Iedereen heeft een hekel aan de politiek. Zelfs politici zeggen vaak een hekel aan hun beroep te hebben. Ze zouden liever iets anders doen, maar offeren zich op in het algemeen belang. In vrijwel alles dat over de politiek gezegd en geschreven wordt, klinkt afkeer en kritiek door.
Het meest spraakmakende fenomeen van de Nederlandse politiek van het afgelopen decennium, het populisme, dankt zijn populariteit aan dit brede misprijzen. Volgens de populisten deugt er helemaal niets van het politieke bedrijf. De zogenaamde democratie is geen democratie en de politici dienen niet hun kiezers en het landsbelang, maar louter hun eigen belangen. De populistische retoriek is niet anders dan een lange delegitimerende tirade tegen de politiek. Pas als de politiek in zijn huidige vorm is afgeschaft, zal er sprake zijn van een echte democratie.
De wekelijkse opiniepeilingen zijn in feite een essentieel onderdeel van de aanhoudende populistische delegitimatie. Elke week blijkt immers onveranderlijk dat de stemming van de kiezers op dat moment een geheel andere is dan de stemming van de kiezers op de dag dat de laatste verkiezingen zijn gehouden.
Dat verschijnsel wordt nog versterkt door de politieke bewegelijkheid van de kiezers, ze waaien van partij naar partij als afgevallen herfstblad. De zittende coalitie, die een ruime meerderheid heeft in de Tweede Kamer, krijgt week na week te horen dat ze die meerderheid al lang kwijt is, dat het een schande is dat zij tal van maatregelen neemt waar de kiezers het helemaal niet mee eens zijn.
Wie maakt nog duidelijk dat die peilingen flauwekul zijn, dat er nu eenmaal slechts één peiling is die er toe doet: de verkiezingen. Bij elke verkiezing blijkt opnieuw dat een verkiezing heel andere resultaten geeft dan de opiniepeilers ons voorspellen. Willen we werkelijk de parlementaire democratie vernietigen, dan moeten we vooral doen alsof die peilingen een soort wekelijkse verkiezingen zijn.
De academische wereld is minstens even smerig, even vervuld van list en bedrog
Het populisme en de populistische peilingen bevorderen in hoge mate de instabiliteit van het systeem. Omdat de zittende politici niets goed doen, is er een permanent aanbod van nieuwe partijen die alles gaan veranderen, die nu eens echt naar de burgers gaan luisteren. Deze politieke avonturiers zorgen er vervolgens voor dat het vrijwel onmogelijk is om nog een stabiele regering te vormen. Zo bevordert de instabiliteit de verdere instabiliteit. De oppositie heeft altijd gelijk en als zij aan de macht komt heeft zij vervolgens per definitie ongelijk.
De journalistiek levert zijn eigen bijdrage aan het populistische wantrouwen. Zij beschrijft de politieke wereld als een kwalijk theater waar de hoofdrolspelers voor het voetlicht de held zijn, maar tussen de coulissen smerige spelletjes spelen.
Het is ongetwijfeld waar dat het niet altijd zachtzinnig toegaat in de politiek en dat veel politiek gedrag geen schoonheidsprijs verdient. Dat is echter heel begrijpelijk, want het gaat in de politiek nu eenmaal om de machtsvraag en dan wordt er gevochten op het scherp van de snede en dat is maar goed ook.
De suggestie is onveranderlijk dat de politieke wereld slechter is dan andere ‘werelden’, bijvoorbeeld de academische wereld, of de zakenwereld, of de modewereld. Maar dat is geenszins het geval. De academische wereld is minstens even smerig, even vervuld van list en bedrog en van schijn die voor werkelijkheid doorgaat als de politieke wereld, en dat geldt ook voor die andere werelden.
Die worden echter veel minder scherp in de gaten gehouden door de media. Oh wee als de schijnwerper van de media eens op een andere wereld wordt gericht, dan blijkt het daar vaak meer te stinken dan in de politiek. We weten in de politiek vaak heel wat beter waar we aan toe zijn. Het is tijd voor wat meer begrip voor de alledaagse politiek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees