Home Lifestyle & Trends

Lifestyle & Trends

  • Gepubliceerd op: 21 maart 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marjolein van Rotterdam

De hotspots van achttiende-eeuws Parijs. Lekker weg in de jaren dertig. Haute couture in de Middeleeuwen. Trends zijn van alle tijden. Deze keer: missie en zending.


Het was een plicht: ‘Gaat en onderwijst alle volkeren,’ stond er in de bijbel, en dat werd letterlijk opgevat. Legers zendelingen (protestants-christelijk) en missionarissen (rooms-katholiek) trokken met gevaar voor eigen leven naar Afrika, Nieuw-Guinea, Java en China om het evangelie te verkondigen. 
           
Enthousiast waren ze, ook al beklijfde hun boodschap vaak niet: in de achttiende en de negentiende eeuw klaagden de heilbrengers over het gebrek aan blijvend resultaat. ‘Ik heb in meerdere heijdense landen verkeert maar de zoogenaamde christenen nergens zoo verre verdwaalt in gruwelen verzoopen gevonden als hier,’ schreef ds. Verbeet in Elmina (Guinea) in 1766. En Mewes Jans Bakker, rond 1810 op de Kaap, moest tot zijn spijt constateren dat er soms geen enkele inlander aanwezig was bij zijn zondagsdiensten. 
           
Dat de boodschap niet aansloeg, lag uiteraard aan de heidenen. Slechts een enkeling zocht de schuld bij de brengers van het woord van Christus zelf. ‘Hunne onkunde in de zeden, gewoonten en godsdienst der volken die zij willen bekeren, hun vooroordeel tegen al wat heiden is, hunnen dweepachtige religie-yver […], hunne schrikpredikatieën, en bedreigingen met hel, duivel en verdoemenis’ maken hun arbeid onder de heidenen vruchteloos, schreef Jacob Haafner over de protestantse zendelingen die hij begin negentiende eeuw aan het werk gezien had op de Kaap. 
           
Pas in de twintigste eeuw kreeg de missie meer oog voor de noden en gewoonten van de ontvangers. Werk en onderwijs werden nu de middelen om het geloof te brengen, onder het motto ‘eerst de school, dan de kerk’. Missionarissen stonden voor de klas of startten landbouw-, veeteelt-, en tuinbouwbedrijfjes. Missieposten werden timmerwerkplaatsen, smederijen en steenbakkerijen. Dat werkte wel. 
           
Wie er niet als zendeling op uittrok, vervulde zijn missieplicht thuis, via ‘de geestelijke steun van het gebed en de stoffelijke hulp van aalmoezen’. Dat was en bleef hard nodig. In de twintigste eeuw breidden zending en missie hun activiteiten uit naar Oost-Europa, om de ongelukkigen die zuchtten onder het heidense communisme troost te bieden, en onder joden. Twaalfhonderd miljoen mensen leefden nog in de duisternis van het ongeloof, schatte de Katholieke Illustratie net voor de Tweede Wereldoorlog. 
           
Thuis werd daarom bij alle gezindten druk gecollecteerd en verzameld. Kinderen stopten elke maandag op school een cent in een spaarpot met de vorm van een knikkend negerhoofdje. En iedereen gooide zijn melkdoppen en zilverpapier in de Hapneger, een pop in de vorm van een bosneger met een gleufmond. 
           
Bij vergissing werden de melkdoppen ook wel eens naar de missielanden gestuurd. Toen Nederland in 1953 in nood was, deed Indonesië hetzelfde. Jack Meulemans was negen jaar en zat op de fraterschool in Makasar op Zuid-Celebes (nu Sulawesi): ‘Op een dag kregen wij van onze frater te horen dat in Nederland een watersnoodramp was gebeurd. Er werd ons toen gevraagd om melkdopjes en zilverpapier van sigaretten te verzamelen, die dan naar Nederland werden gestuurd. We wisten niet wat ze ermee gingen doen, maar deden het gewoon.’ 
           
De ondersteuning was goed georganiseerd en zat marketingtechnisch uitstekend in elkaar. Het thuisfront regelde tentoonstellingen (‘zento’s’), optochten, collectes, en de merchandising: de verkoop van kalenders, busjes, almanakken, kaarsen, glazen en bekers. De spullen werden aan de deur verkocht door kinderen, dus niet-kopen was not done. Zo kwam in elk huisgezin een zendingsbusje te staan of een missiekalender aan de muur te hangen, en dronk men overal limonade uit glazen van de Suriname-zending. 
           
Ter stimulering van de goedgevigheid verschenen verhalen als ‘Van de rimboehut naar het klooster’ en ‘Goed verzorgde zwartjes’. Ze stonden in algemene tijdschriften als de Katholieke Illustratie of de Spiegel, of in een van de honderden speciale organen als Heidenbode en mosterdzaad, Het eeuwig evangelie, Verre Naasten, of Ons getuigenis, en gingen erin als Gods woord in een ouderling. Ons getuigenis was het orgaan van de vereniging voor evangelisatie onder de joden in Oost-Europa, opgericht en opgeheven in 1940.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.