontruiming in Nijmegen aan om te waarschuwen voor militarisering. Veel effect had het niet, want de gewijzigde Politiewet van 1988 herstelde de Marechaussee definitief in ere als politiedienst.
Lees meer over de rol van de Koninklijke Marechaussee en het conflict met de politie in dit artikel.
Marechaussee de straat op
Beeld: Met tanks worden barricades weggehaald. Nijmegen, 1981 (Bron: Nationaal Archief)
