Home Malbroekse hufters

Malbroekse hufters

  • Gepubliceerd op: 10 juli 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    J.K. Ploos van Amstel

Een beeldende beschrijving van volks en vrijpostig gedrag staat in een brief uit juni 1761 van de Amsterdamse arts en kunstliefhebber Jacob Ploos van Amstel (1735-1784) aan zijn Friese vriend Julius Matthijs van Beyma. Jacob kwam terug in Amsterdam na een dagreis op een benauwde schuit vanuit Harlingen. Tijdens de reis werd hij omringd door figuren van laag (smous, sergeant,soldaat) en lager (?) allooi. Ter afleiding fantaseerde hij hoe hij op de rug van een bruinvis als een nieuwe Amphion Amsterdam zou binnenkomen en alom bewondering zou wekken. Nauwelijks aan wal gestapt, kreeg hij een steen tegen zijn oog. Jacob gaf de stenengooiende jongen een pets maar een joelende menigte nam de jongen in bescherming. Jacob was terug in de werkelijkheid van het dagelijkse leven van Amsterdam. Het onderstaande citaat komt uit de brief waarin bovenstaande gebeurtenis is beschreven: ‘ Na woensdagmorgen van Harlingen vertrokken te zijn ben ik hier Donderdagmiddag om half vier uuren aangekomen, hebbende mij gediverteerd onderweg met mijne illustre reisgenooten, bestaande uit een Smous, een Sergeant, een Soldaat, en nog eenige van laager kaliber. De Bruinvissen, of Drommedarissen gaven mij geen onvermaakelijk uitzicht, ja ik was half geresolveert op een van die dieren te gaan zitten om zo naar Amsterdam te zwemmen, want zij gingen sneller voort als ons schip. Hoe raar zouden zij dan gehad weezende te hebben opgekeeken, zo deeze nieuwe Amphion in die gestalte daar was komende aan te drijven geweest, ik denk zekerlijk, dat ik dan nieuwe muuren had gemaakt. Andere zouden mij mogelijk voor Venus op haar schulp aangezien hebben: doch hiervan nader. Ik vrees, dat deeze brief groot zal worden en daarom verzoek ik, dat UE die maar om den anderen regel gelieft te leezen, dan gaat ‘er de helft van den tijd naar toe. Mijn eerste heldenstuk, dat ik in Amsterdam bedreeven heb, is het slaan van een jongen, die mij met een steen tegen ’t oog gooide, schoon ik van de bijstaanders nog ongelijk kreeg en uitgejouwd wierd. Wie drommel zou zo doende ooit lauwren in ’t veld van Mars willen behaalen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.