832 p. Spectrum/ Standaard, euro 49,95
Achter in het misschien wel veel te dikke boek van Diarmaid MacCulloch over de Reformatie staat een appendix van drie bladzijden die een vijftal korte teksten bevat: de geloofsbelijdenis van Nicea, de Apostolische geloofsbelijdenis, het onzevader, de Tien Geboden en het weesgegroet (Ave Maria). Dat aanhangsel zegt veel over het boek.
Allereerst kun je eruit opmaken dat de auteur er kennelijk niet op vertrouwt dat de lezer die het boek oppakt, weet wat er in deze oude documenten staat. MacCulloch schrijft dat de eerste vier ‘een soort basisuitrusting’ vormen ‘waarover zowel katholieken als protestanten in Europa rond 1600 geacht werden te kunnen beschikken’.
Dat is natuurlijk waar, maar deze ‘minimum doctrinal kit’ – zoals MacCulloch het losjes en grappig in de oorspronkelijk Engelse tekst formuleert – werd uiteraard ook in 1700 of zelfs in 1950 nog algemeen bekend verondersteld. Het is pas recent dat ook zogenaamd goedopgeleide mensen deze oeroude basisteksten van onze beschaving, uit het Oude en Nieuwe Testament en de vroege christelijke kerk, niet zonder meer geacht worden uit het hoofd te kennen. Dat is het eigentijdse van dit boek: MacCulloch schrijft bewust voor lezers voor wie de Reformatie in alle opzichten iets van vroeger is geworden.
Tegelijk drukt de bijlage ook uit dat MacCulloch, hoogleraar kerkgeschiedenis in
Theologie voor agnostici, zo zou je grote delen van zijn geschiedverhaal kunnen typeren. De auteur staat dicht bij zijn beoogde lezers, want hij presenteert zichzelf als een agnostisch theoloog. Zijn poging is gedurfd, want in één grote beweging probeert hij de inhoud van vele gespecialiseerde theologische en dogmenhistorische studies voor een breed publiek toegankelijk te maken. Dat lukt hem ook nog.
Heilige Maria
MacCulloch schrijft ‘1600’ en niet ‘1500’. Op dat moment waren de belangrijkste ontwikkelingen van de Reformatie al achter de rug: de Europese christenheid was in verschillende richtingen uiteengevallen, maar nog steeds werden de belangrijkste geloofsinhouden gedeeld. Alleen de vijfde basistekst was nu die van een specifieke kerk geworden: van de rooms-katholieke. En juist die tekst was ten dele nieuw: pas in de zestiende eeuw werd de bede ‘Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood’ aan het weesgegroet toegevoegd. Die woorden geven aan waar de scheiding was gevallen: protestanten vroegen Maria niet meer om voorbede en in het uur van de dood was het naar hun mening sowieso te laat.
Als de term ‘hervorming’ of ‘reformatie’ ergens op van toepassing is, dan is het wel op de ontwikkeling van de katholieke kerk in de zestiende eeuw: die vernieuwde religieuze inhouden en geloofspraktijken en ‘hervormde’ zich dus letterlijk. De katholieke kerk bouwde – nu met wat meer urgentie – verder aan het geestelijke bouwwerk dat in de loop van eeuwen gestaag was opgetrokken.
De protestanten daarentegen wilden terugkeren in de geschiedenis, naar de dagen van de oorspronkelijke kerk, en juist in hun humanistische zoektocht naar de zuivere bronnen waren ze onbedoeld aan iets geheel nieuws begonnen. De Kleine Catechismus van Luther uit 1529 of de gereformeerde Heidelbergse Catechismus uit 1563 waren niet veel meer dan eenvoudige verklaringen van de meest elementaire katholieke geloofsteksten: het Credo, de Tien Geboden en het onzevader.
Panoramisch en uitputtend beschrijft MacCulloch de grote veranderingen die de gehele Latijnse christenheid in de vroegmoderne tijd doormaakte. Ondanks het enkelvoud in de titel gaat zijn boek niet over één Reformatie, maar om een stuk of vijf: de lutherse, de gereformeerde en de radicale Reformatie die allemaal in de chaotische situatie rond 1520 op gang kwamen, de katholieke die ongeveer twee decennia later volgde, en ten slotte nog de anglicaanse, die pas herkenbaar werd toen de Engelse kerk zich in de zeventiende eeuw van het gereformeerde spoor losmaakte.
Eigenlijk, zo zou je MacCullochs verhaal op zijn allerkortst kunnen samenvatten, ging het niet om de basics van het christelijk geloof, maar om de manier waarop dat functioneerde: om de rol van de kerk in het leven van de gelovige. Luther wilde praten over het geloof, schrijft hij ergens; zijn tegenstanders wilden het hebben over gezag.
Centraal in vrijwel alle conflicten – niet alleen tussen katholieken en protestanten, maar ook tussen protestanten onderling – stond de eucharistie of het avondmaal: het ritueel waarbij de gelovige het innigst met God in contact kwam. Terecht bestrijdt MacCulloch daarbij het moderne cliché dat het protestantisme individualistisch was: juist in de gereformeerde praktijk van de avondmaalsviering draaide alles om de onderlinge gemeenschap van de gelovigen. Ook in de nadruk op tucht, waar destijds trouwens een grote wervende kracht van uitging, stond de gemeenschap centraal.
Transsylvanië
Het grootste deel van MacCullochs boek bestaat uit het chronologisch vertelde verhaal van de religieuze en politieke verwikkelingen die Europa in de zestiende eeuw op zijn kop zetten. En daarbij heeft hij het werkelijk over de gehele Latijnse christenheid: van Ierland tot aan Transsylvanië en van Zweden tot aan Spanje. Het verhaal van de protestantse hervormingen is ronduit dramatisch; de mislukkingen overheersten vaak het succes. Rond 1590 stond ongeveer half Europa onder protestantse invloed; een eeuw later gold dat nog maar voor een vijfde deel.
Voor Nederlanders, die nog zo vaak gevangenen zijn van de liberale mythe omtrent hun geschiedenis, is het vooral nuttig om de stukken over Polen-Litouwen – destijds de grootste Europese staat -, Bohemen en Transsylvanië te lezen. Daar werden bij tijden tolerante oplossingen gevonden waar men in West-Europa pas eeuwen later op zou komen.
MacCulloch maakt duidelijk hoe ongelukkig het is om het gereformeerde protestantisme, aanvankelijk geleid door mannen als Huldrych Zwingli, Martin Bucer en Heinrich Bullinger, zonder meer ‘calvinistisch’ te noemen, vanwege de enorme verschillen. De Franse hervormer Jean Cauvin was een man van de tweede generatie, bij tijden zeker invloedrijk, maar een onder velen. In
MacCulloch behandelt zoveel dat je niet gauw zult klagen dat hij iets onbesproken laat. Toch trof mij de geringe aandacht voor bijvoorbeeld de rol van kerken bij de armenzorg. Bij hem zijn kerk en theologie zozeer de voortdrijvende krachten dat hij de functie van kerken in de samenleving niet echt analyseert. Hij beschrijft meer wat religie en theologie met de samenleving deden dan wat de maatschappij omgekeerd met de kerk deed. Daardoor loopt zijn verhaal uit op een voorzichtige lofzang op de Verlichting, terwijl een nuchtere analyse van het maatschappelijke functieverlies van kerken in het moderne Europa – anders dan in Amerika – meer inzicht zou hebben geboden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees