Nederlandse verzetsstrijders staken in het laatste oorlogsjaar regelmatig de frontlinie in de Biesbosch tussen het bezette noorden en het bevrijde zuiden over. Tijdens bloedstollende acties brachten ze mensen, hulpgoederen en informatie naar de andere kant.
De Februaristaking, de liquidaties door Hannie Schaft, de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister, de redding van Joodse kinderen uit de Hollandse Schouwburg – als het over het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog gaat, denken we vaak in eerste instantie aan gebeurtenissen die zich afspeelden in de Randstad. Maar de zogenoemde ‘liniecrossers’ uit de Biesbosch zijn veel minder bekend, hoewel ze na de oorlog met onderscheidingen zijn overladen en door verschillende regeringen en inlichtingendiensten werden geprezen. Tijdens het laatste halfjaar van de Duitse bezetting hebben ze een zeer belangrijke rol gespeeld.
Nadat in de herfst van 1944 het zuiden van Nederland was bevrijd, liep de frontlijn grotendeels langs de grote rivieren. De grens tussen bezet en bevrijd gebied liep ook door de Biesbosch, het onoverzichtelijke, vooral uit kreken, grienden, rietvelden, zandplaten en bossen bestaande en aan getijden onderhevige gebied tussen Amer en Boven-Merwede. Vanuit Werkendam en Sliedrecht voeren verzetsstrijders in totaal 374 keer heen en weer naar bevrijd gebied. Gebruikmakend van de duisternis en de getijdenstromen legden ze in kano’s of bootjes telkens tussen de 13 en 18 kilometer af, pal onder het spiedend oog van de Duitse troepen. Slechts een enkele keer ging het mis en werden ze gepakt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De liniecrossers vervoerden niet alleen neergestorte geallieerde piloten naar de overkant – en de bij de Slag om Arnhem zwaar gewonde Britse generaal John Hackett –, maar kwamen vooral met inlichtingen over de Duitse troepen en de situatie in bezet Nederland. Deze waren verzameld door de Groep Albrecht, een landelijk spionagenetwerk waarbij op zeker moment zo’n 800 mensen betrokken waren. Hun informatie was niet alleen van groot belang voor de geallieerde strijdkrachten, maar ook voor de Nederlandse regering in ballingschap. Tijdens de Hongerwinter moest die weten welke hulp het meest noodzakelijk was en van welke havens ze gebruik konden maken.
Telkens als ze in bevrijd gebied waren aangekomen, besloten de liniecrossers toch weer terug te keren. Met lege handen gingen ze nooit, en ze namen vooral voedsel en medicijnen mee. Op één nacht zijn zo 6,5 miljoen doses insuline naar bezet gebied gebracht, wat duizenden diabetespatiënten het leven heeft gered.
In Liniecrossers heeft Jelle Simons dit belangrijke, maar sterk onderbelichte hoofdstuk uit de geschiedenis van het Nederlandse verzet op zeer leesbare wijze opgetekend. Hierbij vertelt hij niet alleen de bloedstollende verhalen van de mannen die keer op keer hun leven waagden, maar schildert hij ook het bredere plaatje. Zo gaat hij uitgebreid in op het ontstaan van de Groep Albrecht en de na de invasie in Normandië snel veranderende oorlogssituatie.
Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.
Liniecrossers. Frontkoeriers van het verzet
Jelle Simons, 304 p. Omniboek, € 27,50