. Op 19 augustus 1991 pleegden communisten van de harde lijn een staatsgreep in wat toen nog de Sovjet-Unie was. President Gorbatsjov werd gevangengezet in zijn vakantiehuisje op de Krim en tanks belegerden het parlementsgebouw in Moskou. Enkele dagen heerste er opperste spanning, totdat Boris Jeltsin, president van de deelrepubliek Rusland, tegen de coupplegers optrad. Marten van Harten maakte het als begeleider van een culturele studentenreis mee.
`Er stond voor die dag een uitstapje gepland, naar de hortus geloof ik. Maar ’s ochtends kwam een Russin die bij de organisatie hoorde ons hotel binnengerend. Ze vertelde dat er alleen maar ballet op televisie was; alle normale programma’s waren afgelast. Tussendoor werden communiqués uitgezonden, waarin werd gezegd dat Gorbatsjov afgezet en het parlementsgebouw in Moskou, het Witte Huis, bezet was.
Het was heel onwezenlijk, juist door het totale gebrek aan informatie. En ook doordat het leven in de buitenwijk waar wij zaten gewoon zijn gangetje ging. Mensen liepen over straat, deden boodschappen. Dat vreemde contrast tussen het wereldgebeuren en het dagelijkse leven bleef me al die dagen opvallen.
Mijn eerste zorg was om contact te krijgen met de ouders van de studenten. Dat was heel moeilijk, omdat de internationale telefoonlijnen waren afgesloten. Uiteindelijk lukte het via een oude vriendin in Polen.
Daarnaast moest ik de groep bij elkaar houden. Ik was verantwoordelijk voor die studenten en was bang dat ze gekke dingen zouden gaan doen. Een paar jongens deden dat de volgende dag ook. Ze hebben de metro gepakt en zijn naar het Witte Huis gegaan, waar ze hebben zitten dollen met de soldaten en foto’s hebben gemaakt van zichzelf bij die tanks met een blikje cola. Omdat er op het oog niets gebeurde, realiseerden ze zich niet hoe gespannen de situatie was.
Ik heb ons reguliere programma afgelast en uitstapjes georganiseerd waarvan we in deze situatie iets konden leren. Ik was destijds vrijwilliger bij het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), en had contact met een aantal dissidenten. Via hen zijn we op bezoek geweest bij het Instituut voor de Socialistische Wereldeconomie, een soort denktank van wetenschappers. Er heerste daar een zeer sombere stemming. Men vreesde een restauratie van het stalinisme en dacht dat er geen weerstand van de bevolking te verwachten was.
Maar in dat opzicht hebben ze die toch onderschat. Hier zijn alleen de beelden bekend van Boris Jeltsin die op een tank klom, maar er is veel meer gebeurd. Er zijn heel veel mensen naar het plein voor het Witte Huis gekomen, bij wijze van protest. En het schijnt dat een harde kern van oud-Afghanistan-strijders dagenlang op die jongens in die tanks heeft ingepraat, waardoor ze uiteindelijk besloten om de bevelen van de coupplegers niet meer op te volgen.
Na die omslag ben ik de stad in gegaan, samen met mijn Russische collega-gids Natasja. Er heerste een sfeer van love, peace and understanding. Op straat stonden groepjes mensen te zingen met een gitaar. Je kreeg heel sterk het idee: nu breekt er een soort vrijheid door.
In de buurt van het Witte Huis schoot een man ons aan met een emotioneel betoog. Hij vertelde dat er kort na de coup een tank over iemand heen was gereden en dat het op dat moment had kunnen ontaarden in een bloedbad. Pas toen realiseerde ik me echt hoe onzeker de situatie al die tijd was geweest.
Kort daarna vlogen we terug naar Nederland. Op het vliegveld werden we aangeklampt door journalisten die ons dingen wilden meegeven, voor de kranten. Na aanvankelijke aarzeling nam ik een envelop met foto’s aan. Het waren de standaardplaatjes van tanks en feestvierende mensen. Ze vertelden niets over de onzekerheid, de onvoorspelbaarheid en alles wat er onder de oppervlakte aan het gisten was. Dat soort beelden waren voor mij inmiddels onbelangrijk geworden. Ik vind het dan ook bijna symbolisch dat ik ze, eenmaal in Nederland, vergeten ben af te geven.’