Home Liefdesmoord in Nijmegen

Liefdesmoord in Nijmegen

  • Gepubliceerd op: 30 oktober 2013
  • Laatste update 13 apr 2023
  • Auteur:
    Steffie van den Oord
  • 13 minuten leestijd

Nijmegen, 1713. Anna Maria Vonk staat op het schavot met haar minnaar, de dichterlijke luitenant Behr. Zijn zij schuldig aan de moord op haar man? Het procesdossier van de ‘liefdesmoord’ leest 300 jaar later als het ruwe materiaal voor een klassiek drama, met dwingende liefdesbrieven die dienden als bewijsstukken.

Samen stonden ze op het schavot. Zij, moeder van vier kinderen, was veroordeeld tot de wurgpaal. Haar minnaar, luitenant Behr, werd levend geradbraakt. De belangrijkste bewijsstukken: veertien liefdesbrieven, van hem aan haar.

Dwingende liefdesbrieven. Ik pluisde ze uit, net als destijds de heren schepenen van het Nijmeegs Schepengericht, dat rechtsprak in criminele zaken. Tussen de verliefde woorden door dreigde de minnaar van Anna Maria Vonk haar man dood te steken: Huibert Cock, een drankzuchtige procureur. Die raakte op 26 november 1712 vermist, en werd vijf dagen later opgevist uit de Waal. Met drie steekwonden in zijn buik.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

De ‘liefdesmoord’ beroerde de stad. Talloze getuigen werden opgeroepen. Maandenlang duurde het proces, dat ongekend was in Nijmegen. Vermoordde Vonks minnaar haar man? En was zij medeplichtig?

Nooit werd de zaak met zekerheid opgelost. Dat kwam door een halfslachtige bekentenis van Behr, die bang was voor de pijnbank – later trok hij zijn bekentenis weer in. En door de brieven – met dreigementen – van zijn hand; die van haar hadden ze niet. Anna Maria werd veroordeeld omdat ze de schijn tegen had; het overspel bekende ze meteen.

Als ze schuldig was aan overspel, was het waarschijnlijk dat ze ook op de hoogte was van de moordplannen waarmee haar minnaar zou hebben rondgelopen, en ermee had ingestemd, zo werd geredeneerd. Maar tot op de pijnbank ontkende ze dat.

En er was nog een verdachte: een schimmige korporaal, vriend van Behr, die op de vlucht sloeg in de nacht dat Cock werd vermoord. Maar naar hem werd nooit gezocht. Toen hij eenmaal in de Duitse landen was, een lappendeken van rechtsgebieden, was het zoeken naar een speld in een hooiberg.

Het dossier van de rechtszaak bleef bewaard; slechts enkele stukken ontbreken. Het is vier centimeter dik, vol getuigenissen en verklaringen, met veertien liefdesbrieven en een met bloed ondertekende verklaring van luitenant Behr. Daarin geeft hij zich uit voor echtgenoot van Anna Maria Vonk, al is zij op dat moment nog – ongelukkig – getrouwd met Huibert Cock.

‘Ik onderschreven bekenne dat Anna Maria Vonk mijn Eerlijke getrouwde vrouw is en ik dezelve in alle eeuwigheid niet verlaten wil, en voor haar zorgen als een Eerlijk getrouw man toekomt,’ aldus Behr. Zelfs het zegel van deze wonderlijke, gepassioneerde verklaring, met inmiddels verbleekte bloeddruppels, roept vragen op. Bij nadere bestudering blijkt het de afdruk te zijn van een Duits muntje, ontdekte ik, al beweert Behr het te hebben bezegeld met zijn ‘aangeboren signet’.

Wat was dit voor een liefde? En was het wel een liefdesmoord? Dossier 896 uit het Oud Rechterlijk Archief Nijmegen, vol gekleurde, soms tegenstrijdige feiten, liet me niet meer los – zoals de hoofdpersonen in deze crime passionel elkaar niet meer loslieten.

Uit de verhoren, getuigenverklaringen en brieven is af te leiden hoe het begon. De Duitse luitenant Johann Ligorius Behr huurt een kamer bij procureur Huibert Cock, in de Korte Burchtstraat, schuin tegenover het stadhuis. En verliest algauw zijn hart aan de vrouw van Cock: Anna Maria, geboren Vonk, 27 jaar oud, moeder van vier kinderen en al tien jaar getrouwd met Cock, die meestal in de herberg zit.

Zijn zwager waarschuwt Cock: ‘Je huurder wordt te familiair met je vrouw’, zo verklaart hij later in een getuigenverhoor. Maar Cock weigert Behr de deur uit te zetten: het verhuren van een kamer aan de luitenant – een belangrijke inkomstenbron in de garnizoensstad – levert 52 gulden per jaar op. Cock gokt en drinkt. Hij kan elke cent gebruiken; voortdurend heeft hij ruzie met zijn vrouw, om geld.

Luitenant Behr mag blijven. Op één voorwaarde: hij mag zich niet meer – bij Anna Maria – in de keuken vertonen. Maar de eigenzinnige luitenant, die zeventien jaar vocht, onder meer voor het Staatsche Leger in de Spaanse Successieoorlog, laat zich niet graag grenzen opleggen. Uitdagend wacht hij Cock toch weer bij haar in de keuken op; zij, Anna Maria Vonk, verdient beter. Zij verdient hém.

De affaire is, net als Behr, niet meer te stoppen. ‘Ik zal u vandaag zo dikwijls kussen in mijn gedachten als er deze hele zomer bladeren in het Kalverenbos geweest zijn,’ schrijft Behr. ‘Razend word ik van louter liefde die ik tot u draag…’ Behrs knecht Müller fungeert als liefdesbode, hun postillon d’amour.

Als Cock ontdekt dat zijn vrouw en zijn huurder Behr elkaar liefdesbrieven schrijven, eist hij ze woedend en vernederd op. Maar hij krijgt ze niet. Het loopt uit de hand als de bedrogen echtgenoot, op aanraden van zijn zwager, pistolen aanschaft. En Behr via diens knecht, de liefdesbode, uitdaagt tot een duel – al kan Cock zelf amper met de vuursteenpistolen overweg. Als Behr te horen krijgt dat Cock de volgende dag, ‘bij het eerste licht’, met hem wil duelleren, is hij woest.

Nog diezelfde avond zoekt hij de confrontatie met Cock, die zich heeft opgesloten in een kamertje. Behr probeert er binnen te dringen. Cock moet de deur van het kamertje wel opendoen, en schiet op Behr. Maar het ketst. Behr trekt zijn degen. Op hulpgeroep van Anna Maria komt een burgerwacht het huis in, net op het moment dat Behr zijn degen in de buik van Cock priemt. Zonder door te steken – dat wil Anna Maria niet. Behr wordt gearresteerd.

Lang zit hij niet vast in de cel onder het stadhuis. Via zijn knecht krijgt Behr in zijn cel te horen dat Cock de brieven wil hebben, en hij ruikt zijn kans om vrij te komen. Als Cock zijn klacht tegen Behr intrekt, zal hij de brieven krijgen, laat hij weten. Cock heeft de brieven nodig om tot echtscheiding te komen en de kinderen op te eisen. Niet dat hij dat wil, maar hij kan ermee dreigen. En zo zijn vrouw terugkrijgen, op wie hij nog altijd verliefd is, zo blijkt uit verscheidene getuigenissen.

Behrs knecht zegt in een verklaring dat hij Cock, namens Behr, belooft de brieven te geven indien Behr vrijkomt. Cock, die procureur is en een kennis van de burgemeesters, weet dat nog te regelen ook.

Behr komt vrij en vindt een nieuwe kamer, maar weigert de brieven te geven. Cock is wanhopig. Zijn reputatie is bezoedeld, hij wordt uitgelachen.

Uit brieven en verklaringen blijkt dat Behr en Vonk elkaar stiekem blijven ontmoeten in een kamer in De Drie Kroone, een herberg om de hoek. Behr gebruikt zijn knecht als schildwacht; later zet hij zelfs verscheidene soldaten op wacht om de onmogelijke liefde mogelijk te maken. Anna Maria bekent later dat ze in de herberg ‘vleeselijke conversatie’ heeft met Behr.

Ten einde raad gaat Cock naar de overste-luitenant en zegt: ‘Het is nog niet gedaan met uw luitenant, al is hij uit arrest. Behr moet de stad uit, of ik zal niet leven!’ Er gaat een dode vallen – maar wie? Behr voelt zich bedreigd door Cock, die als burger rondloopt met pistolen, al mag dat niet. Behr heeft alleen zijn degen.

Maar ook de verliefde Behr geeft Anna Maria niet op. Hij wil liever ‘sterven in het vervloekte Nijmegen’ dan weggaan zonder haar, zijn ‘Mikgelief’ – op haar mikt hij, als militair.

Door Anna Maria geobsedeerd denkt hij de oplossing te vinden. ‘Vlucht met me mee naar Luik,’ schrijft hij haar. Want voor hem bestaat er maar één mogelijkheid: ‘dat wij met elkaar weggaan. Het mankeert aan niemant als aan mijn getrouwe Mikgelief, want ik zoek niet anders dan met u te leven en te sterven…’ Maar Anna Maria wil haar vier jonge kinderen niet in de steek laten.

‘En kunt gij de kinderen mee krijgen,’ schrijft Behr, ‘dan zal dat mij van herten lief zijn, en het is mij leet wanneer zulks niet geschieden kan. Maar zo het niet zijn kan, wil ik niet hopen dat gij u om uwe kindershalve u zelve alle uwe leefdagen zult willen ongelukkig maken.’

En dan schrijft hij: Maar zo gij niet wilt, want ik neem geen excuus aan, zo steek ik zo waar als God leeft uwe kerel dood.’

Zo wordt Anna Maria volledig in het nauw gedreven. Haar man eist de kinderen op. Scheiden en de kinderen niet krijgen? Dat doet ze nooit, weet hij. Anna Maria stuurt op uitstel aan, blijkt uit de brieven van Behr, die niet veel geduld meer heeft.

Hoe verliefd is Anna Maria? De schepenen, die steeds vragen naar het overspel – een strafbaar feit, en onderdeel van het proces –, willen het ook weten; haar brieven hebben ze niet. Na ze te hebben gelezen, gaven Behr en Anna Maria elkaars brieven terug. Zij verbrandde de hare. Maar de inhoud van haar brieven leiden ze af uit de zijne, want hij haalt haar woorden aan. Daarmee schreef hij niet alleen zijn eigen doodvonnis, maar ook het hare. Zij zou haar brieven eindigen met de woorden: ‘Ik blijve u getrouw tot in den dood.’

Anna Maria mag dan verliefd zijn en vaak ‘de ganse dag’ aan Behr denken, ze is ook nuchter. Bang dat Behr genoeg van haar zal krijgen en dat zij met lege handen – en zonder kinderen – achterblijft. Ze kan haar kinderen uiteindelijk niet in de steek laten. Ze gaat niet mee naar Luik en trekt haar eigen plan. Ze wil een eigen winkel beginnen, scheiden en de kinderen houden – of blijven zien.

Maar Behr geeft niet op. De met bloed ondertekende verklaring moet haar overhalen om toch met hem te vluchten. Cock geeft zijn vrouw evenmin op en blijft zeuren om de brieven, waarmee hij haar in zijn greep denkt te hebben.

En dan gebeurt het. Op een onstuimig natte zaterdagavond, 26 november 1712, lokt Behr zijn rivaal Cock naar het Kalverenbos. Via zijn knecht, de postillon d’amour van de liefdesbrieven. Cock wordt gevraagd om mee te komen naar het stadsbos om ‘zekere brieven’ te krijgen. Uit de getuigenis van die knecht en van de meid blijkt dat Cock daarop zijn pistolen grijpt en die in zijn zak steekt onder de uitroep: ‘Nu zal ik tot mijn voornemen komen!’ De meid is verbaasd dat Cock in alle spanning zo ‘blijmoedig’ de deur uit gaat, verklaart ze later.

Huibert Cock komt nooit meer thuis.

Wat speelde zich die avond af in het Kalverenbos? Werd Cock vermoord door Behr? Of door korporaal Kummer, die Behr vergezelde – een makker van Behr, die diezelfde nacht nog op de vlucht slaat?

Geruchten komen meteen op gang. Een buurvrouw waarschuwt Anna Maria, blijkt uit een getuigenverklaring: ‘Ze zeggen dat uw man vermoord is. Als gij er schuld aan hebt, pak dan uw biezen.’ Maar Anna Maria antwoordt ferm: ‘Ik heb daar geen schuld aan. Ik zal niet weggaan, al trekken ze mij met vier paarden uiteen.’

Ook Behr vlucht niet. Omdat hij onschuldig is? Of zich veilig acht?

Vijf dagen later wordt het stoffelijk overschot van Huib Cock opgevist uit de Waal. Behr, zijn knecht en Anna Maria Vonk worden diezelfde dag nog gearresteerd. Kummer is met de noorderzon vertrokken.

Behr heeft de schijn tegen en lijkt vanwege de brieven met bedreigingen kansloos. Uit angst voor tortuur bekent hij de moord te hebben gepleegd, maar hij trekt zijn bekentenis weer in. De dreigementen in de brieven waren alleen maar geschreven om Anna Maria, op wie hij ‘zeker verliefd’ was, sneller bij hem te doen komen.

Kummer zou het hebben gedaan, in een uit de hand gelopen handgemeen, beweert Behr. Samen met Kummer had hij Cock ‘alleen maar de pistolen willen afnemen, om ze aan de burgemeesters te laten zien’, met als lokmiddeltje de brieven.

De schepenen geloven Behr niet. Er is bloed gevonden op zijn degen. Dat is erop gekomen in de worsteling, toen Cock zijn degen greep na met een pistool te hebben gedreigd, aldus Behr. Hij zou vervolgens weg zijn gegaan om een schildwacht te halen, die hem moest helpen de burger Cock zijn pistolen af te nemen. Maar Kummer stak Cock dood voor het zover kwam.

Behr was ‘ontsteld’. Hij ‘wist niet wat te doen’. Toen zou Kummer hebben voorgesteld het lichaam ‘in het water te smijten’.

Behrs versie wordt niet serieus genomen. Hij is de moordenaar, staat voor de schepenen vast.

Was Anna Maria medeplichtig? Daar draait het proces vervolgens om. Het overspel bekent ze. Medeplichtigheid aan moord niet. Er ligt te weinig bewijs, en zonder bekentenis kan haar geen doodstraf worden opgelegd. De twijfel blijft. De schepenen veroordelen haar tot de tortuur om een bekentenis te krijgen, maar ze weet te ontkomen aan de pijnbank: ze is zwanger, beweert ze. Van haar minnaar. Een zwangere vrouw mag niet worden gemarteld.

Het leidt tot uitstel. Maar dik is ze niet en op haar onderrok worden ‘rooie vlekken’ gevonden. Van haar maandstonden? Die vlekken zijn oud, beweert ze. Die zijn vers, beweert de vroedvrouw die haar onderzoekt: Anna Maria is niet zwanger, stelt zij, zelfs niet twee of drie maanden.

De beste artsen worden aangeschreven: kan een vrouwspersoon bloed verliezen en toch zwanger zijn? Prille zwangerschap is niet uit te sluiten, antwoorden de hofartsen in Kleef; al te jong leven is niet met zekerheid was vast te stellen. ‘Gelijk het wel moeilijck is en alleen de meest ervaren hoveniers toekomt de planten te kennen wanneer zij beginnen uit de aarde voort te komen.’ Zij waarschuwen: ga nooit af op bloedverlies!

Het ‘scherp verhoor’ wordt uitgesteld, telkens weer.

Uiteindelijk wordt Anna Maria niet geloofd en belandt ze toch op de pijnbank. Het martelverhoor, letterlijk vastgelegd, is aangrijpend om te lezen. Anna Maria blijft volhouden dat ze niet medeplichtig is, ook na pijniging, en ze houdt het lang vol. Tot ze uiteindelijk, voor haar tweede martelverhoor, alles toegeeft wat men wil horen: ‘Bij het zien van de scherprechter en diens toestellen bekent ze. Verklaart dat ze van tevoren heeft geweten dat Behr haar man heeft willen ombrengen, en ook dat hij hem omgebracht heeft.’ Maar ze verklaart ook: ‘Ick wil ja zeggen want ick wil geen tormenten meer uytstaan.’

Een dag later, op 5 maart 1713, moet ze het ‘vrij van banden’ bevestigen. Maar dat weigert ze: ‘Ik wist alleen van zijn dreigementen,’ verklaart ze. ‘Ik heb er nooit in toegestemd dat hij hem kwaad zou doen.’

Te laat in het proces krijgt Anna Maria Vonk een advocaat, ene Swaen. ‘Overspel wordt dagelijks gepleegd, zonder dat er moord op volgt,’ verwoordt hij opvallend modern. Anna Maria bekommert zich dan nog maar om één ding. Ze dient een verzoek in: of het weledele schepengericht zo goed wil zijn om voor haar kinderen zorg te dragen.

In de laatste aantekeningen van de schepenen staat dat de knecht van Behr in ondertrouw is – ‘en zij is zwanger,’ staat erbij gekrabbeld. Op 28 maart 1713, de dag waarop zijn heer Behr en Anna Maria Vonk worden terechtgesteld, krijgt de knecht gratie.

Vanwege de leesbaarheid zijn de oorspronkelijke citaten licht aangepast.

De op deze historische feiten gebaseerde roman Vonk. Een noodlottige liefde (256 p. € 19,95) verschijnt in november bij uitgeverij Atlas Contact. Dit boek is verkrijgbaar in onze winkel. Ga naar historischnieuwsblad.nl/winkel om het te bestellen.

Serie

Dit jaar publiceren vier schrijvers van literaire non-fictie bij uitgeverij Atlas Contact in Historisch Nieuwsblad, vooruitlopend op een nieuw boek. In dit nummer Steffie van den Oord over een dramatische liefdesmoord in de achttiende eeuw. Eerder verscheen een voorpublicatie uit De vergelding van Jan Brokken, over de Tweede Wereldoorlog in het plaatsje Rhoon, en uit 1945. Biografie van een jaar van Ian Buruma, over de seksuele euforie in 1945.