Het vreemdste aan de kruistochten is eigenlijk dat ze werden gehouden. Op de eerste en de derde na mislukten ze allemaal. Bovendien waren ze volstrekt overbodig. Je kunt de kruistochten vanuit twee perspectieven benaderen: vanuit Europees perspectief, en dan met name met een Franse blik. En vanuit het Midden-Oosten, met een islamitische blik. Thomas Asbridge, docent middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Londen, doet beide – en met verve. Hij laat zien wat zich afspeelt in Outremer, Frans voor ‘over zee’, een aanduiding voor het land dat nu pakweg Israël, de Palestijnse gebieden, Libanon en Noord-Syrië omvat. Maar hij schrijft ook delen vanuit islamitisch perspectief.
In 1095 begon de Latijnse christenheid een heilige oorlog tegen de wereld van de islam, en soms ook tegen de medechristenen van Byzantium. Zo’n 60.000 tot 100.000 lieden gingen gewapend op weg om het Heilige Land te veroveren. Wonderlijk genoeg leidde de bizarre tocht dwars door Klein-Azië tot succes. In 1099 werd Jeruzalem ingenomen. In totaal werden vier Latijnse kolonies gesticht: het koninkrijk Jeruzalem, het vorstendom Antiochië en de graafschappen Edessa en Tripoli.
De vier rijkjes lagen allemaal aan de rand van het islamitische gebied, waarvan de grote centra werden gevormd door Bagdad en Cairo. De lokale heersers bekommerden zich aanvankelijk niet om de kleine volksplantingen aan de periferie. Als Asbridge iets duidelijk maakt, is het wel dat er geen rechte lijn loopt van de kruistochten naar de hedendaagse tegenstellingen. Met enig genoegen benadrukt hij dat het verhaal dat hij vertelt helemaal niet actueel is. In de Arabische wereld begonnen de kruistochten pas in de negentiende eeuw door het kolonialisme en na lezing van Europese boeken tot het historische bewustzijn door te dringen. Daarvoor maakte men zich niet druk om deze onbeduidende gebeurtenissen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Veel boeiender dan de onontkoombare, gruwelijke verhalen over de talrijke veldslagen en belegeringen zijn dan ook de beschrijvingen van het dagelijkse leven in de vier koloniale samenlevingen. Een kleine Frankische bovenlaag in steden en burchten heerste er over een uiterst diverse bevolking: er woonden christenen in alle kleuren en maten, maar ook moslims en Joden , die met name de dorpen bevolkten. De kolonisten integreerden in de wereld van het Nabije Oosten, sloten handelsverdragen en zelfs militaire bondgenootschappen met de islamitische buren. In rechtbanken mocht soms de eed op de Koran worden afgelegd. Vele kolonisten trouwden met inheemse vrouwen.
Toen in 1144 het eerste staatje Edessa onderging, werd drie jaar later de tweede grote kruistocht gehouden, met Bernard van Clairvaux als de grote propagandist. Dat werd niets. Toen in 1187 Jeruzalem veroverd werd door Saladin, leidde dat tot de derde kruistocht en de herovering in 1191 van Akko. Met die stad als centrum hielden de kolonisten het nog een eeuw uit. De burchten van de drie militaire ordes werden toen steeds belangrijker.
De latere kruistochten bereikten soms het Heilige Land niet eens, maar dwaalden af naar Constantinopel of Egypte. Veel belangrijker dan de dwaze en tot mislukking gedoemde militaire ondernemingen, aangevoerd door Franse, Duitse en Engelse koningen vervuld van geloofsijver, waren de regelmatige verbindingen met handelssteden in het Middellandse-Zeegebied. De kooplieden hielden Outremer overeind, niet de militaire veldtochten.
Toen de Egyptische Mammelukken in de loop van de dertiende eeuw hun gezag over grote delen van het Nabije Oosten vestigden, was het met de kruisvaarderkolonies op termijn gedaan. In 1291 viel Akko.
Ook de details maken het boek de moeite waard. In 1119 onthoofdde atabeg Ilghazi in Damascus de overwonnen heer van Zardana, ene Robert Fitz-Fulk. Volgens het verhaal liet hij diens schedel vergulden en met edelstenen inleggen, zodat een opzichtige bokaal ontstond. De befaamde schedel van Damien Hirst is dus niet zo origineel.
Thomas Asbridge
De kruistochten. De strijd om het Heilige Land
784 p. Spectrum, € 39,99