Home Koningin van het zink

Koningin van het zink

  • Gepubliceerd op: 22 februari 2022
  • Laatste update 01 nov 2022
  • Auteur:
    Remco Beckers
Koningin van het zink

Hoe maak je goud van zink? De Belgisch-Franse mijnbouwondernemer Fanny Mosselman verwierf het monopolie op de dakbedekkingen van het nieuwe Parijs dat Napoleon III liet bouwen. Deze zakelijke superdeal was het resultaat van jarenlang netwerken in de hoogste kringen. Alles wierp ze in de strijd: geld, tact en ook liefde.

Op het eerste gezicht lijkt Françoise Zoé Mathilde Mosselman – Fanny – een van die rijke Parijse vrouwen die een comfortabel, maar weinig belangwekkend leven leiden. Ze wordt geboren op 30 maart 1808 aan de Rue Saint-Denis 313, groeit op in een stadspaleis, geniet de juiste opvoeding, trouwt met adel en verkeert in de beste salons. Maar onder de oppervlakte speelt zich een ander verhaal af. Een verhaal over zelfstandig ondernemen, kansen creëren en op het juiste moment toeslaan.

Aan de basis van haar succes staat vader François-Dominique Mosselman, die in 1813 zijn oog laat vallen op een kwakkelende zinkmijn in Kelmis, een dorp vlak onder Vaals. De eigenaar is de Luikse uitvinder Jean-Jacques Dony, aan wie de wereld een lucratief zinkwinningsprocedé te danken heeft. Mosselman neemt het leeuwendeel van het bedrijf van hem over en verhuist naar Angleur bij Luik, waar het hoofdkantoor staat. Zijn kinderrijke gezin blijft in Parijs achter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Als tiener ontfermt Fanny zich al over regelwerk voor het familiebedrijf

Twee jaar na de overname vindt het Congres van Wenen plaats en wordt er een nieuw land geschapen: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bij het bepalen van de oostgrens doet zich de vraag voor of de zinkmijn bij Kelmis op zijn grondgebied ligt of in Pruisen. Beide regeringen stellen belang in de mijn. De ‘koopmankoning’ Willem I wil profiteren van de industrialisatie in het zuiden; hij heft hogere belastingen en vraagt meer pacht van industriëlen. Het zinkbedrijfje van Mosselman krijgt zelfs een dwangsom opgelegd van 200.000 gulden (nu zo’n 1,85 miljoen euro). Ook in Pruisen rommelt het: Mosselmans eigendom wordt betwist. De mijnconcessie stamt nog uit de Franse tijd, en waarom zou die nu nog rechtsgeldig zijn?

Door alle problemen met de Nederlanders en de Pruisen is de bejaarde Mosselman voornemens zijn handen van het zinkbedrijf af te trekken. Beter de boel tegen verlies verkopen dan jaar in jaar uit te moeten aanmodderen. Maar dan treedt dochter Fanny – 19 jaar pas – voor het voetlicht. Zij gaat naar Düren om te onderhandelen met de mijnbouwcommissaris die de rechtszaken van de Pruisische regering afhandelt. En ze boekt resultaat: de Pruisen gunnen de familie meer tijd om tot een oplossing te komen.

Fanny Mosselman beschikt in Parijs over connecties in de hoogste kringen.

Onbetamelijk

Als tiener ontfermt Fanny zich al over veel regelwerk voor haar vaders bedrijf. Achter de schermen, want het is voor een vrouw van stand onbetamelijk zich met geld bezig te houden.

Als haar bejaarde vader uit het bedrijf terugtreedt, wil Fanny wel in het zink, maar openlijk leidinggeven kan niet. Daarom wordt haar kersverse echtgenoot graaf Charles le Hon de frontman. Hij ondertekent alle zakelijke stukken, waarvan vele door Fanny zijn gedicteerd. Charles schrijft in privécorrespondentie zelfs geregeld over ‘de wensen van madame Mosselman’ – ze behoudt haar eigen naam. Het familiebedrijf heet ook veelzeggend Mosselman Frères et Soeurs.

Dat Fanny uit eigen beweging en zonder chaperon naar Pruisen afreist voor een zakenbespreking is ook hoogst ongebruikelijk. Het maakt de handen van Charles en Fanny’s broer Émile vrij voor een succesvol charmeoffensief richting de Nederlandse koning. Willem I scheldt de achterstallige pacht kwijt, sust de gemoederen met de Pruisen en wil de zinkmijn in 1830 zelfs wel als hebbedingetje overkopen.

Maar voordat de verkoop goed en wel wordt afgerond, krijgt de vorst heel wat anders aan zijn hoofd. Het is 25 augustus 1830 en de opera-uitvoering van De Stomme van Portici in Brussel mondt uit in de Belgische Opstand. Ook Fanny’s echtgenoot Charles, die als lid van de Staten-Generaal door Willem I is aangewezen om de band tussen noord en zuid te herstellen, neigt meer en meer naar het kamp van de opstandelingen en hun Franse ondersteuners. Zijn match met een Parisienne komt daarom uitstekend uit. Als hij de eerste Belgische ambassadeur in Frankrijk kan worden, grijpt hij die kans met beide handen aan.

Zinkwerker wordt een gerespecteerd beroep.

Aanvankelijk maakt Charles maar weinig indruk in Parijs. België is een jong land, zonder vastgelegde grenzen en met een nog lege troon. Maar hij wordt bijgestaan door Fanny. Officiële stukken of krantenartikelen maken weliswaar geen gewag van haar rol, maar haar invloed laat zich subtiel gelden. Het is Fanny die het Belgisch-Franse ijs breekt: tijdens een belangrijk bal opent zij de dans, niet met haar eigen gemaal, maar met prins Lodewijk, zoon van de Franse koning. Roddels doen de ronde en de schrijver Balzac lauwert haar als ‘de ambassadrice met het gouden haar’.

Politiek inzicht

Fanny gaat tout Paris af en organiseert haar eigen soirees in de deftige Faubourg Saint-Honoré, waar ze dankzij haar vaders erfenis ontzagwekkend met geld strooit. Grote schrijvers, kunstenaars en intellectuelen als Balzac, Musset, Sand, Liszt en Chopin worden haar intimi. In de opera valt het iedereen op dat de prinsen in de koninklijke loge alleen maar oog voor haar hebben. Zijn het haar Engelse snit en kapsel? Fanny volgt altijd de laatste mode, al valt haar anglofilie minder in de smaak. Ook haar inrichting is onderwerp van roddels, want empire-meubilair is erg ouderwets. En dan continu die jockeys en dandy’s om haar heen! Maar toch: Fanny heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht en begrijpt dat ze daar haar voordeel mee kan doen. Ze sluit vriendschap met koning Leopold van België, met koning Louis-Philippe van Frankrijk en met diens oudste zoon Ferdinand, die zijn leven lang gevoelens voor haar koestert.

Fanny heeft ook een sterk politiek inzicht, want op het juiste moment besluit ze haar focus te verleggen. In 1848 vinden in heel Europa revoluties plaats. De Franse julimonarchie valt en de Tweede Republiek wordt uitgeroepen, met als president een neef van Napoleon Bonaparte. Fanny staat onmiddellijk gereed; ze ontwikkelt een boezemvriendschap met Hortense de Beauharnais, ex-koningin van Holland en niet toevallig de moeder van de president.

Ook via de liefde weet ze dichter bij de president te komen. In 1833 prijkt Fanny op een schilderij van Nicolas Gosse en in de salon waar het wordt gepresenteerd ontmoet ze een jonge officier. De affaire met Charles de Morny, een buitenechtelijke zoon van Hortense de Beauharnais en dus een halfbroer van de president, is van meet af aan hartstochtelijk. Fanny draagt haar minnaar voor als bestuurslid van het zinkbedrijf. De bestuursvergaderingen – waaraan ook haar man, haar zoon en haar broer deelnemen – moeten ongemakkelijk zijn geweest. Als echtgenoot Charles le Hon in 1842 afzwaait als ambassadeur en naar Doornik verhuist, blijft Fanny in Parijs achter en komt haar relatie met Morny tot volle wasdom. Ze wordt zijn publieke minnares, raadgeefster, onderhandelaar en vennoot.

Tijdens de Belgische Opstand spelen zich in Brussel chaotische taferelen af. Schilderij door Gustaaf Wappers, 1835.

Ook knoopt ze een vertrouwelijke relatie aan met president Louis-Napoléon. Wanneer deze een staatsgreep voorbereidt, behoort Fanny tot de weinigen die ervanaf weten. Haar minnaar heeft een groot aandeel in het complot, samen met Fanny’s zoon Léopold, die net als zij al op 19-jarige leeftijd een sterke geldingsdrang toont. Fanny zelf financiert de geheime operatie met aanzienlijke bedragen. Als de coup d’état in de nacht van 1 op 2 december 1851 slaagt en de Franse president zichzelf tot keizer Napoleon III kroont, weet Fanny zich van zijn dankbaarheid verzekerd.

Monopolie

De gunst van de keizer weet Fanny meesterlijk uit te buiten wanneer Napoleon III zijn stedenbouwkundige Georges-Eugène Haussmann opdracht geeft Parijs grootscheeps te verbouwen. Haussmann vervangt de smalle, kronkelige straten door rechte boulevards en avenues. Zo krijgt de stad meer lucht en licht. Het voordeel van brede straten is ook dat ze niet gebarricadeerd kunnen worden en dat de gendarmerie er het overzicht houdt – wat koning Louis-Philippe met de arbeidersopstanden van 1848 overkwam, zal keizer Napoleon III niet gebeuren! De donkere, ongezonde woninkjes, brandhaarden van cholera-epidemieën, maken plaats voor grote appartementenpaleizen. Er ontstaat een uniform stadsbeeld van langgerekte bebouwing, opgetrokken uit kalksteen, voorzien van gietijzeren balkons en bekroond door mansardedaken – want die zijn het eenvoudigst en goedkoopst te realiseren. Voor dit type daken zijn pannen niet geschikt, er moet metalen bedekking komen. Maar welk materiaal? Lood is te zwaar, koper is te duur. Maar zink is perfect.

Fanny Mosselman heeft zichzelf door jarenlang netwerken in de gelukkige positie weten te manoeuvreren dat ze de juiste mensen van die boodschap kan overtuigen. Ze draagt persoonlijk bij Haussmann een idee aan om voetgangers te beschermen tegen de regen: het water moet worden opgevangen in dakgoten en vergaarbakken. En om de eenheid met de daken te bewaren, vervaardig je ook die van zink. Haussmann is enthousiast en in 1862 volgt een keizerlijk decreet dat alle Parijse nieuwbouw met zinken goten moet worden uitgerust. Binnen de kortste keren is heel Parijs met zink bedekt en groeit de zingueur uit tot een gerespecteerde vakman. De duizenden tonnen materiaal die daarvoor nodig zijn, worden geleverd door de familie Mosselman. Het mijnbedrijf in Kelmis, dat inmiddels is omgedoopt tot Vieille Montagne, verwerft het felbegeerde monopolie.

Alle daken en goten in Parijs moeten van zink worden

Dankzij deze superslag verdubbelen de opbrengsten elke tien jaar. De mijn groeit uit tot het meest lucratieve bedrijf in de Belgische geschiedenis en tot een van de eerste industriële multinationals. De grote winsten stellen de Mosselmans in staat om fabrieken over te kopen in Duitsland, Frankrijk, Italië en Engeland, en om nieuwe mijnen te openen in Zweden. Het Zweedse stadje dat speciaal voor de mijnwerkers wordt gebouwd, heet nog steeds Zinkgruvan. Samen met Charles de Morny zet Fanny bovendien handelsposten op in Pennsylvania en New Jersey. In Sint-Petersburg en Buenos Aires, overal komt het Belgische metaal op daken te liggen.

Fanny Mosselmans verhaal lijkt uniek. Er zijn weinig andere negentiende-eeuwse vrouwen bekend die als ondernemer of diplomaat zo’n sterke invloed wisten uit te oefenen als zij. Maar dat hoeft niet te betekenen dat er niet meer Fanny’s zijn geweest. Haar bedrijvigheid is goed gedocumenteerd, niet in de laatste plaats door haarzelf. Dat is bijzonder, want de codes van haar tijd en omgeving schreven voor dat vrouwen zich niet openlijk met zaken of politiek bemoeiden. Achter de schermen deden ze dat evenwel misschien wel vaker dan wij weten.

Meer weten:

Macht, wellust en zink (2021) door Remco Beckers hoort bij een tentoonstelling die Bureau Europa in het najaar van 2021 toonde over het zinkimperium van de familie Mosselman. Te downloaden via Bureau-europa.nl.

Moresnet. Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje (2016) door Philip Dröge vertelt smakelijk de geschiedenis van het ministaatje.

Zink (2016) door David van Reybrouck was het boekenweekessay en gaat over Moresnet, gezien door de ogen van een bewoner.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2022