De Vrije Universiteit van Amsterdam organiseerde van 5 tot 9 juni een internationale conferentie over milieugeschiedenis. De natuurrampen in het verleden blijken van belang voor onze toekomst.
Op de openingsdag van de vierde conferentie van de European Society for Environmental History (ESEH) klinkt het lied ‘The Great Nations of Europe’ van Randy Newman. Daarin worden de plunderingen door de zestiende-eeuwse Europese kolonisten bezongen. De ontdekkingsreizen brachten ons rijkdom, maar vanuit het perspectief van milieuhistorici werden er vooral ziektes verspreid en soorten uitgeroeid.
‘Het zou interessant zijn eens een canon te maken vanuit milieuhistorisch perspectief,’ stelt organisator Wybren Verstegen, universitair docent economische en sociale geschiedenis aan de Vrije Universiteit. ‘Ook vroeger werd al nagedacht over het milieu. In de Middeleeuwen was er een vuilophaaldienst en kreeg je boetes als je het afval in de gracht gooide. Waarschijnlijk waren steden in die tijd schoner dan in de achttiende eeuw. Door de industrieën en het stilstaande water in de verdedigingsgrachten verslechterde het leefmilieu toen juist.’
Op de conferentie komen de meest uiteenlopende onderwerpen aan bod: van wildparken en irrigatiesystemen tot oude landkaarten. ‘Milieugeschiedenis is zeer interdisciplinair,’ aldus Verstegen. ‘Milieuhistorici bestuderen epidemieën, het uitsterven van soorten, natuurbescherming en het klimaat. De eerste historicus van de ozonlaag heb ik nog niet langs zien komen, maar het onderzoek is zeer divers. Probleem is dat men vroeger nog niet zo goed kon meten. Nu laten we een boei met apparatuur in zee ronddobberen, maar voor het verleden zijn we afhankelijk van bijvoorbeeld VOC-logboeken.
Menselijk ingrijpen in de natuur is heel interessant. Je moet gewoon opletten wat je doet, of dat vóór- of nadelig is voor de natuur, niet maar klakkeloos de “oernatuur” op een voetstuk zetten. En vooral geen calvinist zijn in je milieubeleid. Te veel zondebesef is niet goed, je kunt de milieuproblemen met hulp van de kennis uit het verleden wel degelijk aanpakken!’ stelt Verstegen.
Ook milieuconsultant Kees Klein Goldewijk kijkt in zijn lezing vooruit: ‘Aan de hand van bijvoorbeeld landgebruik, stormen, houtkap en ziektes in het verleden, proberen wij de klimaatveranderingen voor de komende honderd jaar vast te stellen. De politiek heeft veel interesse in deze modellen.’
Vanuit het publiek van wetenschappers klinkt echter nog twijfel over de mogelijkheid om op Al Gore-achtige wijze het klimaat te voorspellen. Maar men is redelijk eensgezind over het idee dat er vooral veel moet worden samengewerkt. Medici, paleontologen, archeologen, natuurkundigen en historici kunnen alleen samen komen tot een zo volledig mogelijk model.
Dit artikel is exclusief voor abonnees