Home Lifestyle&trends: aapjes kijken

Lifestyle&trends: aapjes kijken

  • Gepubliceerd op: 22 september 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marjolein van Rotterdam

De hotspots van achttiende-eeuws Parijs. Lekker weg in de jaren dertig. Haute couture in de Middeleeuwen. Trends zijn van alle tijden. Culinaire avonturen, mode, wonen en uitgaan door de eeuwen heen.



Blufpoker was het, bedoeld om te imponeren. De eerste diergaardes hadden met dierenliefde niets van doen. Alle zestiende- en zeventiende-eeuwers die een beetje meetelden, hadden er een. Het waren Symbolen van Macht.

De eerste exotenverzamelaar was Lorenzo de Medici, die luipaarden, een wilde beer, leeuwen en zelfs olifanten bezat. Het idee kwam niet helemaal uit de lucht vallen: Egyptenaren verzorgden rond 4000 v. Chr. al wilde ‘heilige’ beesten in hun tempels. Gazellen graasden er in omheinde graslanden. Ook de grote beschavingen na hen hielden bij tijd en wijle een wild beest.

Maar de echte pronkerige verzamelingen ontstonden in de zestiende en zeventiende eeuw. Exotische soorten konden toen per schip naar Europa worden vervoerd. Zo is de VOC nog van belang geweest voor de geschiedenis van de dierentuin. De compagnie vervoerde de dieren voor talloze hooggeplaatste Europeanen en gaf ze soms ook weg als cadeau. Prins Maurits, bijvoorbeeld, kreeg in 1614 een helmkasuaris uit Batavia aangeboden.

Het vervoer per schip had hartverscheurende consequenties. Voordat de dieren in Europa aankwamen, legden vele het loodje. Er was meestal geen plek voor ze in het ruim, en dus werden ze op het dek geparkeerd. Na aankomst kregen de dieren het niet veel beter. Pas in de twintigste eeuw ontstond de gedachte dat het aardig zou zijn de dieren ruimtes te geven die enigszins op hun natuurlijke woonomgeving leken. 

De menagerieën waren lang het exclusieve speeltje van de rijken. Maar vanaf halverwege de zeventiende eeuw werden ze steeds vaker opengesteld voor het welgestelde publiek. De lagere klassen waren uiteraard niet welkom. Toch zagen ook die wel eens een exoot. Bijvoorbeeld in een rondreizende verzameling, of in de menagerie van een handelaar – zoals die van `Blaauw Jan’ bij zijn herberg aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam. Of op de kade van de VOC, waar de beesten als ze werden uitgeladen tijdelijk tentoongesteld werden. 

In 1828 gebeurde er iets spectaculairs. De London Zoo, de eerste openbare dierentuin, ging open. Amsterdam volgde Londen op de voet. De heren Westerman, Werlemann en Wijsmuller begonnen in 1838 een algemeen toegankelijke dierentuin voor de gegoede burger die het lidmaatschap kon betalen. In Rotterdam richtten twee spoorwegbeambten met een verzameling exotische vogels in 1857 de Rotterdamsche Diergaarde op. Den Haag kreeg zijn dierentuin in 1863, volgens tijdgenoten een van de eerste beschaafde ontmoetingsplaatsen `waar niet meer door de zogenaamde “fatsoenlijke klassen” allen die tot den nijveren of winkelstand behoorden werden uitgesloten’. 

De dierentuinen werden overigens niet zomaar opgericht. Ze moesten kennis verspreiden. Officieel moeten ze dat ook nog steeds. Maar of de opgesloten dieren dat effect sorteren, valt te betwijfelen. Bezoekers komen aapjes kijken omdat ze dat leuk vinden. In 1995 ontvingen zo’n elfhonderd dierentuinen wereldwijd 600 miljoen bezoekers. 

Ze zijn dus populair, hoewel er ook tegenstanders zijn. Die vinden de tuinen hopeloos ouderwets en geloven niet dat de diergaardes nut hebben voor de wetenschap of voor het instandhouden en beschermen van bedreigde diersoorten – iets waar de dierentuinen tegenwoordig zelf op hameren. De tegenstanders verafschuwen het opsluiten van wilde dieren: ze vinden het ethisch onjuist. Anderen verzetten zich dáár weer tegen. 

`Over dierentuinen heb ik net zoveel onzin gehoord als over God en godsdienst,’ zegt Pi Patel, dierentuindirecteurszoon in Yann Martels Het leven van Pi (ook zeer lezenswaardig voor dierentuinhaters). `Goedbedoelende maar slechtgeïnformeerde mensen menen dat dieren in het wild “gelukkig” zijn.’ Ze denken dat het vrije dier na het nuttigen van een prooi voor de spijsvertering een lange wandeling over de savanne maakt, en met het hele gezin ’s avonds op een boomtak zuchtend van geluk naar de ondergaande zon zit te kijken. Maar zo is het niet.’ 

Meer over dit onderwerp in `Zoo. A history of zoological gardens in the West’ door Eric Baratay & Elisabeth Hardouin-Fugier (Reaktion Books).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.