Home Mijn verhaal

Mijn verhaal

  • Gepubliceerd op: 22 september 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Martine Postma

In ‘Mijn Verhaal’ vertellen lezers over een historische gebeurtenis waarbij zij aanwezig waren. Renée van Os (36) maakte eind jaren tachtig de opkomst van housemuziek en de daarbij horende houseparty’s mee.



‘Het leukste van alles was eigenlijk de manier van dansen. Vóór die tijd had je new wave: nogal deprimerende muziek met pessimistische teksten, waarin de woorden “no future” steekwoorden waren. Je danste met je hoofd naar beneden, erg in jezelf gekeerd. Maar house ging puur om een goed gevoel, en dat zag je weerspiegeld in de manier van dansen: rechtop, met je armen in de lucht. Dansvloeren op houseparty’s hadden ook altijd verhoginkjes waar je op kon springen. De mensen wilden zichzelf laten zien, ze wilden genieten van hun vrije avond. Niks meer en niks minder. Ook de teksten van houseplaten – als die er al waren – hadden vaak niet meer om het lijf dan “put your hands up in the air”. 

Ik kwam voor het eerst met house in aanraking in België, waar ik een paar jaar heb gewoond. De Belgen waren er volgens mij net iets eerder bij dan de Nederlanders. En de scene waar je die muziek hoorde was ook niet zo ondergronds als in Nederland eind jaren tachtig. In Sint-Niklaas, even ten noorden van Antwerpen, had je in 1987 al een enorme disco waar ze new beat draaiden – zo noemden ze dat daar. Op die feesten zag je overal de smiley, dat lachende gezichtje in fluorescerend geel. Die hoorde er echt bij. 

Mijn eerste houseplaat kocht ik eind 1988 bij een platenzaak in Amsterdam, waar een aantal vrienden van mij woonde. Hé, hier heb je die nieuwe muziek ook, dacht ik. Toen ik die plaat bij een van mijn vrienden thuis opzette, wist diegene het zeker: Renée is gek geworden. 

Maar het duurde niet lang, dat hij er zo over dacht. Kort daarna gingen we met z’n allen naar de Roxy, waar Eddy de Clerq draaide. Binnen de kortste keren was iedereen óm. Er hing op die eerste feesten een heel bijzondere sfeer van openheid, vriendschap, liefde – noem maar op. Alsof we alleen al door daar te zijn met elkaar verbonden waren. 

Die hippieachtige sfeer werd natuurlijk nog versterkt doordat veel mensen XTC gebruikten. Het was de partydrug bij uitstek: je werd niet moe, je kon blíjven dansen, en iedereen vond elkaar lief en aardig. Dat XTC gevaarlijk kon zijn, daarover was op dat moment nog helemaal niets bekend. Dat is nu wel anders: tegenwoordig heb je op elk groot feest een standje met informatie over drugs. 

Al snel verplaatste ons groepje zich naar de homodiscotheek iT; daar waren we eigenlijk elk weekend. Het allerleukste daar was naar de wc gaan. Er zat een moederkloekachtige toiletjuffrouw – van wie je er nooit achter kwam of het nou een man of een vrouw was – die een hele uitdragerij van snoepjes, make-upspulletjes en bussen haarlak beheerde. Dat was ook nieuw toen; ik had zoiets nog nooit ergens anders gezien. In die toiletten kon je wel een uur doorbrengen, tussen de travestieten met hun glitterjurken en torenhoge hakken. En dan zei je tegen zo iemand: “O, wat zie je er mooi uit”, en dan zei die ander: “O, jij ook, schat.”           

Voor mij was het een fase, dat ik zoveel uitging. Ik heb altijd wel geweten dat ik daar niet in zou blijven hangen. Uiteindelijk krijg je een ander leven, dan stop je ermee. De sfeer van toen is er niet meer, denk ik. House is nu mainstream; het staat in de top-40. En het heet ook geen house meer, maar dance. Als je het nu nog over house hebt, verraad je je als iemand van vroeger.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.