Home Meningen

Meningen

  • Gepubliceerd op: 23 augustus 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout

De angst om te generaliseren belet een moreel verantwoorde omgang met het Nederlands-Indische verleden. Sorry zeggen zonder schuld bekennen heeft geen waarde.


Sinds Wahid aan de macht is, lijkt het weer koek en ei tussen Nederland en Indonesië. De warme woorden over hun ‘gedeelde geschiedenis’ en de lekker makende cijfers voor investeerders zouden bijna doen vergeten dat Nederland zich nog altijd geen raad weet met de zwarte kanten van de politionele acties, direct na de laatste wereldoorlog. Even leek de minister-president serieus van plan excuses aan te bieden voor de koloniale wreedheden en te tonen dat Nederland zijn morele verantwoordelijkheid in de wereld serieus neemt. Maar onder druk van enkele Indië- veteranen, onder wie de weduwe van generaal Spoor, heeft Kok zijn spijtbetuiging afgezwakt. De ‘deernis’ die hij voelt vanwege oorlogsmisdaden die onder Nederlandse vlag zijn gepleegd, mag niet de schijn wekken van een schuldbekentenis. Niet namens de toenmalige militairen en ook niet namens de Nederlandse politiek. Met andere woorden: het spijt Nederland dat het in Indonesië mensenrechten heeft geschonden, maar het kon er echt niets aan doen.
        De terugtrekkende beweging van Wim Kok is kenmerkend voor de manier waarop in Nederland met het koloniale verleden wordt omgegaan. Natuurlijk is de Nederlandse oorlogvoering in Indonesië uitvoerig onderzocht. Al in 1969 verscheen immers de Excessennota. Nederland heeft meerdere momenten van opwinding gekend, wanneer nieuwe of oude feiten over oorlogsmisdaden boven tafel kwamen. Van een zwijgcultuur is geen sprake.
        Dat wil niet zeggen dat de oorlog in Indonesië, inclusief het moorden en brandschatten, een integraal onderdeel vormt van het Nederlandse historische bewustzijn. Vooral onder de generatie die na 1969 is geboren heerst onbekendheid met de nachtzijde van het Nederlands- Indische verleden. Die krijgt geen kans op een volwaardige plaats in de geschiedenisboekjes, omdat iedere discussie over de ‘excessen’ wordt gesmoord in emoties van betrokkenen: veteranen en dienstweigeraars, enthousiaste thuisfronters en gewetensgekwelden.
        Met name veteranen die zijn georganiseerd in verbanden die strijden voor ‘erkenning’, trachten iedere oprisping van het onverteerde Indische verleden terug te duwen. Tot nog toe met succes. Zo kregen samenwerkende veteranenverbanden in 1987 voor elkaar dat de historicus Loe de Jong in het twaalfde deel van zijn Koninkrijk der Nederlanden passages waarin bericht werd van oorlogsmisdaden in Indonesië, herschreef. Via het Comité Geschiedkundig Eerherstel Nederlands-Indië proberen sommige oud-strijder nog steeds invloed uit te oefenen op de historische wetenschap.
        De angst op tenen te trappen kan bij de naoorlogse generaties leiden tot een bedenkelijke zelfcensuur. Niet alleen in de geschiedwetenschap. De paniekreacties van de Nederlandse politiek, iedere keer als de erkende mensenrechtenactivist Princen de luchthaven Schiphol nadert, spreekt boekdelen. Ook de media zijn uiterst voorzichtig, want de Indië-lobby is machtig. Zelfs de minister-president laat zich de mond snoeren.

De weigering van media, politiek en geschiedschrijving om een duidelijk ‘schuldig’ uit te spreken over de Nederlandse wandaden in de Indonesische archipel, wordt vaak met mooie woorden gemotiveerd. Zo schrijft Trouw-hoofdredacteur Jaap de Berg op 7 januari in zijn dagblad dat de huidige generatie geen generaliserende uitspraken mag doen over hoe het Nederlandse leger zich heeft gedragen in Indonesië, omdat zij zich niet kan inleven in de waarden en normen van vijftig jaar geleden.
        Een op het eerste gezicht redelijke en houdbare stelling, die ook door Kok is gebruikt als rechtvaardiging voor zijn uitgeklede excuses. Generalisaties doen per definitie geen recht aan individuen en individuen treft volgens Wim Kok geen blaam. Blijkens zijn verklaringen in het tv-programma 2 Vandaag geldt dat zowel voor de individuele Indië-ganger als voor het individuele Tweede-Kamerlid dat indertijd vóór de oorlog stemde – en als je doorredeneert ook voor de individuele kiezer die het daar roerend mee eens was. Generalisaties zijn dus uit den boze. De ‘huidige generatie’ heeft dan wel een probleem. Hoe voedt zij zichzelf en haar kinderen op zonder verhalen over vroeger, die nu eenmaal altijd bestaan uit generalisaties?
        Wat De Berg en Kok en velen met hen scherp in het oog houden, is de historische nuance. Een goede zaak. Kijk nu eens naar de individuele Indië-ganger, lijken zij te zeggen: zijn jeugd, zijn omgeving en de politieke opinie in het laatste deel van de jaren veertig. Dan zie je een mens zoals jij en ik, die niet beter wist of hij streed aan de goede kant. Indonesië was een slangenkuil, waarin hij zich wanhopig staande moest houden, wetende dat zijn land en zijn meerderen dat van hem vroegen. Dat hij of zijn kameraden dan wel eens buiten hun boekje gingen, is heel begrijpelijk. Indië-gangers waren ook mensen. Het is niet netjes om ze na vijftig jaar daden aan te rekenen, die je zelf in die tijd en omgeving waarschijnlijk ook had gepleegd. In die zin klaagt Jaap de Berg over de – volgens hem – buitenproportionele aandacht voor de Nederlandse ‘excessen’ en onvoldoende respect voor de veteranen. Dat wijt hij aan ‘het ongeneeslijke onvermogen van een latere generatie om zich in te leven in de normen en het psychologische klimaat van een voorgoed voorbije tijd’. Zoals ouders tegen hun kinderen zeggen: ‘Dat snappen jullie toch niet. Breek daar je hoofd maar niet over.’

De zoektocht naar de historische nuance eindigt zo in het afschaffen van de geschiedenis. Geschiedenis is namelijk niet het geheel van gebeurtenissen en voorvalletjes in het verleden, van beslissingen, handelingen en hun zich hectisch vermenigvuldigende gevolgen. Dan betekende iedere uitspraak over geschiedenis inderdaad een verkrachting van het verleden. Geschiedenis is een ontwikkeling, een verhaallijn, die geconstrueerd wordt door selectie. Geschiedschrijving maakt geen gebruik van wat is gebeurd, maar van wat wij ons herinneren. Daarmee is niet gezegd, dat nuancering en inlevingsvermogen voor de geschiedenis niet van belang zijn. Maar als we zeggen dat het verleden te complex is om over te oordelen, kunnen we dan niet net zo goed alles vergeten?
        Vergeten? Dat is in Nederland nog altijd een vies woord. Vijfenvijftig jaar na de Bevrijding vertellen Nederlanders elkaar dat de Duitsers ons land bezetten en dat SS’ers bloedhonden waren die jaagden op joden. Weinigen staan stil bij de persoonlijke motieven van een SS’er en de wijze waarop de ‘normen en het psychologische klimaat’ in nazi-Duitsland bij hem het besef deden groeien dat er maar één manier was om zin te geven aan zijn leven en zijn land er bovenop te helpen: strijden in Hitlers doodseskaders. En dat vinden we maar goed ook.
        Je hoeft overste Karremans niet te zijn om te weten dat good guys en bad guys niet bestaan. Toch is geschiedenis niet mogelijk zonder een zeker zwart-witdenken; een teveel aan grijstinten leidt tot normloosheid. We hebben het beeld van de verdorven SS’er nodig om ons geweten te mobiliseren, zodat we zeggen: nooit meer racisme. Dat is de kern van herdenken, een vorm van geschiedenis die nogal eens overhoop ligt met de historische wetenschap, maar die gebaseerd is op soortgelijke selecties van herinneringen.
        Generalisaties mogen nooit betekenen dat alle Nederlandse Indië-veteranen rücksichtslosworden ondergebracht bij het uitschot van de geschiedenis. Het is van belang dat er historisch genuanceerde studies verschijnen, die uitleggen waarom ieder van hen vocht en hoe sommigen konden afglijden van ‘geoorloofde’ oorlogvoering naar brandstichting en moord. Juist als we hun motieven begrijpen – en wellicht die van onszelf erin herkennen – kunnen we er lering uit trekken. Daarbij moet worden aangetekend dat begrip voor eventuele misdaden niet direct ook goedkeuring mag inhouden. Willen wij als Nederlanders leren van onze fouten in Indonesië, dan moeten wij die ook als gemeenschappelijke fouten herkennen en veroordelen. Dat we dat doen op basis van onze huidige normen, is onvermijdelijk. Het gaat immers om het versterken en verstellen van die normen, waarmee we de toekomst tegemoet moeten treden.

Bas Kromhout is historicus en journalist.

In ‘Meningen’ staan artikelen die discussie kunnen uitlokken over actuele historische onderwerpen. De lengte van een bijdrage mag de twaalfhonderd woorden niet overschrijden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.